En ze polderden nog lang en gelukkig...

Sinds Pim Fortuyn is het poldermodel zwaar verguisd - maar het blijft springlevend, zegt filosoof Jos de Mul. Het maakt straks de ontislamiseerders brodeloos en is er nu al in geslaagd om Wilders, ooit een gevreesd populist, te tranformeren tot een 'watje'.

Nederlanders mogen zichzelf graag beschouwen als nuchtere polderbewoners. Die typering van de volksaard staat op gespannen voet met de massahysterie van de laatste jaren. Of het nu gaat om de oranjeverdwazing die uitbreekt ten tijde van Europese of mondiale voetbalkampioenschappen of het euforische verdriet bij de dood van een volksheld als André Hazes, nuchter is wel het laatste woord dat daarbij van toepassing is.



Deze verschijnselen kunnen nog gelden als relatief onschuldige vormen van polderfolklore, maar ook de politiek is het afgelopen decennium steeds meer in het teken komen te staan van massale impulsiviteit, wisselvalligheid en prikkelbaarheid. Vooral de opkomst van het populisme heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. De moord op Pim Fortuyn en zijn begrafenis riepen emoties op die deden denken aan de hysterie in Groot-Brittannië na de dood van prinses Diana. Met de elkaar de tent uit vechtende Überpubers van de LPF deed een verschijnsel zijn intrede in de polderpolitiek dat de historicus Huizinga in de jaren dertig aanduidde als 'puerilisme': het explosieve mengsel van kinderachtigheid en barbaarsheid.

 De wisselvalligheid van de polderbewoners valt af te lezen aan de massaliteit waarmee bepaalde denkbeelden, die zich eerst konden verheugen in een grote populariteit, in korte tijd zijn verworden tot alles wat verkeerd en verwerpelijk is.

Dat geldt bijvoorbeeld niet alleen voor de ideologie van het multiculturalisme, die in de jaren negentig van VVD tot PvdA breed werd bejubeld (alleen op de flanken, CD en SP, was er kritiek te beluisteren), maar ook voor het veelgeprezen poldermodel.

 Het woord dook in de jaren negentig op om het opvallende succes van de Paarse Kabinetten te verklaren. Het had aanvankelijk vooral betrekking op de relatief harmonieuze samenwerking die in Nederland bestaat tussen werkgevers en werknemers, maar werd al snel de aanduiding van het Nederlandse streven om door middel van overleg tot consensus te komen. Clinton, Blair, Schröder en Jospin roemden het Kabinet Kok. Nederland gold als gidsland op de Derde Weg die Europa tussen het Scylla van het onbarmhartige kapitalisme en het Charabdis van het militante communisme naar een welvarende, duurzame en rechtvaardige toekomst zou voeren.

Zoals gebruikelijk had het succes vele vaders.

 Maar ook hier sloeg de stemming in korte tijd volledig om. Na de Fortuynrevolte werd het poldermodel massaal verguisd en beschouwd als de oorzaak bij uitstek van de deplorabele staat waarin de natie plotsklaps bleek te verkeren. Polderen, schikken en plooien werden synoniem met het sluiten van laffe compromissen en een gebrek aan bestuurlijke daadkracht. Ferme taal, confrontatiepolitiek en de roep om krachtig bestuur (wat in de praktijk neerkomt op permanente reorganisatie en krankzinnige beloningen aan de top), voerden het afgelopen decennium de boventoon.

 Maar nu het decennium van Fortuyn achter ons ligt, lijkt de paniek in de polder weer wat tot bedaren te komen. Het polderen blijkt hardnekkiger dan de hysterie.

Het duidelijkst laat zich dat aflezen aan de PVV. Waar Wilders zijn grote electorale succes tot voor kort voornamelijk te danken had aan zijn fortuynistische confrontatiepolitiek en geschimp op de Haagse polderkliek, daar is zijn beweging nu volop aan het polderen geslagen. De PVV wordt inmiddels niet alleen door VVD en CDA gedoogd als inofficiële regeringspartner maar heeft als gedoogpartner ook zelf een fikse teug genomen uit het voor de polderpolitiek kenmerkende gedoogelixer. Partij-ideoloog Martin Bosma is tegenwoordig zelfs een geziene gast bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA en heeft inmiddels zelfs een eigen opiniehoekje gekregen in de NRC, de buurtkrant van de vermaledijde Amsterdamse grachtengordel. Het kon daarom ook al nauwelijks meer verbazen dat zich met Statenlid Petra Kouwenberg zelfs een eerste PVV'er met dubbele nationaliteit - waaronder de Turkse! - heeft gemeld. Geen wonder dat Marine Le Pen, de moeder aller Europese populisten, Wilders inmiddels een met de vijand heulend watje noemt.

Menigeen beziet de groeiende salonfähigkeit van de PVV met zorg. Maar het lijkt mij eerder het bewijs van de kracht van het tolerante poldermodel.

Om dat in te zien is het goed wat langer stil te staan bij de historische wortels van dit model. Er is in navolging van historici als Huizinga en Romein al vaker op gewezen dat het polderen letterlijk zijn oorsprong vindt in de hydrografische structuur van ons land. Een volk dat voor een niet onbelangrijk deel onder de zeespiegel woont, is in zijn eeuwige strijd tegen het water aangewezen op egalitaire samenwerking. De waterschappen waren de eerste democratische bestuurs- en overlegorganen in ons land.

Maar niet minder belangrijk is het feit dat de Nederlandse staat in de zestiende eeuw ontstond uit een godsdienstoorlog tussen protestanten en katholieken. Daarna moest een manier gevonden worden om op vreedzame wijze met elkaar te kunnen samenleven.

 Zoals Herman Pleij in zijn 'Erasmus en het poldermodel' (2005) heeft uiteengezet, bestaat het poldermodel uit een unieke en eigenzinnige combinatie van conflictmodel en consensusbereidheid. Het koppelt een permanente confrontatie van zeer uiteenlopende standpunten aan de bereidheid om compromissen te sluiten. 

Dit komt ook tot uitdrukking in onze eeuwenoude debat-, kritiek- en cabaretcultuur, te beginnen met Erasmus' 'Lof der zotheid'.

Het poldermodel droeg ook sterk bij aan een sterke decentralisatie. De Republiek was eerder een praktisch samenwerkingsverband van stadstaatjes dan een overkoepelende staat. Dat decentralisme komt zelfs tot uitdrukking in de meervouden waarmee de Lage Landen zich altijd hebben getooid: van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tot aan het Koninkrijk der Nederlanden. 

Dit pluralistische poldermodel heeft bijzonder pacificerend gewerkt. Dat de moord op Fortuyn zo'n enorme impact kon hebben, komt omdat dit model ervoor gezorgd heeft dat ons land sinds de moord op de gebroeders De Witt in rampjaar 1672 geen politieke moord meer heeft gekend.

 Terwijl autonome stadstaten als Athene en Sparta in het klassieke Griekenland en Venetië, Florence, Pisa, Lucca en Bologna in Italië tussen de dertiende en zeventiende eeuw zich uitputten in adellijk machtsvertoon en destructieve onderlinge oorlogen, kozen de poldersteden van meet af aan voor een pragmatisch samenwerkingsverband. En waar de Griekse tragedie toont dat verblinde en overmoedige verabsolutering van het eigen gelijk onvermijdelijk tot rampspoed leidt, daar heeft de polderdemocratie gedurende meer dan drie eeuwen kans gezien de pedagogische les van de tragedie in praktijk te brengen door de tegenstellingen te pacificeren.



Natuurlijk heeft het poldermodel ook zijn schaduwzijden. Het stroperige overleg kost veel tijd, het kent vaak een gang naar achterkamertjes en het eindresultaat is zelden wat men het liefste zou willen. Wanneer we het poldermodel tolerant noemen, dan is dat vooral in de oorspronkelijke betekenis van het Latijnse tolerantia, dat slaat op het verduren van pijn, marteling of ziekte. Zo bezien is een werkelijk compromis geen gebrek aan bestuurlijke daadkracht, maar juist de moed om verschillen, tegenstellingen en spanningen te laten voortduren. Als zodanig is het verduren van deze pijn ook een verduurzamen van de pluraliteit en diversiteit die voor een leefbare samenleving vereist is. Een dergelijke tolerantie vereist geen Krachtig Leiderschap maar juist - laten we een geuzennaam kiezen - een Zwak Bestuur!



Het poldermodel mag dan de heroïek ontberen die Grote Politiek doorgaans aankleeft, maar daar staat tegenover dat polderhelden, zoals internationaal geluksonderzoek keer op keer aantoont, langer en gelukkiger leven. Dat komt niet in de laatste plaats omdat het poldermodel een uitstekend medicijn is tegen religieus en seculier fundamentalisme. Dat Nederland een van de sterkst seculariseerde landen ter wereld is, is mede aan de polderrituelen te danken. En ook het seculiere, politieke fundamentalisme, zoals dat de vorige eeuw in de gedaante van fascisme en communisme tot ontwikkeling kwam, heeft mede dankzij het poldermodel nauwelijks voedingsboom in ons land getroffen. En als het al tot ontwikkeling kwam, dan werd het door het poldermodel op efficiënte wijze gedomesticeerd.



In het licht van het voorafgaande is de vaak panische angst voor de vermeende religieuze en politieke fundamentalisering van Nederland overtrokken. Tegen de door de PVV gevreesde islamisering van onze cultuur kun je inbrengen dat de slordige achthonderdduizend moslims die nu nog in Nederland wonen al net zo hard seculariseren als de christenen. Het aantal moslims dat minimaal éénmaal per maand naar de moskee gaat, is volgens onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek in het afgelopen decennium van 47 naar 35 procent gedaald. Als dat zo doorgaat valt over enkele decennia politiek gezien geen droog brood meer te verdienen met de ontislamisering van ons land.



Omgekeerd laten de eerder genoemde polderbewegingen van de PVV zien dat we ook de schotschriften van auteurs als Rob Riemen - die het electorale succes van de PVV zien als een bewijs voor 'de eeuwige terugkeer van het facisme' - met een flinke schep zout moeten nemen. De provocerende, en soms zelfs beledigende toon van de PVV mag vaak onaangenaam in de oren klinken, maar ook dat hoort bij het polderritueel. Het afgelopen decennium is Nederland naarstig op zoek geweest naar zijn verloren identiteit en zijn talloze historische canons de revue gepasseerd. Terwijl die identiteit letterlijk onder onze voeten ligt. Polderen en laten polderen, dat is wat we altijd hebben gedaan en waarmee we even moedig als vrolijk moeten voortgaan.



Jos de Mul is hoogleraar Wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze (bekorte) tekst sprak hij op 9 april uit tijdens de Nacht van de filosofie in Amsterdam. De tekst is gebaseerd op zijn boek 'Paniek in de polder. Polytiek en populisme in Nederland'. Uitgeverij Klement, ISBN 9789086870738.

Tags

Reageren