Het verhaal van de stolp, Twisk, Dorpsweg K162

Deze fraaie en typerende stolp staat er sinds 1886, tevens het geboortejaar van Opa Cornelis Kok. De boerderij van diens ouders, Jan en Sijtje Kok had op dezelfde plek gestaan, maar was afgebrand bij een grote dorpsbrand, die begon bij de smederij en meerdere stolpen en tussenliggende woningen deed sneuvelen – de brand werd aangewakkerd en sloeg over door de sterke westenwind.

Nu waren er verscheidene smederijen: zo zat er één naast K195, de schoenmakerij van Jan Smit; om de hoek zat de (hoef)smederij van -later- Cornelis Visser (zie Twisk in Oude Ansichten).  Het huidige installatiebedrijf is weer van diens zoon. Vrij zeker ging het hier echter om de smederij naast de (Nederlands Hervormde) Kerk. Bij deze brand gingen ook de stolpen van de familie Dubbeld en van de familie Stam (ook deze herbouwd als stolp - nu zorgboerderij, tegenover de Noorderweg) verloren en de stolpschuur van André Blokker; van de laatste is het voorhuis waarschijnlijk ook weer opgebouwd zoals het er nu staat.

Herbouwde stolp

De nieuwe stolp op K162 is toen verrezen – er is nog aantekening van op een schoorsteen; opa Cornelis Kok werd in mei dat jaar geboren (1886) en leefde tot 1966. De brand was in het voorjaar; toen de koeien voor de winter weer op stal moesten was de nieuwe boerderij klaar.

Er hebben altijd rond de 18 koeien gehuisd en ook schapen; deze werden voor het lammeren ondergebracht in de schuur en in één van de boetjes. In de crisistijd is er tijdelijk aan pluimvee-houden gedaan, voor de eieren, maar door de dalende eierprijs hield dat geen stand. Varkens waren er ook, tot in de 50-er jaren; 2 à 3 zeugen met biggen - deze werden vetgemest voor de slacht. De kookplek was vroeger achter in de stal, bij de schoorsteen daar, tot midden 20e eeuw het achterste stuk van de dars (*komt van dors, vroeger werd in deze ruimte het graan gedorst) opgeofferd werd aan een keuken.

Bedstee

In 1958 vond er meer verbouwing plaats; er kwam een trap naar de eerste verdieping in het voorhuis, alwaar een slaapkamer voor de meisjes werden gebouwd (Annie was toen rond de 10 jaar oud). Voordien sliepen zij in de bedstee boven de kelder, in de ouderlijke slaapkamer op de hoek (waar deze nu nog zit). Opa sliep tot dan in de bedstee in de 'middelkamer'. Deze bedstee zat in de tussenwand naar de woonkamer, samen met nog een naar beide kamers openende bedstee (*ook wel 'vliegende bedstee' genoemd) met daartussen het doorgangetje, ook bekend als 'hossie'.

Met het weghalen van de bedsteden werd de woonkamer groter en de middelkamer werd opa's slaapkamer. Ook werd daarbij het sanitair ingebouwd (w.c. en douche); voordien was er een poepdoos bij de stal en was de wasplek bij de pomp, of voor de meisjes: in de keuken. En ’s nachts ging je op de pot, *de nachtspiegel.

Gemaal

Het gemaaltje was van de ‘Polder de Onderlinge Bemaling’ en bediende het land van zes tot acht boeren. Vader Jan Kok was de ‘machinist’ en werd dus regelmatig opgeroepen het land te bemalen (dus van meer water te voorzien middels de vijzel of wormschroef achter het huis). De familie had ook land aan de Zuiderweg liggen. Bij een lokale storm - een windhoos - in 1962 of '63 blies daar al het opgestoken hooi van de 'ruiters' – NB: deze ruiters bevinden zich nog opgestapeld achter de boerderij! Genoemde windhoos richtte grote schade aan in een baan van Oostwoud door (oost) Twisk; bij de boerderij zelf gingen drie populieren om.

Het varkensboetje werd later gebruikt als zomerstal; voor het melken van de koeien als ze buiten stonden; dan hoefde de boer niet helemaal naar het land toe –de koeien kwamen of werden gehaald dan wel opgedreven (een oud dorpstafereel).

Knalgele Jeep

Naast paard-en-wagen kwam men opmerkelijk genoeg in bezit van een knalgele Jeep – deze heeft een tijd dienst gedaan als terreinwagen, om te voeren en te drijven, maar ook als hooiwagen, om mest te rijden enz. Er was een gat in de bodem gemaakt met een touwtje erdoor dat aan de arm van de bestuurder vast zat; ging het voor het maaien te snel dan trok degene achter aan het touwtje. De Jeep (uitgesproken als Hiep) verving het paard nog vóór de eerste trekker kwam! Bovendien werd hij gebruikt voor ritjes naar het strand met vele kinderen aan boord (op het land zaten ze ook op de motorkap)  en moeder was toentertijd één van de drie eerste chauffeurende dames in het dorp!

In één strenge oorlogswinter daalde het kwik zo snel dat men als de hazewind de hele aardappeloogst achter de koeien op de koegang moest leggen om bevriezing te voorkomen. Met man en macht lukte dit in één morgen. (deze oogst was niet noodzakelijk eigen – dit kan van een verwant uit bijvoorbeeld Opperdoes geweest zijn, want Twisk had bovenal veeteelt. AZ)

Schoorsteenexplosies

Schoorsteenexplosies kwamen regelmatig voor, zo ook hier, door de gasontwikkeling in de oliekachel; dan plofte de schoorsteen als het ware los bij de zwakke plek na het punt waar deze door het dak ging. Dit leidde vaak tot brand. De laatste keer dat dit gebeurde (eind vorige, 20e eeuw) werd de met omval dreigende schoorsteen er door een hijskraan afgetild.

De naam van de stolp was “Weltevreden” –dit stond met sneeuwklokjes in de wal. In de voortuin stonden bovendien een bruine beuk in het midden en twee rood bloeiende meidoorns.

Markant in dit verhaal – als in vele stolpverhalen- is het inwonen van de oudere generatie, in dit geval opa Cornelis.

Afbeeldingen: 1 en 2) Kees Klaver, 3) foto jaren zestig

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1