De Munnickenweijde

Met de paleografiegroep van het Historisch Genootschap zijn we momenteel bezig met het transcriberen van de notulen van de vergaderingen van de vroedschap uit de 17e eeuw van de stad Beverwijk. We kwamen daar stukken tegen betreffende de “Munnickenweide” en daarin was ik direct geïnteresseerd: ik woon namelijk al 40 jaar in de Beverwijkse straat Munnikenweide.

Klooster
In de 15e eeuw werd in Beverwijk, ruwweg op de plek van de huidige straat de Schans, door de Reguliere monniken van Windesheim een klooster gesticht, het klooster Maria van Sion. Dit werd mogelijk doordat de vicaris van de St. Aagtenkerk, meester Gerrit de Visscher, op 20 oktober 1427 de orde een groot stuk land met daarop gebouwen, boomgaarden en aangrenzende weiden schonk.

Spanjaarden & de Reformatie
In 1577 tijdens de Spaanse oorlogshandelingen werd dit klooster geheel verwoest. Heel de stad Beverwijk lag in puin: kerken, gebouwen en huizen waren geplunderd of in brand gestoken. Het duurde vele jaren voor alles weer was opgebouwd. Overigens was het weiland dat eens bij het klooster hoorde toen al in bezit van de stede Beverwijk. In 1572, tijdens de Reformatie, werden niet alleen de katholieke godsdienstoefeningen verboden, maar eigende de gereformeerde overheid zich ook alle bezittingen van de katholieke geestelijkheid toe, zoals gebouwen, inventaris en land, dus ook dit weiland.

De Schans
Begin 1600 werd op de plaats waar het klooster gestaan had de hofstede “de Schans“ gebouwd. Het land dat achter de hofstede lag en vroeger dus bij het klooster van Sion hoorde, was van ouds genaamd: Munckeweijdt, Munckeweij of Munnickenweijde en was toen ongeveer 24 morgen groot. In 1645 was de heer Nicolaas Pauw nog eigenaar van de hofstede; hij verkocht het bezit toen aan juffrouw Trip. Aeltgen Adriaens Trip was de weduwe van de schatrijke Elias Trip, die een aanzienlijke handel in ijzer, wapens en geschut gedreven had in Amsterdam (later meer over de familie Trip). De restanten van de hofstede blijken er nog tot begin van de 20e eeuw te hebben gestaan. Nu is dat allemaal verdwenen, maar de Munnikenweide bleef gewoon voortbestaan. 


Ligging
Het land lag vanaf de Schans oostelijk langs de Munnikenweg en dat was gelijk de banscheiding tussen Beverwijk en Wijk aan Duin. Ten noorden was de begrenzing de St. Aagtendijk en ten oosten lag het Wijkermeer. Het laagst gelegen stukje land tegen de St. Aagtendijk werd de Vlietgors genoemd. Door het weiland liep het “Melckpadje” naar de St. Aagtendijk. Het betekent dat we heden ten dage, van de Schans tot aan de Munnikenweg, de Munnikenweide, de Oranjebuurt en Eurocasa tot aan de St. Aagtendijk en tot aan de spoorlijn allemaal wonen op die eeuwenoude “ Munnickenweide”

Waterland
Omdat het weiland bij hoog water en slecht weer vaak overstroomde besloten de hoge heren in 1645 dat er een kadijk moest worden aangelegd om bescherming tegen het water te bieden. In de bovengenoemde notulen konden wij na transcriptie het volgende daarover lezen:

24 meij 1645

De resolutie is dat men aan de heeren van Haerlem sal vertonen het versoeck vande bruijckers van de Munnickenweijde om een suffisante (goede) cadijck te mogen leggen tot bevrijdinge van de landen. (Een cadijk is een lage dijk)


3 junij 1645
Eerstelijck werd geresolveerdt (besloten) dat (burgemeester) van Iperen, Jan Willem Mieusz. en Cornelis Lambertsz. (vroedschappen) met Claes Calff toecomende woensdagh inspectie achter de Munnickeweijde sullen gaen nemen ende palen te slaen omme een nieuwe cadijk ende sloot te maecken. Ten tweede dat men tot het selve werck ende omme de schulden te betalen soo veele penningen sal lichten, als wij ons mede cunnen redden. (Ook toen moesten ze het geld bij elkaar zien te krijgen).

9 junij 1645

Ten eerste werd geresolveert dat men met het maecken vande dijck ende sloot sullen voortgaen. Ten tweede, dat men billetten naer het noorder quartier sal senden op naem van kerckmeesteren ende gasthuijsmeesteren, ten overstaen van burgemeesteren ende Claes Cornelissen Calff, als volmacht hebbende van de gemene (gezamenlijke) ingelanden en de bruijckers. (Een ingelant is een grondbezitter in bedijkt gebied) Ten derde dat men de sloot 24 voeten wijdt boven en inde boom (bodem) 16 voet sal maecken ende aen ijder sijde vijer (vier) voet glooijing. Ten vijerde (vierde) dat men de dijck aen de slootcant vijer voet barm (berm) sal geven ende dat den dijck 24 voeten toelegs sal moetenhebben, boven moet hij vijff voet hoogh sijn ende heel ront circelsgewijse werden gemaeckt. (zie tekening)


12 november 1645

Werd geresolveerdt dat de metinge vanden niew gemaeckten dijck of sloot sal gedaen worden met honsbosscher maet (Hondsbossemaat), door een geswore landmeter. (Er werd dus besloten om een smalle lage dijk te maken met een brede sloot ernaast: de “Nieuwe Dijck”, later bekend als de “Pruimendijk”)


27 junij 1646
….ten derden dat men Claes Cornelissen sal presenteren omme het opsicht op den dijck te nemen ende schuijren van de havens waar te nemen (Cornelisssen krijgt het opzicht over de dijk en het uitbaggeren van dehaven)Negen maanden later komen we in de notulen weer iets tegen over ons weiland: men zal n.l. voortaan denotweg ('weg tot vervoer van vee, oogst, werktuigen) over de Munnickenweijde in plaats van over de Vlietgors moeten nemen:

15 maert 1647
Dito sijn burgemeesteren ten overstaen van Joris Cornelisz, Jacob Jansz. Slommer, Willem Barholmieusz. En Cornelis Lambertsz. veraccordeert (overeengekomen) met Willem Cornelisz. van Poelenburgh, dat voortaen sijn stuck lant genaemt het “Dijckercroffie” gelegen aen de Hoflanderwech voor het Vlietgors bevrijt sal wesen vande notwech die het selve Vlietgors daer dus lange (tijd) over gehadt heeft ende sal het voorszegde Vlietgors van nu af sijn notwech moeten nemen over de Munnickenweij aen de suidtsij van het Vlietgors en over de croft tot aen de wech toe.

Omdat de Nieuwe Dijk een lage dijk was, kon het water uit het Wijkermeer er vaak bij slecht weer gemakkelijk overheen stromen. Het slib dat meekwam maakte het land daarachter daardoor vruchtbaarder en men besloot het land weer te gaan verhuren.

4 december 1647
….Ten derden dat men die [het bestuur] van Haerlem voorstellen sal om de Munnickeweijd tot aen de sloot toe verhuijren ende dat men de dijck ende ’t rijetgewas voor de steden houden soude. (Het riet werd gebruiktvoor allerlei doeleinden, zoals voor het matten van stoelen en het maken van rieten daken enzovoort)

16 december 1647
Niets sonders gepasseert dan dat wij rapport gedaen hebben van ons Haerlems wedervaren, te weten dat de burgemeesters mede voor goet vonden dat men de Munnicke Weijden tot aen de sloot verhuijren souden ende dat den dijck mettet het butenste rijet voor hare stadt ende onse stede blijven soude. (Voorstel dus goedgekeurd).

5 januarij 1655
Is geresolveerdt dat men voortaen sal in ’t openbaer veijlen den Nieuwe Dijck ende oock de vuijlniswagen even na.

Waarschijnlijk bedoelde het college hiermee dat men zich kon aan bieden voor het onderhoud van deze dijk en voor het ophalen van het vuilnis: deze sollicitatie gebeurde dan in het openbaar en er werd dan uit de sollicitanten iemand gekozen die geschikt leek of de beste connecties had (ook toen al!). Men was dan verzekerd van een vast inkomen voor een bepaalde tijd maar het gebeurde regelmatig dat de aangewezen persoon het werk zelf ook weer uitbesteedde en daar dan ook weer aan verdiende. Dit gedrag leidde later tot het zogenaamde pachtersoproer. Lambert Wouterszoon krijgt de opdracht om de komende zes jaar de Nieuwe Dijk weer in goede staat te maken en te houden:


29 meert 1656
De burgemeesteren ende vroetschappen hebben Lambert Woutersz. mede vroetschap aenbesteedt de Nieuwe dijck te repareren , daer hij vervallen is op sijn hoochte, soo die afgepaeldt sal werden ende sijn dikte naer eijsch van het werck ende dat voor den tijdt van ses eerstkomende jaeren ende (de dijk) soo onderhouden,’t sij dat hij in die tijdt mocht comen te ravelen ofte oock gaten in te breecken, ingang nemende met den eerste april toecomende waervoor hij genieten sal het eerste jaer twee honderdt guldens ende vijf andere jaeren elck jaer één honderdt derthien guldens, ende is geconditioneerdt dat wanneer hij compt te overlijden, dat sijn vrouw ende erven van het onderhoudt voorszegd sullen bevrijdt wesen, indien sijlieden willen, ende dijck wederom tot laste vande stede comen. ...ende sal de voorszegde aennemer boven sijn bedongen penningen oock genieten de voorszegde ses jaeren lang het gras ende het (riet)gewas van de voorszegde dijck.


De Bewoners
Tenslotte nog even terug naar de bewoners van de hofstede de Schans, waaraan de Munnikenweide grensde. Eerder genoemde juffrouw Aeltgen Adriaens Trip had vijf kinderen, van wie er drie in 1645 (toen ze hier kwamen wonen) reeds gehuwd waren: Sophia met Joan Coijmans, Maria met diens broer Balthasar Coijmans en haar zoon Jacobus met Elisabeth Bickers. De twee anderen trouwden nog datzelfde jaar. Jacomina huwde de jonge Joseph Coijmans, zoon van Balthasar Coijmans. De oudste zoon Adrijaen Trip huwde met Adriana de Geer en zij vertrokken naar Zweden. In 1653 keerden zij terug en zij namen toen hun intrek in het grote herenhuis op de hoek van de Peperstraat. De familie Trip lag meerdere keren in de clinch met de stede Beverwijck:

14 augustus 1658
Daer is questie (meningsverschil) ontstaen over de overcompste (overeenkomst) ofte het accoordt tussen Trip en dese stede aengaende den dijck en sloot, soo van overvaerdt als het vruchtgebruijck en zijn de burgemeesteren geaucthoriseerdt (gemachtigd) met gemelte Trip op het gevoechlijckste (in den minne) te accorderen.

De familie Trip wilde graag gebruik maken van de dijk en de sloot en zal hiervoor wel hebben moeten betalen. Nog een voorbeeld: Op de rand van de hofstede de Schans en de Munnikenweide stond een grote boom. De heer Trip was van mening dat deze boom op familiegrond stond maar de heren van Beverwijck vonden dat hij op de Munnickenweide stond. In juni 1658 gebeurde het dat deze boom omwaaide en op het land van de hofstede viel.

..Oock is goedt gevonden dat Seigneur Trip sal werden aengeseijdt om het geld vanden omgeweijden (omgewaaide) boom aen de Munnickenweijde aen de weesen (d.w.z. het weeshuis) te geven tot de beslissinge der questie wegens de grondt daer den boom gestaen heeft, ontstaen. En in cas (in geval) Trip daerinne weijgerigh is, de coopers den boom te doen wegh nemen ende haerluijden voor alle moeijten ende costen te bevrijden, mits gemelte Trip aendienen soo hij can bewijsen den grondt hem toebehoordt, de penningen hem sullen toegereijckt werden...

Bebouwing
De Munnikenweide bleef nog drie eeuwen weiland maar rondom het weiland gebeurde zoetjesaan toch het een en ander. Er is verschillende keren ernstige wateroverlast geweest vanwege het doorbreken van de St. Aagtendijk, zodat een groot deel van Beverwijk onderliep. Rond 1820 werd de Alkmaarseweg aangelegd, (dit betrof voorlopig het gedeelte Breestraat-Hoflanderweg) en er kwamen wat huizen en boerderijen te staan. Pas in 1874 was het Wijkermeer geheel drooggemalen. Ook werden er hier en daar huizen rondom de Schans gebouwd en ontstonden er langzamerhand straten zoal de Oosterwijkstraat (nu Sionstraat)en de Cornelis Amsestraat (nu Hendrik Mandeweg).

In 1899 werd de huizenrij aan het begin van de Cornelis Amsestraat opgeleverd: tegenover deze huizen was het toen nog weiland waar koeien op graasden. Chr. E. Sepp beschrijft in zijn boekje Gids voor Beverwijken Omstreken een wandeling door Beverwijk in 1901. Hij vertelt daaarin onder meer dat hij door een grotendeels nieuwe buurt wandelt. Hij begint op de Munnikenweg: aan de rechterkant is de Albert van Saksenstraat die uitkomt op de Cornelis Amsestraat. Links is dan de Wolff en Dekenstraat die uitkomt op de Alkmaarseweg en halverwege de Munnikenweg begint de gemeente Wijk aan Duin . Het laatste gedeelte van de Munnikenweg waar weinig huizen staan, biedt weinig afwisseling, rondom is alles weiland. Rond 1907 ontstond De Visscherstraat waar al enkele huisjes stonden, daarna de van Harencarspelstraat en nog later de Assumburgstraat (nu van Breenstraat).


Oorlogsjaren

Oud-bewoners vertelden over de jaren dertig van de 20e eeuw:

Je liep de Cornelis Amsestraat in en na de eerste huizen rechts had je de Assumburgstraat, dan de boerderij van Stam en daarna het voetbalveld van de Kennemers. Daarnaast moet nog een fietsenwinkel van Walchien geweest zijn en dan was er weiland. Aan de andere kant had je eerst een rij huizen met voortuintjes, dan de van Harencarspelstraat,

de De Visscherstraat en de Albert van Saksenstraat en dan weer weiland omgeven door een hek. Op dat weiland mocht je eigenlijk niet komen, maar de jeugd speelde er graag. Op de Hoflanderweg, tegenover de St. Aagtendijk, woonde boer Veld. Hij had daar ook een stuk weiland en hij jaagde de jongens daar geregeld weg. En die dan rennen! De jeugd noemde hem heel oneerbiedig Pikkie Veld en zijn stuk weiland het Pikkiesveld. Op 12 mei 1940, in het begin van de Tweede Wereldoorlog, heeft het weiland vol gestaan met meer dan duizend koeien. Ze waren afkomstig van boeren uit de omgeving van Amersfoort, Hoogland en Soest. Men dacht dat Beverwijk geen oorlogsgebied zou worden en dan kon de veestapel mooi dienen als voedselvoorraad. Een geloéi dat het was! de dieren wilden natuurlijk gemolken worden. Er werden zoveel mogelijk mensen opgeroepen die konden melken. Er was zelfs een tekort aan melkemmers en in de omgeving van de Munnikenweg ging men

langs de huizen om te vragen naar emmers en teilen. Opgeschoten jongens uit de buurt gingen er ’s avonds met een emmer heen: ze hoefden amper te melken want de melk liep er bijna zo uit. Iedere avond kwamen ze met een volle emmer melk thuis! Al na negen dagen maakte men een aanvang met de terugkeer van het vee naar hun rechtmatige eigenaars en na enkele weken stond er geen koe meer. Het geloei was over, maar de gratis melk ook!

Heropbouw
Na de oorlog was er grote woningnood en in 1947 begon men met het bouwrijp maken van het weiland naast de Munnikenweg. Daar werden dan de eerste huizen gebouwd. Het waren ook meteen de eerste nieuwe huizen in Beverwijk na de oorlog. Eind 948 begon men met het opleveren van de huizen en de straat werd dan ook genoemd naar de aloude Munnikenweide. Op 18 december 1948 werd ook de eerste steen gelegd voor de Oranjebuurt en in 1949 konden de eerste mensen hun woning betrekken. De Munnikenweide werd verlengd en er werden Zweedse noodwoningen neergezet. Ook de Beijneshal werd gebouwd. Iedereen was echt blij met een huis in de Munnikenweide of in de Oranjebuurt want er zat zelfs een badcel in. Rond 1983 werd het nieuwbouwplan Eurocasa ontwikkeld en zo langzamerhand was daarmee dan de hele oude Munnickenweijde volgebouwd.

De Munnikenweide na 1948
De Munnikenweide is een rustige straat waar de huizen gebouwd zijn als duplexwoningen ten tijde van de grote woningnood: alleen de hoekhuizen werden verhuurd als eengezinswoningen. Het werd een straat met jonge mensen en veel kinderen. Wij kwamen er in 1963 wonen. De eerste kennismaking van onze oudste zoon (toen negen jaar oud) met de nieuwe vriendjes was bijzonder. De tweede dag, het was woensdagmiddag, ging hij buitenspelen. Een uurtje later kwam hij terug, midden tussen een koppel jongens. Hij was drijfnat en zat van kop tot teen onder het kroos: hij was in de sloot gevallen. Ik moest vreselijk hard lachen. Het commentaar van de jongens was

daarop Ooh, hij krijgt niet eens op zijn donder! Hij was de eerste die van onze nieuwe douche gebruik mocht maken; in het vorige huis hadden we die niet. En de nieuwe vriendjes waren gevonden. De meeste mensen bleven er lang wonen, er wonen nu nog enkele van de oorspronkelijke bewoners. De gezinnen werden groter en rond de jaren zestig verdwenen de eerste duplexwoningen en werden deze verbouwd tot eengezinswoningen. De Zweedse woningen, geschonken door Zweden voor de wederopbouw van Nederland, waren maar voor een paar jaar bedoeld, maar het werden er denk ik wel 18, tot dat de Hendrik Mandeschool daar gebouwd werd. Deze werd in september 1969 geopend. De scholen in de Peperstraat en Hobbesteeg konden toen gesloopt worden. 

In de jaren 1982/83 werden onze huizen gerenoveerd. We moesten daardoor ongeveer 2½ maand in een caravan wonen bij de Aagtendijk. Iedereen –we kenden elkaar allemaal– zag daar erg tegenop maar achteraf was dat een heel leuke tijd. Onze huizen werden verbouwd en we kregen c.v. en een schuur. Zo langzamerhand (er verhuisden maar weinig mensen) werd het een straat van opa’s en oma’s. In 1999 werd het weer gezellig in de straat, toen we een heel nieuw dak en mooie zolders kregen. Ook werden toen de buitenmuren opnieuw gevoegd. De laatste vijf jaar is de straat echt veranderd; ouderen gingen naar een kleinere woning of een bejaardenhuis of ze kwamen te overlijden. Mensen die je toch gaat missen. Er komen nu weer gezinnen met kleine kinderen wonen en dat is toch ook heel leuk. Het is een genot om naar die spelende kindertjes te kijken en de straat leeft weer op.

De tijd draait door en de flats in de Oranjebuurt (zie foto) zijn verouderd. Dit jaar worden ze gesloopt en komen er allemaal nieuwe huizen. Na enkele jaren praten is het nu toch zover dat de bewoners met het nieuwbouwplan instemmen. In ieder geval wonen we straks met zijn allen op de eeuwenoude “Munnickenweijde” in een mooi stukje Beverwijk.

 An Böhm-Kortekaas

Met dank aan Elly Toepoel en Jan v.d. Linden

Noten:

1    Zie boek H.J.J. Scholtens, Uit het verleden van Midden-Kennemerland, blz. 113 t/m 131.

2  Zie boek H.J.J. Scholtens, blz. 177.

3  De kerk en de andere kerkelijke bezittingen alhier behoorden toe aan de Commanderij van St. Jan te Haarlem. Deze goederen waren ten tijde van de Reformatie door de stad Haarlem geconfisqueerd. Al in 1577 gaven de Staten van Holland bijna alles terug aan de commanderij St. Jan (dus ook de Beverwijkse goederen) Het stadsbestuur van Haarlem protesteerde hiertegen bij de Staten en de Prins van Oranje. Op 24 april 1581 werd een accoord gesloten, volgens welke de stad Haarlem de kerkelijke goederen terugkreeg. Toch bleven deze goederen (ook de Beverwijkse en ook de Munnikenweide) nog jarenlang een twistpunt. 

Jaar:
1400
Circa:
Ja

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0