Agniet Snoep vertelt

Op de 190e Fotografenavond in Café Kalkhoven was Agniet Snoep te gast. Zij maakt haarscherpe beelden van stillevens, passend in de traditie van het stilleven in de zeventiende eeuw.  Ze zet daarin nieuwe stappen met andere voorwerpen en met gebruik van eigentijdse technieken.  

Aloys: Hoe was je jeugd? 

Snoep: “Ik ben in Rotterdam opgegroeid. Mijn ouders vonden muziek en boeken lezen belangrijk. Toen ik 12 was ging ik rebelleren. Ik werd een heel lastig kind voor mijn ouders. Ik was overal tegen en Ik werd punk, ging in kraakpanden wonen en droeg excentrieke kleding. Dat was in die tijd misschien wel gewoner dan nu.  Tussen mijn 13e en mijn 15e ging ik nauwelijks naar school.”

“Je zou zeggen: dat voorspelt niet veel goeds, maar wilskracht had ik wel. Ik wilde vooral iets maken. Ik dacht toen aan theaterdecors, maar daar was toen geen geschikte opleiding voor. Daarom ging ik  naar de Modevakschool. Maar dat werd geen succes. Ik maakte kleding zonder coupe, totaal vormloos, wie het droeg leek op een schoorsteen. Voor een vriend fabriceerde ik een pak van kaasdoek, dat zat allerbelabberst. Ik zocht naar iets wat beter bij mij paste.”

“Mijn vader, A. Meijerman, was museumdirecteur. Hij had de leiding over een drietal Rotterdamse musea: het Schielandshuis, het Zakkendragershuisje en Dubbelde Palmboom. De rode lijn was oude kunst uit Rotterdam. Als we in de zomer op vakantie gingen bezochten we altijd musea en kerken. Dat vond ik leuk. Nog steeds doe ik dat graag, met mijn twee kinderen van 15 en 16.  

“Vanuit die familiale belangstelling voor cultuur, was het niet vreemd dat ik naar de Kunstacademie wilde. In 1989 deed ik toelatingsexamen voor de Rietveld Academie. Ik werd aangenomen en ging me bezig houden met theaterdecors, iets wat ik altijd al wilde. Als docent liep daar Jos Houweling rond. We maakten kennis en al spoedig mocht ik naar ‘Audiovisueel. Audiovisueel heeft vooral te maken met geluid en beeld. Dat was een schot in de roos. Ik had cello gespeeld, dat was een pré, en ook beelden had ik van oudsher in mijn rugzak. Die kon ik nu gaan gebruiken.”

Belletje

Aloys: Jos Houweling is een belangrijk persoon voor jou geweest, begrijp ik. “Hij was een goede docent die mij geholpen heeft. Velen wilden toentertijd naar Audiovisueel, dus het was nog maar de vraag of het voor mij zou lukken. Maar Jos zei: ‘We hebben nog geen Agniet’. Hij bedoelde dat hij graag een groep had met verschillende typen, en een type als ik was er nog niet bij. De fotografie speelde toen nog geen rol. Ik zocht naar onderwerpen. Wat wil ik de wereld vertellen? Het is goed als je dan vele ervaringen kunt gebruiken. Op gegeven moment zaten we in de klas en Houweling zei: ‘Vandaag gaan we muziek maken zonder instrument, maar met alles wat je ziet’. We hadden stoelen, kasten en kleinere voorwerpen. Sommigen gingen met hun vuisten roffelen op de tafel. Anderen zetten een stoel op hun hoofd en gingen daarmee springen. Het was heel vreemd. Ik zag boven aan het plafond lampenkapjes zonder lamp erin. Ik monteerde een theelepeltje in de lamp en gebruikte het als klepel, er kwam zowaar iets van geluid uit. Jos pakte de kastdeur en beukte die open en dicht. Zo werd het een duet."

Langzaam kwam Video in het spel. “Mijn eerste video heette ‘Lokken’. Ik had 150 mensen verzameld in Fodor, nu Foam, en wilde hun silhouetten gaan filmen. Ik had ze gevraagd dierengeluiden te maken. Van wat ik gefilmd had gebruikte ik fracties, die ik aan elkaar laste. Er ontstond een muziekcompositie. Je zag zwart-wit beelden met tegelijkertijd menselijke en dierlijke uitingen in een snel tempo gemonteerd.”
http://www.agnietsnoep.nl/previous-work-and-expositions.html#lokken

Een kever

Aloys: was het logisch dat jij iets met dieren deed? Snoep: “Veel kunstenaars zijn op een bepaald moment met dezelfde dingen bezig. Een vriend onthulde eens dat hij konijnenholen mooi vond. Ik kijk ook altijd naar dat soort dingen, maar zoiets besef je soms niet. Ik maakte korte filmpjes en foto’s van alles wat ik zou kunnen gebruiken. Dat ga ik dan later, indien passend, toevoegen.

Aloys: In 1997 kwam je in New York een bepaalde kever tegen. “Ik wandelde in de stad en bij een standje zag ik een sieraad van een in hars gegoten kever. Ik kende het verhaal ‘De gedaanteverwisseling’ van Franz Kafka. Daarin beschrijft hij de gedaanteverwisseling van een gewone man. Op zeker moment ligt hij in zijn bed en merkt dat hij zich niet meer kan bewegen. Hij kijkt naar zijn benen, maar die zijn veranderd in pootjes. Hij is in een kever veranderd, beseft hij. De man gaat door allerlei fases heen. Hij doet een poging zo normaal mogelijk verder te leven.

Het thema ‘kever’ had me beet. Ik ging portretten maken van kevers. Als je een portret maakt van een persoon en je laat dat iemand zien, dan kijkt die er met zijn of haar blik naar. Allerlei vooroordelen spelen een rol, hoe de geportretteerde wordt beoordeeld. Bij kevers kan dat niet, zou je denken, de kever is een alien. Maar onwillekeurig ga je bij een gefotografeerde kever toch ogen bedenken.” Aloys: Dat versterk je in jouw beelden. Snoep: “Technisch is het lastig een kever te fotograferen. Hij is dood. Het is lastig daar leven in brengen. Ik suggereer dat de kever leeft. Dat vereist heel goed licht om ‘m humaan te maken.” 

Tableau vivant

Agniet Snoep werkt met een thema. In het geval van de kevers was dat ‘Metamorfoses’. Ze ging kevers in stillevens vastleggen. Ze hield zich er verre van een verhaal te willen vertellen. “Ik probeer nooit een narratief, dat doen de hersenen van de kijker wel.” Aloys: En toen ging je ook andere dieren vastleggen? “Mijn moeder heet Bosschaert van haar achternaam. In haar familie ging het verhaal, dat mogelijk ook klopt, dat de fijnschilder Ambrosius Bosschaert, een voorouder was. Hij schilderde vooral bloemen, en hij had er veel plezier in daar ook wat vliegen en insecten in te verwerken. In de Collectie Frits Lugt in Parijs hangt een door Ambrosius Bosschaert gemaakt schilderijtje van een op zijn rug liggende dode kikker. De vliegen zoemen er omheen, op het punt het corpus aan te vallen. De schrijver Bordewijk heeft er een verhaal over geschreven. Naar aanleiding daarvan begon ik aan een fotografisch tableau vivant met insecten en schelpen. En of je het wil of niet, bij elkaar gezet in een tableau gaan deze voorwerpen een communicatie met elkaar aan.”

“Gebleken is dat er een ‘beeldrijm’ moet zijn. Als een voorwerp maar een millimetertje scheef staat, zie je meteen dat het niet klopt. Als ik voorwerpen bij elkaar plaats, zoek ik verwantschap in materialen.” Op haar laptop laat ze een foto zien van een tableau. We zien een bloem, een krab en een open vrucht, een kiwi. “Pas toen ik door de lens keek, zag ik het verband. De haartjes op de voorwerpen kwamen overeen. Toen had het beeld iets vanzelfsprekends. Soms zie ik het niet meteen. Je doet het intuïtief.” Na het maken van enige tableaus was het stilleven voor haar een platform geworden waar ze emoties als angsten en gevoelens een plaats kon geven. Aloys: Denk je dat de kijkers dat ook zien? “Misschien. Maar als ze de foto waarderen, is dat al fijn, ook al zien ze de meerdere lagen niet. Maar voor mij is de eerste blik, de esthetiek niet genoeg. De stillevens heb ik overigens afgerond. Dat is klaar.”

Vliegen vangen

Aloys: En toen? “Daarna pakte ik een nieuw thema op. Elke stilleven foto bestaat uit heel veel beelden. De foto van de octopus bijvoorbeeld bestaat uit 150 foto’s die ik samenpers. Zo wordt het ontzettend scherp. Idem dito bij de kevers. Al die foto’s bestaan uit een hysterische hoeveelheid foto’s. Aloys: En als je het met 20 foto’s probeert? “Dat lukt niet.” Hoe komt je aan je dieren? Snoep: “De vliegen vang ik zelf. En ook mijn kinderen helpen mij. Ze krijgen een dropje per vlieg. Artis belde als er een dode kikker, kever of ander insect was. Laatst was er een miljoenpoot overleden. Die neem ik. Je moet wel snel zijn, sommige dieren verschrompelen onder je camera. Aloys: En daarna, gaan je kinderen de dieren begraven? “De eetbare gaan in de pan.”

Een steen

“Ik was in Amerika in een indianengebied, waar ik bij een kolenmijn een steen zag. Een bijzondere steen. Het was obsidiaan, vond ik later uit, Obsidiaan is zwart vulkanisch glas van snel gestold lava. Die ga ik fotograferen, besloot ik. Ik heb de steen van drie kanten gefotografeerd. Per kant heb ik er een wereld in gemonteerd afgeleid van het gedicht Paradise Lost van John Milton. Het Paradijs Verloren gaat over het gevecht tussen god en de duivel. Bijzonder aan het boek is de grote aandacht voor het perspectief van de duivel. Zijn zienswijze, hoe hij god en zijn schepping wil laten verliezen, krijgt veel ruimte. Hij is verslagen door God, maar komt onherkenbaar terug als slang. Door listigheid infiltreert hij. De scene waarin Eva zich in de luren laat leggen door de duivel en daardoor het paradijs moet verlaten, is prachtig beschreven.”

“In de laatste scene uit het verhaal treedt Eva uit het paradijs de wereld tegemoet en zegt: ‘Elders lijkt alles desolaat en onherbergzaam, ons vreemd en onbekend met ons.’ Dit gevoel van Eva over de wereld heb ik overgeheveld naar beelden in de steen. Die beelden drukken gevoelens uit van verlies, eenzaamheid en vervreemding. Ik heb in die beelden geen verborgen verhaal gestopt. Ik laat bewust alle ruimte voor verschillende verhalen van de kijker. Maar om daar als kijker te komen moet je even de tijd nemen. Eerst moet je door twee stadia van kijken heen.”

“Tijdens het eerste stadium van kijken gaat de aandacht uit naar rationele zaken als wie, wat, wanneer en hoe.  Het tweede stadium van kijken bestaat uit het ervaren van schoonheid, vorm, kleur en esthetiek. Pas in het derde stadium van kijken slaat het associatieve deel van de hersens aan. Het zoekt naar een verhaal om het door de beelden opgeroepen gevoel te rationaliseren. 
Maar dat verhaal is er niet en toch bestaat er een sterke neiging om daar naar op zoek te gaan. Het is precies dit moment dat ik interessant vind. Een vrije geest is oncontroleerbaar. De kijker maakt de herinnering van de steen zelf."

Agniet Snoep werkt themagewijs en in alle thema’s legt ze ook iets persoonlijks. “Mijn moeder overleed in die periode. Dat is op een bepaalde manier ook in die video terecht gekomen.” Aloys: Als je die steen niet was tegen gekomen, hadden je foto’s er anders uit gezien. Het toeval lijkt een grote rol te spelen. Snoep: “Er ontstaat in de loop van de tijd wel een noodzakelijkheid om bepaalde dingen te maken, dat zijn dingen die op dat moment belangrijk zijn in je leven.”

Huizen

Aloys: een nieuw thema is ‘Huizen’. Snoep: “Ja, het project ‘Dollhouse’, poppenhuis. In een livestream zie je een gevel met de ramen erachter. Je ziet het verloop van de dag, van ochtend, avond, naar nacht. En je ziet achter de ramen wat daar gebeurt. Het is overigens een afwijkend thema als je het vergelijkt met mijn andere werk. Ik ben gefascineerd door wat de Duitsers ‘blaue Stunde’ noemen, het moment dat de donkerte invalt en dat je opeens kunt zien wat er achter de ramen gebeurt. Toen ik de foto’s maakte heb ik de ramen uitgeknipt en er een nieuwe achtergrond ingezet. Ik heb een grote rol gegeven aan de verbeelding van de personages. Het is alsof je droomt. Maar de mensen zijn niet herkenbaar, ik heb alleen het silhouet nodig.  Ik kan geen mensen achter de ramen toneel laten spelen.”

Agniet is in zekere zin obsessief en heeft een bepaald fanatisme. “Dat had ik al op de Rietveld. Voor mijn eindexamen werkstuk maakte ik een archief van stemmingen met de titel ‘Het wegsterven van een glimlach’. In het Stedelijk Museum vroeg ik 300 mensen voor de camera te glimlachen en die op zeker moment te laten wegsterven. Als dat niet meteen lukte, zei ik iets lelijks en dan was die glimlach wel weg. De glimlach is erg belangrijk in de menselijke communicatie, het moment dat die glimlach verdwijnt wordt een kleed onder je voeten weggetrokken. Ik vond het belangrijk dat vast te leggen.” Een toehoorder: “Het komt bij de apen vandaan, dat glimlachen.” Snoep: “Een glimlach schijnt een sterker gevoel van geluk te geven dan tien repen chocolade. Met Shaun O’Neill van Mediamatic heb ik de beelden in het ‘toonbeeldorgel’ gemonteerd. Met een pedaal kon je die glimlachen terugspoelen en vertragen. De beelden zijn op Umatic vastgelegd, dat bestaat eigenlijk niet meer.” http://www.agnietsnoep.nl/previous-work-and-expositions.html#stedelijk

Exposities 

Er komen exposities aan van het nieuwe werk van Agniet Snoep in twee galeries: Galerie Reuten op de Prinsengracht en Cityscapes Gallery. Werk is opgenomen in de verzameling  van Akzo Nobel.

Aloys: Zijn er andere fotografen of kunstenaars die je inspireren? Snoep: “Laurie Anderson, zij maakt geluids- en videokunst. En ook David Lynch.”

Zijn er vragen uit het publiek?

Wil je gaan filmen?

“Ja, ik ben erg op film gericht."

Kun je wat meer vertellen hoe je tot een thema komt?

“Een thema is uit het leven gegrepen, dat kan ook een boek of film zijn. Een thema toegepast in het werk scherpt je geest, je hersens worden gestimuleerd om met oplossingen te komen. In het thema zit een bepaalde noodzaak en vaak zit er ook een geheim in. Het kan anderen aanzetten een eigen geheim boven te laten komen.”

Afbeeldingen: 1) Hjalmar Opdam, 2 - 6) Agniet Snoep

http://www.agnietsnoep.nl/

 

Reageren