Stadswandeling op rijm in Den Bosch

Stadswandeling op rijm in Den Bosch

Op tweede Paasdag hebben we afgesproken voor het NS Station Den Bosch. Emiel Bootsma, de stadsdichter op rijm van Den Bosch staat er al, met een paar deelnemers. Op de afgesproken tijd, half twaalf, is iedereen gearriveerd.

Emiel heet ons op rijm welkom in het Bosch. Dat doet hij met een ‘Bossche Bek’. Emiel: ‘Die grote Bossche mond heeft echt een functie, moet u weten / Daarmee kun je een Bossche Bol in één hap lekker eten.’ Hij wijst naar achter, naar de gevel op het station. Daar zien we een gedicht. In hoofdletters staat er:

AL REIZEND ERVAART MEN HET LEVEN VREEMDER;

OVERAL ANDERS,  OVERAL EENDER

Auteur, Jan van Sleeuwen, die ik nog ken als leraar Nederlands van het St. Janslyceum.

We lopen naar het oude centrum en zien daar op een hoge zuil, DE DRAAK van Den Bosch. Emiel: ‘Voor de Commissaris meester Bosch van Drakestein / Kwam hier honderd jaar gelee een prachtige fontein.’ De commissaris van de Koningin liet een legaat na van 10.000 gulden voor de realisering van een fontein / monument.  Daarnaast was de bijnaam van Den Bosch in de tachtigjarige oorlog ‘Moerasdraak’. De naam kreeg de stad omdat ze onneembaar werd geacht vanwege haar ligging bij een moeras. Veertig jaar geleden liep onder de draak de voorloper van wat nu de A2 is.

Den Bosch kijkt niet op een paar centen

Een stukje verder, bij de Wilhelminabrug,  staan we stil daar bij een van de zuilen en zien daarop zestien taferelen die de geschiedenis van de stad vertellen. Emiel declameert een toepasselijk gedicht en zegt dan: ‘Wat we zien stromen is een uitloop van de Dommel. De Dommel en de Aa kwamen als stromen bij elkaar en dat was het begin van Den Bosch. De stad is gesticht in 1185.’ Emiel wijst naar de ronde logootjes met de letter W in het hekwerk van de brug. ‘Pas vervangen, eerst was het een W van Wilhelmina, nu de W van Willem-Alexander. Jullie zien: de stad Den Bosch kijkt niet op een paar centen.’

De terrasjes in de Lepelstraat zitten al behoorlijk vol. Overal zijn Bossche Bollen verkrijgbaar zien we. We houden stil op de hoek, waar we in de diepte de Binnendieze zien en een beeld van een vrouw. Het is Zoete Lieve Gerritje, bekend van het lied dat iedere Bosschenaar kent. ‘Dat gaat naar Den Bosch toe, Zoete Lieve Gerritje ….’ Emiel: ‘Zoete Lieve Gerritje staat voor de boerenvrouwen die in de stad hun waren verkochten. Er wordt ook wel eens gezegd dat Zoete Lieve Gerritje te maken heeft met een bandiet uit de Middeleeuwen.’ We zien ook een gedicht in witte letters op een blauwe achtergrond van Toon Tellegen, ‘Een man dacht’.

Een man dacht

Een man dacht;

wanneer zal ik eens

één minuut niet

aan haar denken?

Nu?

Hij ging zitten

en dacht één minuut

niet aan haar

Toen stond hij op

en wandelde verder

dacht verder

steeds verder

zonder pozen

aan haar

Uilenburg

We draaien ons om en zien een zeer scheefstaand pand, ’t Keershuys. Er zit een restaurant in. Emiel: 'Het pand stamt uit de 16e eeuw. De enige manier waarop ze toen in staat waren om dakwater te laten weglopen, was door het huis scheef te maken.’ Emiel  citeert ter verluchtiging een van zijn plezierdichten, gemaakt bij een kunstwerkje van Mirjan van de Hel, een ‘Vlekkending’.

Beneden ons stappen toeristen in rondvaartboten. We lopen de Uilenburg in, een buurt waar ik  vroeger  nooit inging. Het ene vervallen pand stond naast het andere. Nu is het keurig gerestaureerd. Na een meter of vijftig kunnen we een paar treden afstappen en zien we beneden ons de Binnendieze. De gids op een rondvaartboot geeft met luide stem uitleg. Ik zie aan de linkerkant een borstbeeld van Cornelis Verhoeven, een Bossche schrijver, die ik ken als leraar klassieke talen van het Marialyceum, een pendant – voor de meisjes- van het St. Janslyceum. Ze zaten alle twee in één  gebouw.  

Lamstraatje

Emiel heeft een toepasselijk gedicht, een persiflage op Vondels ‘O Kerstnacht, schoner dan de dagen’: ‘O Binnendieze, schoner dan in jaren’. ‘Hier varen de boten door en onder de stad, een vrij zeldzame combinatie. Als we sommige mensen hun gang hadden laten gaan, hadden we dit helemaal niet kunnen zien, want zij hadden dromen over de A2 die precies op deze plek zou lopen. In de jaren ’60 heerste bij sommigen de gedachte: ‘Pleurt die buurt toch neer!’. Nu is het dé topattractie van Den Bosch.’

Een van de deelnemers: ‘Jan Slager en Jan van der Eerden hebben zich ervoor ingezet.’ En natuurlijk vooral Hein Bergé. Verder naar links het Lamstraatje in. Emiel: ‘Of het ging om een jong schaap óf het is genoemd naar de Bosschenaren die een kroeg hadden bezocht en helemaal lam langs dit straatje naar huis gingen.’

Begijnenhof

Vervolgens de Stoofstraat. ‘Een heel oude straat. Mensen haalden hier in een van de winkels hete kooltjes zodat zij hun eten konden laten stoven. Er brandden ook rode lampjes in deze straat, want er waren hier Bossche meisjes van plezier. Aan de andere kant was een Begijnenhof, hoewel bij historici de meningen uiteenlopen of dat nu precies hier was. Er wordt verteld dat er Bosschenaren waren die zoveel glaasjes ophadden dat ze per ongeluk bij de vrouwen aan de verkeerde kant van de straat terecht kwamen: Dat waren dames van de zeden, maar dus echt niet van de lichte / Al hadden sommigen een reden, soms toch voor een man te zwichten….’

Bij de Snellestraat zien we een gevel waar alle ramen dichtgemetseld zijn. ‘Dat heeft te maken met de belasting. Hoe meer ramen men in zijn huis had, hoe meer belasting er betaald moest worden.’ In de Vughterstraat zien we in de straat grote naar elkaar toelopende zwarte stenen. Hier stond de ‘Jodenpoort’. Het is mooi dat ze de oude stadsmuur, afgebroken in 1550, in deze vorm toch nog laten zien. Even verder in Achter het Verguld Harnas een rooster boven een put. ‘Door dit zogeheten ‘baken’ kun je de Binnendieze zien. Als een rondvaartboot een lamp aan heeft, zie je ‘m voorbij varen.’

Trouwen vanuit de Binnendieze

Naar links komen we bij de uitbreiding van het Stadhuis, kijken door de ramen en zien in de ruimte een oude stadsmuur. 'Men was al bezig met de bouw en toen ontdekte men die muur. Daar moest iets mee gedaan worden.’  Verderop een houten geribbelde plank, die omhoog blijkt te kunnen worden getrokken. ‘Je kunt vanuit de Binnendieze uitstappen de trap op en via het geopende luik naar het Stadhuis gaan om te trouwen.’ Het blijkt regelmatig te gebeuren. 

Bij de fontein in de Fonteinstraat zien we de alom bekende tekst van het gedicht ‘Er waren twee Koningskinderen’. Emiel vult aan: ‘Dit gedicht op deze plek? / Dat noem ik gewoon ‘neppen’ / Dit water langs? Doe niet zo gek: / Dat kan je fierljeppen!’

De Krullartstraat loopt krom. ‘Als je goed kijkt zie je dat veel straten hier krom lopen. Ze bouwden de straten krom zodat je je kon verbergen tegen de kogels van de vijand.’ Op de hoek tegen het pand van boekhandel Heinen zien we nog een kort gedicht van Kafka.

‘Een boek, een bijl voor de bevroren ziel in ons.’

Hinthamerstraat

We zijn op het Amadeiroplein (geen officiële straatnaam overigens), genoemd naar de Oeteldonkse Prins Carnaval. De Grote Kerk staat er statig bij. ‘Gebouwd in 1821 in twee jaar tijds. De katholieken kregen via bemiddeling van Napoleon de St. Jan terug, maar moesten wel zorgen voor een andere kerk voor de hervormden. Het plein is van de kerk. Ze hebben het recht bedongen om ’s zondags als er een dienst is, auto’s op het plein te laten parkeren.’ Op de andere dagen van de week is het voetgangersgebied.

In de Hinthamerstraat speelt een zigeunerorkest met veel schwung. Emiel verheeft zijn stem om erboven uit te komen. Naast een gedicht van Emiel krijgen we gedichten die in de straatstenen zijn gebeiteld aangeboden.

Onder meer een gedicht van Rob Salimans

Ik ren

ik ren

zo hard als een slak

Emiel vult op zijn manier weer aan: ‘Helaas veel te snel, dus maak ik een smak / Daar op de grond, lig ik te brallen / Nu ben ik zowaar over versjes gevallen.’

De Erwtenman

Bij de St. Jan zien we het beroemdste beeld, de Erwtenman. ‘Dat was iemand die op de steigers van de kathedraal werkte. Van zijn vrouw kreeg hij in een bundeltje zijn lunchpakket. Om twaalf uur maakte hij het open. Hij zag erwten en was erg teleurgesteld. Toen gaf hij een flinke trap tegen de bundel waardoor de erwten alle kanten uitrolden: “Is dat nu kost voor eenen man, die daags een braspenning winnen kan?”’ Emiel draagt ook weer een ‘Vlekkendingen’-gedicht voor.  

Op de muur van restaurant De Keulse Kar buiten de tuin van de St. Jan zien we een gedicht van Bernlef.

Liefdesgedicht

Een door jou bereide jachtschotel

smaakt mij beter dan deze in dit restaurant

Gesteld dat beide schotels even voortreffelijk waren …

We lopen om de kop van de St. Jan heen en zien een bord dat je kunt bellen met een Engel. De Engel staat op een van de zuilen van de St. Jan, tussen de andere figuren. Bel 0900-7468526 en je spreekt met de engel. Bij het beeld met de Ziener met Vogel, op de Parade, is de tocht afgelopen en wordt die uiteraard op rijm afgesloten. Het was een heel interessante tocht met bijna dertig gedichten in de meest uiteenlopende rijmschema’s, vol wetenswaardigheden. We gaan nog even met Emiel en  een aantal deelnemers naar een terrasje aan de overkant van de straat.   

www.stadswandelingoprijm.nl

Boekingen zijn onder meer mogelijk via de VVV ’s Hertogenbosch en rechtstreeks bij Emiel Bootsma. De tarieven zijn mede afhankelijk van het aantal deelnemers (maximaal 12) en lopen uiteen van € 5, - / € 7,50 voor de korte wandeling tot € 10,00 / € 12,50 voor de lange wandeling.

Dank aan Mirjan van de Hel voor de (meeste) foto's.

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0