Een Amsterdammer en het stekelvarken

Naar een verhaal door Theo Thijssen

"Maar Majoor, u moet oppassen met het kreng. Z'n stekels zijn vergiftig zeggen ze!" De sergeant-majoor was nog aan het lachen om de ontroerde stem waarmee de Amsterdamse jongeman even daarvoor had verteld dat hij als een heuse jager een stekelvarken op het dak van het fort had gevangen. Die Amsterdamse jongeman diende als artillerist ver buiten de stad en had een baantje geregeld waardoor hij geen normale dienst had en overdag zijn gang kon gaan. Zodoende vertoefde hij wel eens op het dak van zijn fort om over de weidse weiden uit te kijken, met konijnen in de velden en vogels in de bomen. Éénmaal was hij getuige van een buizerd die een konijn verschalkte, zoiets had hij zijn hele leven nog nooit gezien.

De sergeant-majoor, op het platteland opgegroeid en zelfbenoemd professor in de wetenschap van egels, was verbaasd dat de artillerist het stekelvarken niet als egel herkende en zelfs nog nooit van een egel had gehoord. Andersom was de verbazing groot toen de sergeant-majoor voorstelde om de egel als huisdier in hun slaapvertrek te houden zogenaamd ter bestrijding van muizen. Er werd een zinken wasbak voor de egel ingericht en de artillerist moest stro uit een hoofdkussen halen en melk uit de keuken.

Die avond had de sergeant-majoor weekeindverlof en zijn kamergenoten, de artillerist en twee hospitaalsoldaten, misbruikten zijn afwezigheid en gaven zichzelf verlof zodat er maar één, een korporaal, bij de egel zou slapen. Die nacht krabde de egel tegen de zinken wasbak, behalve toen hij de schoenen van de steeds gekker wordende korporaal moest ontwijken. Ergens na half vier was de korporaal radeloos van de herrie die het dier maakte en liet de egel met opzet door de deur ontsnappen.

In Mokum was kermis en de artillerist had zich prima vermaakt en had zelfs een neger in de Binnen-Bantammerstraat horen zingen. Na terugkeer van elke kamergenoot - en zeker bij de sergeant-majoor - speelde de korporaal de onschuld zelve en met succes. Maanden later hoorde de korporaal bij toeval dat de artillerist door de koks 'Egeltje' werd genoemd. Het bleek dat de artillerist nog elke ochtend een kom melk in de keuken ging halen voor de egel-van-de-majoor die allang weg was en hij de melk in de koffie gebruikte.
Vijftien jaar later hangt de oud-korporaal over een brugleuning in Mokum en ziet de oud-artillerist behendig een schuit besturen. Hij roept "egeltje!” naar hem, de mannen herkennen elkaar en denken met een grote glimlach terug aan hun diensttijd in dat ene fort in het Mijdrechtse veengebied.

Honderd jaar later trekken de Amsterdammers en anderen vrijwillig naar de groene gebieden buiten de stad. Nu het leger is vertrokken kunnen ook gewone burgers op het dak van een fort gaan zitten mijmeren. Ze zien de koeien en de schapen en, als ze er even de tijd voor nemen, ook de konijnen en de vogels en heel misschien zelfs een egel. Generaties mensen en dieren zijn elkaar opgevolgd en terwijl alles anders is, is alles toch ook hetzelfde gebleven in deze schitterende en unieke omgeving.

(Gebaseerd op het verhaal 'Egeltje' door Theo Thijssen, korporaal Fort bij Uithoorn 1914-1915)

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1