De wereld van de Haagse kunstenaar, 59 - René Klarenbeek

Het atelier van René Klarenbeek bevindt zich in de Van der Duynstraat, in de Stationsbuurt, niet ver van het Huygenspark. Het zit in een voormalige school. Er zitten meer kunstenaars. Als ik hem opzoek, is de binnenplaats vol met bezoekers van het atelier van een van zijn collega’s, die open dag houdt.

René Klarenbeek haalt me op bij de voordeur en we gaan naar zijn atelier op de eerste verdieping. Er staan nog ezels die net zijn gebruikt voor de schilderles. Zijn atelier is ingericht naar zeventiende eeuws voorbeeld. In een van de open kasten zie ik potten met pigment in allerlei kleuren. René Klarenbeek is een Rembrandt pupil, zoals hij het zelf noemt, die tekent en schildert op basis van zeventiende eeuwse schildertechnieken. Hij geeft daar ook les in.

Rijksmuseum

Jarenlang heeft hij in diverse musea nauwgezet studie gemaakt van de originelen van Rembrandt  en reconstructies getekend en geschilderd. Hij draait een groot schilderij om dat op een ezel staat  en voor ons verschijnt. Ik zie de mooie rug van een dame  liggend op bed met een groot gordijn en links van het bed een moderne lamp op een tafeltje.

Antiope & Jupiter’ heet het doek. Het is geschilderde met olieverf. Het is de recentste uit Klarenbeeks serie ‘nieuwe historiënschilderijen’. We gaan het er nog uitgebreid over hebben. Maar eerst zetten we ons met een glas rode wijn in de leren fauteuils. Klarenbeek vertelt hoe het allemaal begon met een bezoek aan het Rijksmuseum aan de hand van zijn vader. Hij was toen 12 / 13 jaar.

“We stonden voor die doeken, onder andere van Rembrandt. Ik stond aan de grond genageld. Ik rook de geur van verf. Ik snapte het intuïtief. ‘Die jas past me precies’,  dacht ik. ‘Rembrandts jas’. Toen viel bij mij het kwartje. ‘Misschien moet ik wel kunstenaar worden’.” Die gedachte was overigens wel eens eerder bij hem opgedoken. Als zijn moeder vroeger rode bietjes had gemaakt voor het avondeten zat hij in zijn bord al hele voorstellingen te tekenen.

Billboards

Nadat hij op zijn achttiende zijn HAVO-diploma in zijn zak had, koos hij voor de Kunstacademie: de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. ‘Ik ga het geheim van het schilderen leren’, dacht hij. Een van zijn eerste herinneringen aan de academie is dat hij langs een klein lokaaltje liep. De deur stond open. Een man met stofjas stond potten in dozen te doen. Het waren potten met pigmenten.

“Mijn baan en ook de potten met pigmenten zijn helaas wegbezuinigd” zei de man. Klarenbeek: “Ik stond perplex. Ik merkte vervolgens in de opleiding dat er weinig waarde werd gehecht aan het overbrengen van ambachtelijke kennis. Docenten die ik er naar vroeg verwezen altijd maar naar het boek ‘Schilderkunst’ van Max Dörner, de bijbel voor de schilderkunst sinds de jaren ’20.  Het bleef bij mij altijd zeuren. Later heb ik me die technische kennis alsnog, als autodidact, eigen gemaakt.

Maar voordat hij dit deed, ging hij reizen, zeven jaar lang. Hij was in Colombia, Brazilië, Cuba, Zuid-Afrika, Kenia, Nigeria, Burkina Faso, Berlijn en ten slotte in de landen van het voormalige Joegoslavië. In een aantal van die landen schilderde en herschilderde hij elke dag opnieuw billboards, grote reclame-achtige borden. “Ik heb er veel van geleerd. Het was een interessante tijd. Ik werkte samen met mensen die niets van beeldende kunst wisten. Ik zag het als een soort sociale dienstplicht.”

Wat ruiken we precies?  

In 2004 begint hij serieus met zijn autodidactische opleiding klassiek schilderen. Hij vroeg de directeur van de Gemäldegalerie in Berlijn, Bernd Lindemann, of hij in het museum een schilderij van Rembrandt kon naschilderen. Lindemann zei meteen ja. Hij vond het een deel van de taak van het museum. Het zou ook nuttig zijn voor het publiek om te zien hoe een Rembrandt zijn werk opbouwde.

Klarenbeek: “Vroeger hoorde dit bij het museum, dat studenten er aan de slag konden. In Nederland gebeurde dat ook, tot in de jaren vijftig kon je bijvoorbeeld in het Mauritshuis studenten aan het werk zien.  Dat is op zeker moment gestopt. Toen zijn kopie van het schilderij – ‘Samson bedriegt zijn schoonvader’ uit 1635 – gereed was, was Lindemann enthousiast. En ook bezoekers, onder meer een groep Rembrandt-kenners die in Berlijn een bijeenkomst hadden.

Klarenbeek: “’Wat ruiken we precies’, vroegen ze. Ik moest uitleggen dat het de geur van terpentijn olie was, iets wat Rembrandt ook gebruikte. Die kunsthistorici kijken naar zijn schilderij vanuit de theorie, en niet vanuit de praktijk. Ze ‘proeven’ niet aan de materie. Dat was vroeger wel anders, toen de kunsthistorici nog amateurs waren die verzamelden.”

“Terwijl het bij Rembrandt bij uitstek om verf gaat. Zijn schilderijen hebben verf als thema, het is onderzoek naar het gedrag van verf. Veel dingen die Rembrandt gedaan heeft, heeft hij bij toeval gevonden. Vanuit deze praktische insteek heb ik Rembrandt bestudeerd. Ik heb alles geprobeerd wat Rembrandt ook deed. Rembrandt zag zichzelf als ‘historiënschilder’. Dat stond in de zeventiende eeuw het hoogst in aanzien.

Jupiter en Antiope

In 1659 maakte Rembrandt een ets van de prachtige koningsdochter Antiope. Terwijl zij slaapt wordt ze beslopen door Jupiter. Op Klarenbeeks zesde, meest recente nieuwe historiënschilderij, 140 x 180 cm groot, baseert hij zich op dezelfde mythe. “Antiope was een nimf in het bos, waar Jupiter achteraan zit. Uiteindelijk loopt het slecht af. Het was een geliefd thema van schilders en kopers, ook al omdat er een blote vrouw in het verhaal voorkomt.”

Bij Klarenbeek speelt de scène zich niet in het bos, maar in een kamer af. We zien Antiope liggend op bed. Achter het gordijn strekt iemand een hand naar Antiope uit. Klarenbeek heeft zijn eigen hand geschilderd. Maar de man ziet niet – en ikzelf aanvankelijk ook niet – dat Antiope in haar linkerhand een pistool heeft. “De vraag is: wie belaagt wie? Dat is dramaturgisch een ander verhaal. De basis is wel het Jupiter-Antiope verhaal, maar de setting is hedendaags met een IKEA lampje en een tournette stoel.”

Wat heeft Klarenbeek erin willen leggen? “Ik houd van momenten die een keerpunt zijn. Er kunnen twee dingen gebeuren. Ze staat toe dat de hand van Jupiter haar grijpt, of ze pakt hem en schiet hem neer.  Een keerpunt. Ik zal niet zo gauw mythologische actiescènes schilderen. Dat gaat me te snel. Ik houd van het moment, zoals je ook naar een film kunt kijken. De camera loopt door, er gebeurt niks, maar de spanning loopt op. Je hoort bij wijze van spreken alleen de klok tikken. Iedereen kent wel van die momenten.”

Illusie

Op een ander nieuw historiënschilderij zien we een grote wereldbol met links Armando en rechts Cherry Duyns.  “Zij verbeelden de filosofen Heraclitus en Democritus. Ze worden gezien als tegenhangers. Heraclitus is overtuigd van het kwaad in de mens. Armando is zelf ook bezig geweest met geweld, hij maakte schilderijen met het thema ‘schuldig landschap’. Je ziet Heraclitus bijna huilen en Democritus lacht zich helemaal suf over hetzelfde lot van de mens.”

Armando en Cherry Duyns hebben voor dit schilderij een paar uur geposeerd. Klarenbeek nam ook veel foto’s, ook bijvoorbeeld van de handen om die goed te kunnen vastleggen. “Maar tijdens het schilderen merk je op gegeven moment dat het nog anders moet. Dan nemen de karakters het over. Daar sta ik dan bij te kijken, ben ik een toeschouwer bij mijn eigen schilderij. Cherry Duyns is later nog een keer langs geweest om na te poseren.”

Het contrast van het schilderij dichtbij en van een afstand is groot. “Van dichtbij zie je klodders verf, zeker bij Rembrandt. Van een afstand kijkt iemand je aan. Toen ik dat de eerste keer meemaakte voelde dat als iets magisch. Er is een hoog illusie gehalte. Dat vind ik het interessante aan dit soort schilderkunst. Het is fake, maar tegelijkertijd is de illusie sterk. Alhoewel Armando’s schilderijen heel anders zijn, is daar ook die illusie.”

Algoritmes

Behalve Rembrandt en Armando heeft Klarenbeek nog een paar anderen in zijn persoonlijke top-tien. “Te beginnen met Willem Drost, een leerling van Rembrandt, die op 28-jarige leeftijd in Venetië overleed, Claude Monet, en dan vooral de ‘Giverny-schilderijen’, ‘adembenemend goed’, de tekeningen van Leonardo da Vinci, en Picasso, ‘vooral het directe van hem’.

Er zijn anderen die met Rembrandt aan de slag zijn gegaan. Onder andere is er een kunstenaar, Jeroen  van der Most, die het ‘nieuwste’ schilderij van Rembrandt heeft gemaakt op basis van algoritmes van al zijn werk. Daarmee kun je het ‘gemiddeldste’ schilderij berekenen. Dat zelfde deed hij met Van Gogh. Klarenbeek: “Hij heeft er niets van begrepen. Het gaat voorbij aan Rembrandts kunstenaarschap. Rembrandt zoekt nooit het te berekenen gemiddelde, maar altijd de rand op, tot het eind toe heeft hij geëxperimenteerd. Idem dito Van Gogh. Zij zoeken altijd het onbekende beeld, dus ver van het gemiddelde. Van der Most heeft meer verstand van rekenen dan van kunst. Hij zou eerder een veel minder experimenterend kunstenaar als bijvoorbeeld Anton Pieck moeten nemen, op hem zou zoiets wel van toepassing kunnen zijn.”

Lessen

Klarenbeek was helemaal niet van plan les te gaan geven, maar kreeg vijf jaar geleden een verzoek daar toe. Sindsdien geeft hij les in zeventiende-eeuws teken- en schildertechnieken. 100 – 150 leerlingen heeft hij gehad en nog steeds heeft hij diverse ‘klassen’, waaronder diverse afgestudeerden van de Academie zitten. “Ik geef modules van zes weken. Sommigen nemen twee modules, anderen tien. Ik geef uitleg en daarna wordt het meteen toegepast. Ik geef sinds kort ook les in het Mauritshuis. Naar aanleiding van de tentoonstelling van de Hollandse schilderijen uit de Royal Collection wordt ook deze keer een praktijkgerichte schildercursus georganiseerd voor het ‘volwassenen educatie’ programma. Er komt onder andere een model die gaat poseren als de dame in het boudoir schilderij van Jan Steen. Dat gaan we dan met een groep van een man of 15 stap voor stap volgens de zeventiende eeuwse technieken schilderen.”

Heeft hij nog een sleutelwerk, een werk dat als kantelpunt fungeerde? “Mijn laatste werk moet altijd mijn sleutelwerk worden. In die zin heb ik continu sleutelwerken. In schilderijen moet iets te veroveren zijn. Ik moet gedwongen zijn keuzen te maken. Kunst speelt zich niet af in het veilige midden, maar altijd aan de rand.”

Afbeeldingen:  1) studio René Klarenbeek , foto Jenny Melissen, 2) studio René Klarenbeek 3) foto Erik Jansen, 4)  foto Jenny Melissen, 5) ) studio René Klarenbeek 

http://www.conterfeyter.com/   http://www.painter.nl/rembrandtpupil/
http://www.naerdenatuer.nl/contact.htm
http://www.haagsekunstenaars.nl/cv/77692/Ren%C3%A9+Klarenbeek

 

 

 

 

 

    

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0