Fietsles

Vanaf de balustrade sla ik een groep luid pratende vrouwen gade, allen gekleed in zwierige, lange jurken vervaardigd uit zware stoffen. Ze lachen met elkaar alsof ze elkaar al jaren kennen. Niks is minder waar. Dit zijn mijn leerlingen Nederlands, een groep die pas drie weken geleden is gestart. “Dames, komen jullie?” roep ik. “Het lokaal is open.” De kwebbelende horde komt in beweging en gaat de trap op. Mollika loopt voorop. Ze draagt twee schalen met mierzoete hapjes die ze, naar eigen zeggen, vanmorgen in alle vroegte nog heeft staan bakken. Deze lekkernijen zijn bedoeld als tussendoortje, al heeft het qua hoeveelheid meer weg van de delicatessen voor een uitgebreide high tea. Al dat eten! Ik hou met moeite mijn lach in. De les begint. Vandaag behandelen we de au en de ou, oftewel de Atje – Au en de Otje- Ou, zoals mijn kinderen zouden zeggen. Elf paar amandel - vormige ogen kijken me vanonder kleurige hoofddoeken onzeker aan als ik het rijtje langs ga: “Au, pauw, gauw en ou, oud, hout, goud.” De dames zuchten. Ze vinden de taal maar ingewikkeld. Al kreunend gaan ze met hun werkboek aan de slag. Potloodpunten knarsen ijverig over het papier. Er wordt hier en daar driftig gegumd en onderling overlegd. Ze zijn allemaal ontzettend bang om een fout te maken. Alleen Jamilla doet niks. Ze staart wat wazig naar haar lege schrift. Haar wenkbrauwen staan bedrukt. Ze begrijpt niks van al die ou’en . Zelfs niet als ik het haar nog een keertje uitleg. Al morrend staat ze op. Ze vindt het genoeg geweest en loopt naar de tafel waaraan we straks onze koffie zullen drinken. Hoofdschuddend zet ze alle kopjes alvast klaar. Ik laat haar maar even. Het is elf uur en tijd voor pauze. De leerlingen lachen en eten volop. De hapjes van Mollika vallen duidelijk in de smaak. “Kom, neem ook nog wat,” zegt ze met volle mond. Ze houdt de schaal vlak voor mijn neus en schiet in de lach als ik er maar één koekje vanaf neem. “Je bent veel te dun,” zegt ze. En dat terwijl ik gewoon maat veertig draag! Halverwege de pauze schuift Jamilla haar stoel stilletjes naast die van mij. Het zit haar duidelijk toch niet lekker dat ze deze les niet heeft meegedaan en vind dat ze me een verklaring verschuldigd is. Met zachte stem begint ze te vertellen. Ze is geboren en opgegroeid in een klein berg dorpje in Marokko. In dat dorp was nog geen school. Die kwam er pas veel later toen zij een jaar of zestien was en haar moeder moest helpen op het land. Jamilla had als kind dus nooit de kans gekregen om te leren. Toen ze veertig was vertrok ze naar Nederland, samen met haar man en vijf kinderen. Al snel moest ze een inburgeringexamen doen. “Ik wist niet eens hoe ik een potlood vast moest houden,” zegt ze verontwaardigd. Ze trek er een rare grimas bij en schiet in een kakelde lach. Ik giechel met haar mee en samen besluiten we voor haar makkelijkere lesstof op te zoeken en tijd vrij te maken voor een op een begeleiding. Om twaalf uur nemen we afscheid. “Tot volgende week!”roep ik enthousiast. De dames grinniken. “Volgende week zijn we er niet,”zeggen ze in koor. “Dan hebben we fietsles!” Het is dinsdagmorgen en ik fiets naar de plaatselijke supermarkt voor wat kleine boodschappen. Plotseling hoor ik achter mij een luid gejoel en het gerinkel van fietsbellen. “Goede morgen, juffrouw,”wordt er gegild. Snel verminder ik vaart. Elf Marokkaanse dames in ruisende rokken en lange jassen halen me in. Ze hangen slap van het lachen over hun stuur en slingeren van de ene kant van het fietspad naar de andere. Hun wangen rood van inspanning. Het is gelukt, ze kunnen fietsen! Vol trots komen ze de week erop het lokaal binnen wandelen. Ze tonen mij allemaal hun diploma, een fietsdiploma. Voor veel van hen is dit de eerste keer in hun leven dat ze überhaupt een certificaat behaald hebben. Ze glunderen en popelen om met de nieuwe les te beginnen. Succes maakt hongerig, bemerk ik. Nu ze gezien hebben dat ze kunnen leren fietsen, zijn ze er ook op gebrand de Nederlandse taal onder de knie krijgen. “Eén les per week is dan ook te weinig. Ze smeken om een uurtje meer en ik stem toe. Die ochtend blijven de dames maar herhalen hoe ontzettend blij ze met mij zijn als juf. Eigenlijk snijdt het mes aan twee kanten: Van kinds af aan wilde ik voor de klas staan. Wegens omstandigheden is dat er helaas niet van gekomen. Tot nu toe. Op dit geef ik op vrijwillige basis Nederlandse les aan een grote groep allochtone vrouwen. Ik heb mijn droom toch waar gemaakt.

Circa:
Ja

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0