De protestliedjes van de Vietnamoorlog

In 1964 stortte de Amerikaanse president Lyndon Johnson zijn land volop in de Vietnamoorlog. Bijna twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog moest het maar eens afgelopen zijn met al die internationale spanningen, vond de nieuwe naoorlogse generatie. De Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam was een aanjager van allerlei protestliederen.

Verschillende Amerikaanse zangers begonnen zich aan het begin van de jaren zestig in hun teksten te beklagen over misstanden in hun land. Vooral de armoede en de rassenongelijkheid waren populaire onderwerpen. De door sociale kwesties geïnspireerde protest song werd een genre op zich door de muziek van Robert Allen Zimmerman, die wereldberoemd werd onder zijn artiestennaam Bob Dylan.

Over de precieze betekenis van liedjes als Blowing in the Wind (1963) en The Times they are a-changing (1964) bestaat nog altijd verschil van mening, maar dat Dylan ze schreef met grote sociaal-culturele veranderingen als de Civil Rights Movement in het achterhoofd staat vast. Het nummer Masters of War (1963) is een van de eerste voorbeelden van een populair protestlied tegen de wapenwedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.

Vanaf 1964 begon president Lyndon Johnson met het grootschalig inzetten van Amerikaanse militairen in Vietnam. Dit nadat zijn voorganger, de in november 1963 vermoorde John F. Kennedy, al in 1961 de eerste grondtroepen naar het land had gestuurd. Beide presidenten waren bang dat de communistische Vietcong, het Noord-Vietnamese leger, de macht over het hele land zou krijgen.

Hoewel Kennedy de weg al had vrijgemaakt voor Amerikaanse inmenging in de oorlog, werd Johnson in eigen land door het sturen van duizenden extra grondtroepen gezien als de grote agressor. Toen president Richard Nixon hem in 1969 opvolgde en aankondigde direct te willen beginnen met het terugtrekken van troepen waren er zeker dertigduizend Amerikaanse militairen in Vietnam gesneuveld.

Woodstock

Het grote aantal slachtoffers in de periode Johnson viel volledig verkeerd bij de steeds meer betrokken wordende Amerikaanse bevolking. Een nieuwe generatie die geen oorlog had meegemaakt begon zich in de loop van de jaren zestig bewust te worden van het in hun ogen zinloze lijden aan de andere kant van de wereld. Opgezweept door nieuwe protestliedjes werden steeds vaker demonstraties tegen de oorlog georganiseerd.

Een van de hoogtepunten van de ‘protestgeneratie’ was wel het legendarische muziekfestival Woodstock, gehouden in augustus 1969 in het plaatsje Bethel, in de staat New York. De band ‘Country Joe and the Fish’ bracht onder andere hun wereldberoemde nummer I Feel Like I’m Fixin’ to Die Rag ten gehore, een van de meest uitgesproken liedjes tegen de Vietnamoorlog. De tekst van het nummer is een sarcastische parodie op ‘Uncle Sam’ (de Amerikaanse staat) die jonge mannen oproept zich te melden om vervolgens zinloos een voor een op het slagveld te sterven, zonder dat ze ook maar gevraagd wordt of ze weten waarom ze vechten. De tekst van het refrein is het eenvoudige maar veelzeggende “And it’s one, two, three, what are we fighting for? Don’t ask me I don’t give a damn, next stop is Vietnam”.

Op hetzelfde muziekfestival speelde Richie Havens het nummer ‘Handsome Johnny’, een algemeen protestlied tegen oorlog maar in die tijd uiteraard vooral in verband gebracht met het vechten in Vietnam. Ook Richie Havens vraagt aandacht voor het zinloze vechten en sterven in de oorlog. Hij verwoordt ook het machteloze gevoel dat veel jonge Amerikanen dwarszit; het gevoel dat, alle woede en protest ten spijt, het oorlogvoeren gewoon door gaat: “Hey, what’s the use of singing this song, some of you are not even listening. Tell me what it is we’ve got to do: wait for our fields to start glistening”.

Het optreden van Jimi Hendrix op Woodstock heeft een bijna legendarische status gekregen, onder andere door de valse en sarcastische versie van ‘The Star Spangled Banner’, het Amerikaanse volkslied dat hij er speelde. Ook in Nederland kreeg de protestbeweging tegen de oorlog in Vietnam steeds meer vaste voet aan de grond. In massale demonstraties schreeuwden mensen ‘Johnson moordenaar.’ (wanneer demonstranten werden beboet vanwege het beledigen van een bevriend staatshoofd verklaarden ze dat ze slechts ‘Johnson molenaar’ riepen). En ook hier werden protestliedjes geschreven. Het buitengewoon beschaafde, maar daardoor misschien wel zeer treffende ‘Welterusten Meneer de President’ van Boudewijn de Groot is een van de bekendste. Veel van deze protestliedjes hebben inmiddels een bewezen eeuwigheidswaarde, ook in Nederland. Welterusten Meneer de President is, sinds De Groot het in 1966 voor president Johnson zong, in de regeerperiode van vrijwel elke Amerikaanse president wel eens te horen geweest. Van Nixon die vuile handen maakte in Cambodja en Laos tot Clinton die voormalig Joegoslavië bombardeerde. In 2003, toen duizenden in Amsterdam demonstreerden tegen het plan van toenmalig president George W. Bush om Irak binnen te vallen, speelde punkband De Heideroosjes een coverversie van Welterusten Meneer de President.

Op 10 februari 2010 deed de huidige Amerikaanse president Barack Obama iets bijzonders. Hij nodigde een hele reeks protestzangers, waaronder Bob Dylan, uit in het Witte Huis voor een eerbetoon aan “de liedjes die Amerika hebben gemaakt tot wat het nu is. Een vrije en rechtvaardige samenleving”.

Tags

Do culture your way