De Fotografenavond jubileert

De Fotografenavond jubileert

Afgelopen dinsdag – Prinsjesdag 2021 – werd het twintigjarig Jubileum van de Fotografenavond gevierd in Café Kalkhoven tegenover de Westertoren. Het was de 213e bijeenkomst van Aloys Ginjaar. “Fantastisch dat we na de coronatijd weer bij elkaar zijn.”

Gerrit Jan Wolffensperger – al gast op de Fotografenavond in 2014 - had de eer de bijeenkomst in te leiden met een persoonlijk woord.  "Twintig jaar geleden begon Aloys, ondersteund door Peter Paul Huf op de portfolio- avonden in Arti, met zijn Fotografenavonden in navolging van Michel Szulc Krzyzanowski en nu is dat al voor de 213e keer. Aloys is een geweldige organisator.”

Graag gaat hij in op de fotografie in het algemeen en de Nederlandse fotografie in het bijzonder. Aan de hand van twee fotomanifestaties in het afgelopen weekend van 18/19 september. De ene is ‘Unseen’ in de Westergasfabriek en de andere ‘Dialogue Vintage Photography’ in het CEC in de Bijlmer.

Unseen en Dialogue Vintage

“Bij Unseen zijn de kernwoorden ‘jong’, ‘net van de academie’ en ‘conceptueel’, bij Dialogue Vintage is dat behalve ’vintage’ ‘analoog’ en ‘foto-negatief’. Zoals Willem Diepraam eens opmerkte: ‘Het negatief is de foto’.” De tentoonstelling ‘De Eregalerij van de Nederlandse fotografie’ in het Nederlands Fotomuseum had hij met belangstelling bekeken. “Een selectie van 99 foto’s. Het publiek mag de 100e kiezen. De selectie is tot zekere hoogte representatief.”

Vintage foto’s uit de jaren ’50 en ’60, zoals die van Cas Oorthuys, zijn gewild in Nederland. Dat laat ook Dialogue Vintage zien. Tussen de jaren tussen ’50 en ’60 en de jaren ’10 van de 21e eeuw is er qua fotografie een grijs gebied, qua interesse van de foto-instellingen. Wat gebeurt er met de fotografie ‘in het midden’?

Die kloof – het grijze gebied tussen vintage en conceptueel -  slaat op bekendheid, waardering, prijs en archivering.  Als fotograaf uit de jaren ’70 en ’80 is het moeilijk er tussen te komen bij de presentatie-instellingen en musea, aldus Wolffensperger. “Vol is vol is de reactie. Wat doen we met het werk van die latere fotografen?”

Hoe om te gaan met de digitale bestanden?

“Een oplossing is het project 1000 foto’s van Pictoright waarbij iedere fotograaf zelf zijn/ haar beste foto’s selecteert. Het geheel staat onder beheer van Eduard de Kam.” Zie: https://www.1000fotos.org/ “Maar de kwestie blijft: hoe moeten we digitale bestanden selecteren / opslaan / bewaren. Het gaat om een enorme massa foto’s.” Wolffensperger legde de vraag voor aan de directie van het Nederlands Fotomuseum en die had ook geen antwoord.

Hoe moet het selectieproces verlopen? À la het project 1000 foto’s? Aloys: “Ik raakte vroeger wel eens een negatief kwijt, dat was heel erg. Nu worden er duizenden beelden gedelete. Op een Symposium van World Press Photo kwam aan de orde dat er met heel veel moeite een foto van Bill Clinton / Monica Lewinsky gevonden werd. Als de fotografie toen digitaal was geweest was het waarschijnlijk gedelete.”

Wolffensperger: “Een ding is zeker: als de fotograaf dood gaat, krijgen zijn/haar foto’s veel meer waarde.”

Hij besluit zijn verhaal met: “De fotografengemeenschap in Amsterdam en de stad Amsterdam is jou, Aloys, heel dankbaar voor wat je allemaal georganiseerd hebt.” Applaus.

Cruijff

Aloys overhandigt hem als dank een foto van zijn hand op groot formaat van Johan Cruijff. Aloys: “Het was in 1972. Ik was in het stadion gekomen met een perskaart van een Engels persbureau. Ik stond achter het doel van de tegenpartij. In een flits kwam hij voorbij, JC, en ik drukte af, nog niet wetend wat het resultaat zou zijn.” Wolffensperger: “Cruijff heeft mij en mijn vrouw aan elkaar gekoppeld, maar dat is weer een ander verhaal.”

Wat vinden de anderen van het verhaal?

Tom Meerman haalt twee fotografen naar voren die representatief zijn voor het grijze gebied vanaf de jaren ’70 van fotografen die de musea / foto-instellingen niet bereiken: Diana Blok en Marlo Broekmans. “De conservatoren zijn niet geïnteresseerd. Dat geldt voor diverse andere fotografen zoals Michel Szulc Krzyzanowski. Alles wordt door de conservator bepaald. Als je foto’s goed liggen in de handel betekent dit niet dat ze goed liggen bij de musea.”

Wat wordt er geselecteerd? Vroeger ging het om negatieven uit de DOKA, de tweede fase is fotoboeken en nu zitten we in de digitale fase. Hoe dat te doen? Meerman denkt qua digitaal materiaal alleen dat te verzamelen wat geprint is.  Wolffensperger: “Vroeger verdienden de fotografen hun geld met copyright, nu gebeurt dat met prints.” Hij haalt het voorbeeld aan van Stefan Vanfleteren  wiens werk in het Antwerpse FOMU te zien was.

Chris Reinewald: “De kloof heeft ook te maken met de opleidingen. Je kunt aan de foto’s zien op wat voor opleiding een fotograaf gezeten heeft.” Meerman: “Op de AKI leer je nog foto’s maken in een DOKA.” Reinewald wijst verder op de geweldige fotografie in de jaren ’70 en ’80 in de Vrij Nederland bijlagen en op een fotografe als Sacha van Dorssen, nu in het Stedelijk Museum Breda te zien, die als modefotograaf naam maakte, ook door goed in te spelen op de identiteit van de verschillende magazines waarin ze publiceerde.

Remmelt van Veelen wijst op het belang van een kwalitatief goede print en de noodzaak om er zo dicht mogelijk op te zitten als de print gemaakt wordt. “Er zijn zo veel tinten en schaduwen mogelijk. Daar moet je bij zijn wil je de juiste versie met de door jou bedoelde emotie te pakken krijgen.”

Paul Schaublin was in de coronatijd bezig met de archivering van alle foto’s van Wanda Michalak, zijn vrouw. Hij heeft een catalogus gemaakt met 1000 foto’s, analoge en digitale. 

En zo ging de avond met veel animo verder.

Fotografie Kees Funke Küpper 

https://www.aloysginjaar.nl/

Datum:
21 oktober 2021
Type activiteit:

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0