Literair Amsterdam

Literaire happenings

Van De Egelentatier tot Literaturfest

Letteren in beeld

ITIN Social

  • Gerard Verbeek
  • Truus Gerritsen
  • Ans Hazenbrouck

Read comments (1)

Literair Amsterdam

Introduction

Literaire happenings

Literaire evenementen worden steeds populairder. Na de oprichting van het tijdschrift Das Magazin in 2011, startte het tijdschrift al snel met het organiseren van de literaire avond ‘Literaturfest’. Dat werd zo een succes, dat zij daar mee moesten stoppen. In plaats daarvan organiseert Das Magazin ieder jaar het Das Mag Festival, een avond met vijfentwintig leesclubs tegelijkertijd. Das Magazin is misschien geen pionier in het organiseren van literaire evenementen, maar mede dankzij het tijdschrift staat de avond van het literaire vermaak wel veelvuldig op de agenda van menigeen Amsterdams (uitgaans)gelegenheid. Er is echter meer dat onze hoofdstad verbindt aan de letteren. En dat zie je terug in het straatbeeld.

Van De Egelentatier tot Literaturfest

Sinds de oprichting van Amsterdam in 1275, vestigen auteurs zich in de stad. In de zestiende eeuw werden de rederijkerskamers De Egelantier en Het wit lavendel opgericht. In de Gouden Eeuw kwamen schrijvers als Joost van den Vondel, Jacob Cats, P.C. Hooft, G.A. Bredero, Constantijn Huygens, Roemer Visscher en zijn dochters Anna Roemerschdochter Visscher en Maria Tesselschade samen in het huis van Roemer Visscher en later op het Muiderslot om over literatuur en andere intellectuele zaken te converseren. In de negentiende eeuw woonden Multatuli, Jacob van Lennip, Frederik van Eden, Willem Bilderdijk en Isaac da Costa in de stad. Bekende namen uit de twintigste eeuw zijn Simon Carmiggelt, Gerard Reve, Harry Mulisch en Marten Toonder. De jonge generatie schrijvers, die na het millennium zijn gedebuteerd, bevolkt nu de straten van Amsterdam. Onder andere Jamal Ouariachi, Gustaaf Peek en Philip Huff wonen in de hoofdstad.

Letteren in beeld

De P.C. Hooftstraat, Willem Frederik Hermansstraat, de Simon Carmiggeltstraat, de Annie M.G. Schrmidtstraat, de Bilderdijkstraat en de Da Costakade. Vooral in de Kinkerbuurt zijn veel straten vernoemd naar schrijvers uit de achttiende en negentiende eeuw. Straten zijn echter niet de enige gedenktekens voor schrijvers in de stad. In het straatbeeld kom je zo nu en dan ook een standbeeld tegen; de één (Vondel in het Vondelpark) heel groot en de ander (Anne Frank nabij het Anne Frankhuis) heel klein. Daarnaast kent Amsterdam natuurlijk een groot aantal geboortehuizen, uitgeverspanden en literaire ontmoetingsplaatsen. Er zijn diverse literaire wandelroutes uitgezet langs deze plaatsen van betekenis. Zo leer je Amsterdam op een hele, andere manier kennen. Andersom dient Amsterdam ook als decor in literatuur. Zo woont koffiehandelaar Droogstoppel uit Multatuli’s Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche handelmaatschappij op Lauriergracht 37. Hoewel de Lauriergracht ten tijde van het verschijnen van het boek wél al bestond, bestond er geen nummer 37.

Amsterdam is een literaire stad: er wonen veel schrijvers, de stad dient als decor in literatuur en mensen komen er samen om te praten over boeken

Circa:
Nee

Adres

Oosterdokskade
1011DL Amsterdam
Nederland

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0

Reacties

UIT HET ESSAY: LITERAIRE WANDELINGEN DOOR SURINAME Hoofdstuk I Inleiding Wat is Surinaamse literatuur? De vraag wat men onder Surinaamse literatuur moet verstaan, is in de bestaande publicaties over dit onderwerp onbeantwoord gebleven, althans niet expliciet gedefinieerd en/of omschreven. Daarin wordt luchtigjes uitgeweid over de portfolio van de schrijvers en dichters, over hun voorkeuren en prestaties tijdens hun literaire escapades en wat dies meer zij, maar nergens tref je een uitgewerkte literair-analytische interpretatie van hun pennenvruchten. Hierdoor is de mythe van schrijvers en dichters uit de Surinaamse gemeenschap in zowel Nederland als in Suriname neergezet als een onbeweeglijke projectie van een ‘fata morgana’, c.q. de hang naar de imaginaire roem die misschien nooit komen zal. De zorgvuldigheid gebiedt om een tweedeling te maken indien er uitleg moet worden gegeven van wat Surinaamse literatuur is. De categorie literatoren die gevormd en klaargestoomd is voor het literaire ambacht verschilt van die in Nederland. Het enige dat die twee literatuurstromingen met elkaar gemeen hebben is dat een ieder vrijelijk met een al dan niet voltooid geredigeerd manuscript naar een drukkerij toe kan stappen om vervolgens een officieel boekwerk het levenslicht te doen aanschouwen. Verder zijn er in Nederland allerlei platforms w.o. manuscriptenbeoordelaars en literaire workshops die auteurs handzame instructies kunnen aanreiken om een goed gelukt literair product uit de pen te wringen. Niet zelden worden de workshops geleid door schrijvers die op enigerlei wijze hun sporen hebben verdiend binnen de Nederlandse letteren; hierbij rijst onmiddellijk de vraag of betrokkenen hun schrijftechnieken niet aan hun belangstellenden aan het opdringen zijn. In Suriname bestaan er sinds kort ook zulke platforms die qua deskundige begeleiding te kwalificeren zijn met de spreekwoordelijke uitdrukking: ‘de lamme leidt de blinde’. Voor het overige verwijs ik naar wat u in dit essay aantreft onder de kop:Bevoegde criticus. Een tweede misschien wat minder zwaarwegende overeenkomst tussen Surinaamse literatoren en hun collega’s in Nederland betreft de vrijheid van verwoorden. Tot collega’s reken ik dan niet uitsluitend Surinaams-Nederlandse literatoren maar ook de collega’s van Hollandse komaf en zij die afkomstig zijn uit andere etnische culturen maar in Nederland wonen. Allebei de samenlevingen hanteren de impliciete restrictie die wordt aangeduid met het begrip ‘politiek incorrect’ en waar een ieder hoogstwillekeurig zijn eigen invulling aan pleegt te geven. Er bestaat bijvoorbeeld geen lineaire correlatie tussen de verruwing van allebei de samenlevingen en de lijzigheid die men in het schrijfproces voorstaat. In Suriname zijn daar nooit discussieplatforms over geweest terwijl in Nederland het literair(e) tijdschrift De Gids een themanummer wijdde aan het onderwerp ‘straatrumoer in de Nederlandse roman’. Hierin werd hoogleraar Ton Anbeek die tijdens diens aanwezigheid als writer in residence in de VS had beweerd dat de Nederlandse roman geen straatrumoer zou kennen, even de oren gewassen. Anbeek werd omringd door vele auteurs die hem als een zwerm op drift geraakte sprinkhanen aanvielen. Volgens hem zou de Nederlandse roman gebukt en gebogen lopen onder de druk van de heersende Hollandse traditie om zich hyperventilerend vast te klampen aan clichématige thema’s als liefdesverdriet, echtscheidingen, het afschrijven van perikelen uit de jeugd, naweeën uit de Tweede Wereldoorlog en het jappenkamp etc. Nadat de storm was gaan liggen bleek het gebaar van Anbeek inderdaad niet waarschuwend genoeg te zijn geweest met als gevolg dat men na dit hete-stoom-afblaas-ritueel vrolijk en vlijtig doorging met koken volgens het klassieke Hollandse grootmoedersrecept. De laatste jaren is er wel een opmars zichtbaar onder opkomende Nederlandse schrijvers die helemaal over andere samenlevingen zijn gaan schrijven alsof ze ooit eerst Nederlanders waren geweest en daarna een andere culturele identiteit hebben aangenomen. Voor Surinaamse schrijvers en dichters zou het erop neerkomen dat zij het eigen werk eerst zouden moeten laten aanschouwen door de ogen van een vakgenoot en eerst daarna zouden moeten onthullen wat men zelf geschapen heeft. Ten gevolge van deze ‘apraxie’ lijkt de vernietiging van de zeggingsbevoegdheid een wegvallen van één van haar structuren: de fijnste en meest zichtbare. En als literatuur tegen het decor van voornoemde restrictie nooit iets anders mag zijn dan het geprivilegieerde werktuig van een bepaald gezag, dan is het geen volwaardige literatuur. Men leest bijvoorbeeld graag Louis-Ferdinand Céline maar zit niet te wachten op een Céline van eigen bodem omdat het dan meteen om corrumperende literatuur zal gaan die zou kunnen botsen met de heersende moraliteit. Hierbij rijst de vraag: in welk literair ambacht heeft men zich gestort en waarom dit ambacht noodzakelijk is om het uit te voeren.Dat doet de vraag rijzen naar het soort literair ambacht en de noodzakelijkheid ervan.? Waarom mogen de woorden zich niet in vrijheid organiseren, en waarom mogen zij zich niet uitkristalliseren in zinnen die hun ijz Uitgaande van een dergelijke drijfveer mogen we aannemen dat ze een bepaalde kant van Suriname willen onthullen. Welke veranderingen willen Surinaamse auteurs en dichters door die onthulling doen bewerkstelligen? De op deze wijze geëngageerde Surinaamse schrijver/dichter weet dat zijn gebezigde woord een handeling is: hij weet dat onthullen veranderen meebrengt en dat men niets anders kan onthullen dan het koesteren van de onmogelijke droom om een onpartijdig beeld van de maatschappij en van het mensdom te geven. De Surinaamse literator kan slechts recht doen aan zijn werk door de interesse van de lezer als iets wezenlijks bij zijn eigen werk te betrekken. Het schrijven is bij betrokkene dus een beroep doen op de lezer middels het plaatsen van zijn taalbouwwerk in een objectief perspectief. Het boek is voor de auteur hetzelfde als een stuk gereedschap, een instrument tot een bepaald doel: het werpt zichzelf als doel op aan de vrije acceptatie en waardering door de lezer. Zij houdt immers in dat het esthetische object alleen maar het uiterlijk heeft van finaliteit en zich beperkt tot het uitlokken van het vrije en geordende spel der verbeelding. Hierdoor rijst de in het oog springende vraag of de Surinaamse literator op een lezersgroep kan bogen. Het antwoord is enerzijds deels bevestigend en anderzijds geheel ontkennend. Waarom deels bevestigend en in contrast daarmee geheel ontkennend? Eerst het geheel bevestigende gedeelte. Zelfs in een in materieel opzicht welvarend land als Nederland hebben diverse Surinaamse periodieken vergeefs getracht een gat in de markt aan te boren om na een aantal edities het loodje te leggen. Als reden gaven de bladenuitgevers zelf aan dat Surinamers niet van lezen zouden houden en dat als één zich een exemplaar van hun periodiek aanschafte de desbetreffende koop binnen een heel familiesegment zou circuleren. Schrijver en essayist Anil Ramdas (1958-2012)illustreert dit goed. Zelf had hij een groter lezerspotentieel onder de autochtone bevolkingsgroep dan onder de Surinamers zelf. Dit lezersbereik had hij overigens uitsluitend te danken aan zijn functie als columnist bij de NRC en aan zijn radio- en televisieprogramma’s. Ten aanzien van het deels bevestigende aspect is de leestraditie onder de Surinaamse gemeenschap erg langs etnische kanalen geëvolueerd. Er zijn etnische groepen binnen de Surinaamse gemeenschap die zich helemaal hebben overgeleverd aan de culturele hegemonie van Nederland met de daaraan verbonden kansen en mogelijkheden. Wel hebben ze voor hun loyaliteit nooit iets als een eerbetoon mogen tegemoet zien. Vervolgens zijn er etnische groepen die zich, vanwege de culturele welvarendheid en uitdaging die men vanuit de landen waar hun voorouders vandaan kwamen, toegeworpen hebben gekregen eerder op die landen zijn gaan richten dan op Nederlandstalige literatuur. In het schoolprogramma was die wel verplicht en deed men er even aan mee om de vereiste voldoende binnen te halen. Zelfs schrijvers uit die adoptielanden zijn bij hen beter bekend dan die uit eigen bodem. Anil Ramdas begon op een gegeven moment opportuun schrijvers van islamitische afkomst naar zijn praatprogramma uit te nodigen,kennelijk met als nobel doel om via hen Nederlands-Islamitische lezers te stimuleren. Reken maar: een niet te verwaarlozen lezerspotentieel waar zelfs gerenommeerde Nederlandse literaire uitgeverijen rekening mee zijn gaan houden. Paul Sebes (°Dordrecht, 1965), de de succesvolste literaire agent, liet zich publiekelijk ontvallen dat Nederlandse uitgeverijen de voorkeur zouden geven aan auteurs van Noord-Afrikaanse afkomst. Hiermee is de geest uit de fles en geef ik Ramdas volkomen gelijk om voor zijn lezenswaardig oeuvre een beter tehuis te vinden. behalve wanneer er heel wat mediaspel omheen zou komen kijken. Nederlandse literaire tijdschriften hebben om een specialistische doelgroep te bereiken een heel belangrijke taak te vervullen en zijn zeer voorzichtig met opname van aangeboden werk van bijvoorbeeld Surinaamse inzenders. Die zouden in uitzonderlijke gevallen het best in een themanummer kunnen worden ondergebracht. Naast deze emotionele restrictie speelt nog de commercie een rol. De meeste in Nederland verschijnende literaire tijdschriften worden infuusmatig in leven gehouden. Het oudste, van 1837 daterende literaire tijdschrift De Gids bijvoorbeeld is steeds van literair verpleegtehuis veranderd (Meulenhoff, Balans, De Arbeiderspers, De Bezige Bij etc.) tot het in de luwe warmte van de pH-rijke oksel van De Groene Amsterdammer rust heeft kunnen vinden. Het tijdschrijft Raster moest ondanks haar veelbelovende formule het loodje leggen terwijl Tirade, Hollands Maandblad en een paar nieuwe bijgekomen literaire tijdschriften zich uitsluitend in gesubsidieerde thermogene kousen kunnen voortbewegen. Onbegrijpelijk dat deze tijdschriften zonder leesvolk nog steeds in stand worden gehouden . Is het een vorm van nostalgie of dient het als privépodium voor een selecte groep die zich graag als redactieteam wenst te profileren? Ook in dit opzicht zie ik een verbluffende overeenkomst tussen Suriname en Nederland. In Suriname bestonden de literaire tijdschriften Soela, Moetété, Kolibrie, Bro etc. die na een paar protserige uitgaven van de radar verdwenen. In tegenstelling tot Nederland zat Suriname altijd verlegen met een bekwaam redactiepotentieel. Hierdoor waren de bladen geheel pretentieloos en publiceerde men alles wat men aan kopij geoffreerd aangeboden kreeg van lui die men toevallig kende; sterke en bijgevolg niet te negeren literaire kwaliteit speelde niet mee. Desalniettemin waag ik de uitspraak dat zowel in Suriname als in Nederland de zogeheten kwaliteitscriteria een van de valstrikken zijn van een onechte objectiviteit waar schrijvers blindelings in lopen. In beide landen sporen bij beoordeling de kwaliteitscriteria slechts met een bittere ervaring om tot een autonome beslissing te komen. Na het opmaken van een balans pogen we de aard van de Surinaamse literatuur te definiëren. Onder Surinaamse literatuur zou het best kunnen worden verstaan literatuur die voortgebracht is door schrijvers, ongeacht hun afkomst en origine, waarin enige entiteit uit de sociografie van Suriname aanwijsbaar is. Hier kan terecht de opmerking worden geplaatst of er sprake is van een Surinaamse literatuur indien er vanwege de betwiste natiekwestie geen sprake kan zijn van Surinaamse schrijvers. Als er vanuit een satellietperspectief op Suriname wordt ingezoomd dan is elke publicatie op welk terrein dan ook Surinaamse literatuur. Zelfs een boek over Surinaamse schrijvers, wonende in Suriname en/of daar gewoond hebbende óf op enigerlei wijze verwant aan de Surinaamse gemeenschap, valt onder de Surinaamse literatuur. Maar een Surinaamse schrijver op zich laat zich moeilijk definiëren omdat die als natuurlijke persoon belooft deel uit te maken van een natie die er niet is op grond van de kenmerken van de natietheorie. Men mag het hebben over een Surinaams-Indiaanse schrijver, een Surinaams-Joodse schrijver, een Surinaams-Nederlandse schrijver, een Surinaams-Chinese schrijver, een Surinaams-Guyanese schrijver etc. maar niet over een Surinaamse schrijver? Deze ‘herverkaveling’ van Surinaamse literatoren die voornoemde grillige omschrijving doet rechtvaardigen, toont hoe dan ook aan dat de differentiatie geen afbreuk doet aan wat van oudsher werd aangenomen maar dat die gezien kan worden als een begoocheling, voortvloeiende uit een klassieke verbeelding.