De Euro, een politiek project?

De Euro als gezamenlijke Europese munt is een politiek project, hoor je in de huidige crisis vaak zeggen. Is de munt inderdaad ontstaan uit politiek opportunisme? Veel heeft in ieder geval te maken met de omstreden hereniging van Duitsland na de val van de Berlijnse Muur.

Op 7 februari 1992 ondertekenden de regeringsleiders van twaalf Europese landen het Verdrag van Maastricht. Daarmee was de Europese Unie een feit. De EU was de opvolger van de Europese Gemeenschappen, die weer uit allerlei losse economische samenwerkingsverbanden (EGKS voor kolen en staal, Euratom voor kernenergie, EEG voor de gemeenschappelijke interne markt) bestond.

Al die samenwerkingen gingen vanaf nu verder als een overkoepelend samenwerkingsverband. Maar het belangrijkste dat de regeringsleiders in Maastricht afspraken was de oprichting van een Economische en Monetaire Unie. De EU-landen zouden voortaan niet meer allemaal apart een economisch beleid voeren, maar gezamenlijk.

Als sluitstuk hoorde daar een gezamenlijke munt bij, de Euro. In de nieuwjaarsnacht van 2001 was het dan zover en haalde de toenmalige minister van Financiën Gerrit Zalm breedlachend de eerste eurobiljetten uit een geldautomaat.

In Maastricht werd formeel besloten tot de invoering van de Euro, maar het idee van een Europese munteenheid kent een lange voorgeschiedenis.

Een continentale munt, rustend op heel Europa als kapitaal en voortgestuwd door de activiteit van 200 miljoen zielen: zo’n munt zou de bizarre variatie aan geldsoorten die vandaag de dag bestaan moeten vervangen, met al die verschillende heersers, allen symbolen van ellende.

Dat schreef de beroemde Franse schrijver Victor Hugo in 1855. Dat al die verschillende Europese munteenheden die constant ten opzichte van elkaar fluctueerden een groot risico vormden werd pas goed duidelijk nadat op het Europese continent twee wereldoorlogen waren uitgevochten. De Europese economieën waren sterk met elkaar verbonden, maar ieder land voerde wel zijn eigen geldbeleid. Dat zorgde voor destabilisatie en ongelijkheid, en daarmee moest het eindelijk eens afgelopen zijn.

Slang in de tunnel

Om die destabilisatie tegen te gaan zijn er sinds 1945 verschillende dingen geprobeerd. Een van die pogingen heette ‘de slang in de tunnel’. Voor de Europese munten werd een beperkte bandbreedte van 2,25% vastgelegd waarbinnen ze vrij mochten fluctueren ten opzichte van de wereldmunt, de Amerikaanse dollar. Als een munt 2,25% in waarde steeg ten opzichte van de Dollar en een andere munt 2,25% daalde, was het verschil tussen die munten nooit meer dan 4,5%. Dat werd als acceptabel gezien.

De slang was helaas geen lang leven beschoren. Onder andere door de oliecrisis van 1973 verlieten steeds meer landen het systeem omdat ze hun munten vrij wilden kunnen devalueren (in waarde laten dalen om de eigen economie te stimuleren. Binnenlandse producten worden dan goedkoper en buitenlandse duurder). Ook andere experimenten om de Europese munten minder ten opzichte van elkaar te laten fluctueren bereikten niet de gezochte stabiliteit. In de praktijk bleek dat de Duitse Mark steeds sterker werd, terwijl de Franse Franc steeds moest devalueren om de Franse economie enigszins concurrerend te houden.

Al sinds de jaren vijftig, toen het ‘Wirtschaftswunder’ West-Duitsland een wonderbaarlijk snel economisch herstel liet zien na de Tweede Wereldoorlog, was Duitsland verreweg de sterkste economie van Europa. De D-Mark was een stabiele munt, geliefd bij beleggers en gewild op de internationale financiële markten. Wat de Bundesbank, de Duitse centrale bank deed was toonaangevend in Europa. Veel landen, waaronder ook Nederland verbonden zich nauw aan de Bundesbank om te kunnen meeprofiteren van de sterke Duitse economie. Oud-minister van financiën Onno Ruding zei:

Als de Bundesbank besloot zijn rente te veranderen om vier uur ’s middags, belden ze ons om vijf voor vier op om ons dat mede te delen. De Nederlandsche Bank maakte dan dezelfde verandering om vijf over vier bekend. Zo ver ging onze onafhankelijkheid nog.

Omdat Nederland en Duitsland op deze manier feitelijk één economisch blok vormden werd de Nederlandse gulden al snel een bijna even stabiele munt als de D-mark. Nederland had dus nauwelijks meer een onafhankelijk monetair beleid, maar vond dat prima zo. Voor Frankrijk, dat graag de eerste viool wilde spelen in Europa maar steeds geconfronteerd werd met zijn inferieure economische positie ten opzichte van Duitsland, was het echter een gruwel.

Het Duitse ‘nucleaire wapen’

Duitsland had na de Tweede Wereldoorlog beperkingen in zijn politieke macht maar was economisch des te sterker. De Franse president François Mitterand zei in 1988:

“Duitsland compenseert zijn zwakke diplomatieke positie met zijn economische macht. De D-Mark is in zekere zin het Duitse nucleaire wapen"

Beide landen zagen echter wel steeds in dat ze wederzijds van elkaar afhankelijk waren. Duitsland had Frankrijk nodig om niet politiek geïsoleerd te raken. Maar zo’n Duits isolement zou ook voor Frankrijk en de andere Westerse landen ongunstig zijn, omdat West-Duitsland nog altijd de brug vormde tussen Oost en West in de Koude Oorlog. Snelle, nauwere samenwerking tussen beide landen leek de enige oplossing.

De hoofdrolspelers

François Mitterand (1916-1996)Mitterand

President van Frankrijk tussen 1981 en 1995. Een uiterst scherp en pragmatisch politicus van de Franse Socialistische Partij. Verloor twee keer de verkiezingen voor hij in 1981 president werd. Hij zag de macht van het Oostblok gedurende de jaren tachtig afkalven en voorzag als een van de weinige Westerse politici een herenigd Duitsland. Toen het zover was wilde hij de hereniging ‘managen’, maar nooit blokkeren.

 Helmut Kohl (1930)

Bondskanselier van Duitsland tussen 1982 Bundesarchiv_b_145_bild-f074398-0021_2c_bonn_2c_pressekonferenz_bundestagswahlkampf_2c_kohltot 1998. Van 1978 tot 1998 politiek leider van de Duitse Christendemocraten (CDU). In tegenstelling tot Mitterand dacht Kohl tot kort voor de val van de Berlijnse Muur dat het nog ‘generaties’ zou duren voor Duitsland weer één zou worden. Toen hij overvallen werd door de snelle gebeurtenissen van 1989 had Kohl geen langetermijnplan. Toch wist hij door goede contacten de hereniging snel en ordelijk te laten verlopen.

 

Treuzelen

Een gezamelijke munt leek er hoe dan ook wel te komen, maar met de schokgolven die de val van de Berlijnse Muur in het najaar van 1989 door Europa trokken kwam alles in een onverwachte stroomversnelling. Toen de Muur eenmaal weg was en duizenden Oost-Duitsers vrij over de grens konden reizen om hun families te ontmoeten, werd duidelijk dat hereniging van Oost- en West-Duitsland slechts een kwestie van tijd zou zijn. De meningen in diplomatiek Europa daarover waren verdeeld. De Britse premier Margareth Thatcher, die zich graag verdiepte in oorlogsgeschiedenis, vreesde een herenigd Duitsland.

Mitterand zei er geen problemen mee te hebben, mits er een gezamenlijke munt zou komen. “Als Duitsland de moeilijkheden van hereniging heeft overwonnen en weer sterker wordt, zal het een Europese Unie zijn, en alleen een Europese Unie, die de Duitse macht kan inperken. Zonder gezamenlijke munt zijn we overgeleverd aan de Duitse wil”, zei hij.

Thatcher geloofde hem niet. Ze vloog naar Moskou om in het geheim Sovjet-leider Michail Gorbatsjov over te halen samen met Frankrijk en Groot-Brittannië de Duitse hereniging te blokkeren. Maar de Sovjet-Unie was op sterven na dood, en Gorbatsjov was niet bereid, of niet meer bij machte om politieke spelletjes te spelen.

Maar ook na de val van de Muur bleef de Duitse kanselier Kohl treuzelen over het afstaan van economische macht en onderhandelingen te beginnen over een monetaire unie. Het afstaan van de D-Mark als naoorlogs succes-symbool was nu eenmaal niet populair onder de Duitsers. Toen Mitterand hoorde dat Kohl een tienpuntenplan voor de hereniging had gepresenteerd in het Duitse parlement zonder hem daarvan op de hoogte te stellen werd de Fransman argwanend.

‘Terug naar 1913’

De oorlog was inmiddels bijna vijftig jaar geleden, maar het wantrouwen jegens Duitsland was nog altijd groot. Probeerde Kohl in het geheim zijn eigen weg te gaan en een machtig, herenigd Duitsland te creëren? Een Duitsland dat de naoorlogse vrede en stabiliteit in een keer omver zou blazen?

Mitterand, die de regie over de snelle politieke ontwikkelingen uit zijn vingers voelde glippen, eiste direct dat Duitsland serieus ging onderhandelen over een Economische en Monetaire Unie. Zo niet, dan zou Kohl een alliantie van Frankrijk, Engeland en Rusland tegenover zich vinden. “In dat geval zullen we terugkeren naar de wereld van 1913”, voegde Mitterand er dreigend aan toe.

Mitterand wist heel goed hoe gevoelig dit soort verwijzingen naar de Eerste- en Tweede Wereldoorlog in Duitsland lagen. Onder deze druk stemde Kohl in met onderhandelingen over één Europees monetair systeem. Duitsland moest zijn gekoesterde, harde D-Mark afstaan ten gunste van een Europese munteenheid.  Die onderhandelingen leidde uiteindelijk tot het verdrag van Maastricht, en de geboorte van de Euro en een kleine tien jaar later tot een lachende Gerrit Zalm bij de pinautomaat.

Tags

Reageren