Rumoer in de stad. De schilders van Tachtig

Rumoer in de stad – De schilders van Tachtig is een vervolg op de tentoonstelling ‘Holland op zijn mooist – Op pad met de Haagse school’ van twee jaar geleden in het Gemeentemuseum Den Haag.

Op de perspresentatie vertelde Doede Hardeman, hoofd collectie van het Gemeentemuseum, over de gelijkenis van het toenmalige Holland met het huidige Bangla Desh. De gang van het platteland naar de stad, fabrieksarbeid, achterbuurten en de versnelling van het algehele leven.

Schilders van Tachtig

Frouke van Dijke, het ‘brein’ achter de tentoonstelling leidde ons vervolgens rond en vertelde over  de nieuwe groep kunstenaars die de stad hadden ontdekt: George Hendrik Breitner, Isaac Israëls, Willem Tholen, Willem de Zwart, Jacobus van Looy, Willem Witsen en anderen.

De Haagse School is een duidelijk begrip, het is een afgebakende groep kunstenaars die rond 1870 het Hollandse landschap en het vissers- en boerenleven verbeeldt. Voor de opvolgers is er geen duidelijke benaming. Hammacher, de Amsterdamse kunstcriticus, heeft het over de ‘Amsterdamse impressionisten’. Deze tentoonstelling hanteert de benaming ‘schilders van Tachtig’.

In de laatste grootste overzichtstentoonstelling van de groep 25 jaar geleden in het Van Gogh Museum werd deze benaming gebruikt. Bijzonder aan de tentoonstelling in Den Haag is dat het maatschappelijk verhaal ruim aan de orde komt, onder andere met sociale fotografie afkomstig van onder meer het Haags gemeentearchief. De tentoonstelling is multidisciplinair, ook mode en toegepaste kunst zijn te zien. En de schetsboeken van Isaac Israëls. Ook te zien in de prachtige catalogus.

Naar Amsterdam

De schilders van Tachtig zijn in vele opzichten schatplichtig aan de Haagse School. Breitner kreeg lessen van Willem Maris. Tholen ging in de leer bij Paul Gabriël en Isaac Israëls leerde het vak van zijn vader Jozef. De jonge kunstenaars bewonderden de Haagse School vanwege de realistische weergave van het landschap.

Waar de Haagse School alles van een afstandje observeerden, komen de schilders van tachtig dichterbij. Willem de Zwart schildert de koetsiers in Den Haag en Loosduinen, Isaac Israëls en George Hendrik Breitner verbeelden het militaire leven rond de kazernes. Breitner trekt met Vincent van Gogh, opgeleid door Mauve, door de achterbuurten van Den Haag, waar zij armoedige straten en stegen vastleggen.

De schilders van tachtig beschouwen de architectuur vooral als decor van het stadsleven. Velen van hen verruilen in de jaren tachtig Den Haag in voor het zinderende Amsterdam.

Aansluiting bij de literatuur

Velen van de nieuwe Amsterdammers die in de fabrieken werken zijn vrouwen. Ze werken daarnaast ook als werkster aan huis en dienstbode. Ze wonnen in sloppenwijken en krijgen een bijzonder karig loontje. In de kaarsenfabriek staan zogenoemde ‘waspitten’ uren achtereen kaarsen te gieten. Anderen werken als ‘koffiepiksters’ op stoffige zolders, waar zij de slechte bonen uit de geïmporteerde koffie eruit halen.

Waar de arbeid en arbeiders bij de Haagse School schilders veelal een zekere harmonie uitstraalt, is daar bij Breitner en Israëls geen sprake meer van. Vrouwen krijgen vaak dierlijke trekken en lelijke gezichten.

In Amsterdam vinden de kunstenaars aansluiting bij de literaire Beweging van Tachtig, onder wie Willem Kloos, Albert Verwey en Hein Boeken. De jongeren komen samen in kroegen en ateliers om hun ideeën over kunst te delen. In het tijdschrift De Nieuwe Gids vegen zij de vloer aan met de moraliserende literatuur en kunstkriek.

Willem Kloos beschrijft kunst als de ‘aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’. De schilders gedragen zich als bohemiens of dandy, zich niets aantrekkend van de burgerlijke levensstijl. Kunst om de kunst, l’art pour l’art, luidt het devies. De vriendschap van de jonge literators en schilders is van grote invloed geweest op de beeldende kunst.  

De stad slaapt nooit

Voor de meeste kunstenaars schuilt de grootste aantrekkingskracht van de stad in het moderne leven dat hier ontstaat. Winkelen, dineren en uitgaan krijgen een plek in het dagelijks leven. Winkeliers laten voor het eerst etalages aanleggen om hun koopwaar verleidelijk uit te stallen. Cafés, theaters en danshuizen laten de stad bruisen van energie.

Alle zintuigen worden geprikkeld. Paardentrams zorgen voor kabaal, elektrisch licht zorgt voor optische effecten. Met de lantaarns kun je tot diep in de nacht door de straten struinen. De schilders van tachtig schilderen de drukte op het Rokin en de Dam, de winkelpuien aan de Nieuwendijk en de Kalverstraat en de volkse feesten in de Jordaan. De moderne stad slaapt nooit.

Niet alle kunstenaars evenwel hielden van het rumoerige straatleven. Willem Witsen en Eduard Karsen specialiseren zich in het verstilde stadsgezicht. De dromerige sfeer van deze schilderijen past bij het latere werk van Matthijs Maris, de Haagse schoolkunstenaar die door velen van de schilders wordt bewonderd. Willem Witsen is een spilfiguur in de beweging. Zijn atelier is een ontmoetingsplek voor schilders en schrijvers.

Bouwputten

Breitner en Israëls herintroduceren het naakt in de schilderkunst. In hun ateliers schilderen zij ontklede waspitten en koffiepiksters, die het geld goed kunnen gebruiken. De vrouwen zijn ongeïdealiseerd weergegeven en stralen een seksualiteit uit die voorheen ontbrak.

In de stad worden grachten gedempt en straten verbreed. Breitner ontdekt de bouwputten in de stad als nieuw onderwerp. Hij schildert lege vlaktes en heimachines. Hij laat een stad in constante ontwikkeling zien.

De schilders verbeelden ook het vrijetijdsleven van de stedelingen. Spelende kinderen in het Oosterpark en schaatsenrijders in het Haagse Bos. Van Looy – schilder en schrijver tegelijk – creëert zijn eigen stadsoase in het midden van De Pijp. Hij bezaait daar een lapje grond met Oost-Indische kers. Zijn zonovergoten schilderij, dat aan het eind van de tentoonstelling hangt, verraadt niets van het rumoer van de straat.

Fotografen

Niet alleen schilders, maar ook fotografen ontdekken de stad als thema. Henri Berssenbrugge en Bernard Eilers hebben oog voor compositie en licht-donkereffecten. Deze geromantiseerde stadsbeelden staan recht tegenover de fotografische registratie van onbewoonbaar verklaarde woningen in krottenwijken. Beelden, gemaakt in opdracht van de Sociale Dienst Den Haag, tonen ware wantoestanden in de achterbuurten.

Er ontstaat belangstelling voor het exotische. De globalisering brengt vreemdelingen in de stad, zoals in Den Haag de Abessiniër Adolf Boutar die regelmatig in Pulchri poseert tijdens tekenavonden. Hij is een favoriet moel voor De Zwart en Breitner. Deze beiden schilderen later een serie in kimono gehulde meisjes met allerlei requisieten als waaiers en oosterse tapijten. Zie het portret van Geesje Kwak.

Mischa Andriessen, schrijver-in-residence van het Gemeentemuseum heeft, tot slot, een aantal gedichten gemaakt, geïnspireerd door werken in deze tentoonstelling.

Afbeeldingen: 1) Isaac Israëls, Dienstmeisje op de Leidsegracht, 2) Isaac Israëls, Hoedenwinkel van Mars op de Nieuwendijk in Amsterdam, 3) Jacobus van Looy, Binnentuin in de Pijp, 4) Jacobus van Looy, Oranjefeest, 5) Willem Tholen, Interieur slachterij, 6) George Hendrik Breitner, de Dam, 7) George Hendrik Breitner, Gezicht op Keizersgracht/hoek Reguliersgracht  

https://www.gemeentemuseum.nl/nl/tentoonstellingen/rumoer-de-stad

Datum:
14 april 2017 / 5 november 2017

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0