Art Nouveau

In de 19e eeuw ontwikkelde de smaak van de burgerij en ambachtslieden zich in een spiraal naar beneden. Wanstaltige stijlen, van neoclassicisme via neogotiek naar zelfs neorococo, werden massaal vervaardigd. Na de bloeitijd van de Biedermeier stijl verviel men tot hopeloos imiteren met goedkope materialen om aan de grote vraag te kunnen voldoen. De ijdele pronkzucht van de nieuwe burgerij, rijk geworden door de grote bloei van de handel en industrie, weerspiegelde zich in opzichtige, vaak exotische interieurs, die het gebrek aan creativiteit geluiddicht ondersneeuwden. Alom overheersten pauwenveren, zware draperieën en overdadig verguldsel.

Arts and Crafts
Natuurlijk onstonden er stromingen die tegenspel boden: in Engeland ontstond de 'Arts and Crafts' beweging onder de bezielende leiding van inspirators als Morris, Ruskin en Pugin ( zie ook preraffaelieten ). Arts en Crafts keerde zich tegen de overdadige excessen van het Victoriaanse moederland, de massaproductie, de slordige machinale uitvoering van het product. 'Arts and Crafts' introduceerde ambachtelijk gemaakte meubelen van hoge kwaliteit, verzorgde de gehele aankleding van interieurs, van wandbekleding tot lampen en dit alles tot een homogeen geheel, rustig en voornaam. Zij hield vast aan traditionele constructiemethoden. De meubelen, alhoewel modern en strak van uitvoering, hadden het patina van de Middeleeuwen. Maar het 'Arts en Crafts'-ideaal om fraaie, degelijke en betaalbare objecten te maken voor de 'gewone man' mislukte jammerlijk, daar het handwerk te kostbaar bleek. Een kunstzinnig geslaagde, maar sociaal gefaalde onderneming.
Op het Europese continent heerste alom bewondering voor de 'Arts en Crafts' beweging en begreep men de uitdaging om een nieuwe kunstvorm te scheppen, wederom gebaseerd op inventieve creativiteit en gedegen vakmanschap, zoals gebruikelijk en noodzakelijk bij eerdere baanbrekende stromingen binnen de beeldende kunst. Maar men ging voorbij aan het sociale element, een, alhoewel mislukt, belangrijk uitgangspunt van de 'Arts en Crafts', zodat de 'Art Nouveau', vanaf het prille begin een luxe, kostbare kunst is geweest, slechts betaalbaar door een handjevol liefhebbers.

Art Nouveau
Er waren twee duidelijke stromingen binnen de beweging. Enerzijds de asymmetrische, golvende lijnen in pasteltinten zo kenmerkend voor de Franse en Belgische Stijl, (denk bijvoorbeeld aan de Parijse metro-ingangen van Hector Guimard of aan de architectuur van de Belg Horta), anderzijds de veel strakkere, gestileerde stijl in heldere kleuren van de Hollanders (Berlage) en de Oostenrijkers (Wiener Werkstatte).
De ornamentaal-decoratieve stijl van de Art Nouveau kenmerkt zich door de gestileerde, organische, vaak a-symmetrische vormen van ornamenten en arabesken. Vooral in kunstnijverheid en architectuur kwam de jugendstil tot grote bloei. Men putte onder andere inspiratie uit de Japanse prentkunst met een ander perspectief dan het in Europa gebruikelijke. Men zocht naar motieven uit de flora (de iris, de papaver e.d.) en de fauna (de libelle, de zwaan, de pauw). Een veel voorkomend motief was de vrouw met de lange, golvende haren, waarvan in Oostenrijk Gustave Klimt en in Frankrijk de Tsjech Alphonso Mucha tot de meest bekende kunstenaars gerekend kunnen worden.

In Engeland is de 'Art Nouveau' van het vasteland nauwelijks doorgedrongen. Tot één der weinige aanhangers behoorde de jong gestorven Aubrey Beardsley, die o.a. de illustratie verzorgde van 'Solomé' van Oscar Wilde. De Engelsen hielden vast aan de meer ingetogen kracht van de 'Arts and Crafts' beweging zonder de wulpse golven van de 'Art Nouveau'. In Glasgow, ontwikkelde zich een zeer eigen 'Art Nouveau' stroming onder de supervisie van de bouwmeester en meubelontwerper Charles Rennie Mackintosh. Hij ontleende geen inspiratie aan de natuur, maar beperkte zich tot rechte, of amper gebogen lijnen en geometrische vormen.

René Lalique was de beroemdste juwelier en glaskunstenaar uit Parijs. Hij ontwierp zowel in 'Art Nouveau', als later in de 'Art Deco' stijl. Hij maakte vooral furore met zijn ontwerpen, geïnspireerd door vrouwen (bijvoorbeeld de actrice Sarah Bernhardt), libellen, pauwen en bloemen. Hij werkte met uiteenlopende materialen, en zeker niet uitsluitend met de kostbaarste. Halfedelstenen en email verwerkte Lalique, samen met goud, tot prachtige sieraden.

Naast Parijs vormde, zo rond de eeuwwisseling, Nancy een centrum van formaat met zijn L'École de Nancy, een groep kunstenaars en ambachtslieden, die superieure creativiteit paarden aan hoogstaand vakmanschap en die de uitdaging aangingen die nieuwe technieken en materialen hen boden. Rond Emile Gallé, die zich specialiseerde in gedecoreerd glas en marqueterie (meubelen met inlegwerk), verzamelden zich de gebroeders Antonin en Auguste Daum, zij werkten vooral glas, Louis Majorelle, meubels en smeedwerk en vele anderen. Ook de beroemde 'Muller Frères' uit Lunéville leerden het vak van Gallé, om zich daarna verder te bekwamen in hun fameuze gelaagde glas en het fluoride geëtste glas.

Twee belangrijke namen van eigenzinnige vertolkers van de Art-nouveau zijn de Amerikaan Louis Comfort Tiffany met zijn kleurrijke glas-in-lood ontwerpen en de Spaanse architect Antoni Gaudì, die Barcelona een geheel ander aanzien gaf met zijn grillige, hoogstpersoonlijke ontwerpen.

In Wenen wierp de Sezession en de daaruit voortvloeiende Wiener Werkstätte een eigen obligate schaduw over de heersende 'Jugendstil', die tot in deze tijd waarneembaar is.

Architectuur
De Belgen Victor Horta en Paul Hankar introduceerden de Art Nouveau in 1893 voor het eerst in de architectuur. Kenmerkend voor dit type architectuur waren de aan de bloemen-, planten- en dierenwereld ontleende golvende lijnen, uitgevoerd in flamboyante en soms uiterst grillige vormen, A-symmetrische ornamenten, Het werken met vloeiende lijnen, De contrastwerking tussen licht en donker, hoektorens, topgevels, dakkapellen, balkons en loggia's (inpandige balkons), Grote kozijnen, vaak omgeven door natuursteen Tegeltableaus, smeed- en houtsnijwerk in Jugendstil-ornamenten, gevels in verblendsteen.

Voor de bouwkunst bracht de toepassing van het ijzer als nieuw materiaal nieuwe constructieve mogelijkheden, maar de term Jugendstil heeft toch vnl. betrekking op de decoratie van bijv. trapleuningen, gevels, enz. IJzer leende zich goed voor verwerking tot de sierlijk gebogen vormen waarom de Jugendstil vroeg. De architecten waren veelal tevens interieurontwerpers, zoals bijv. Antoní Gaudí en Henry Clemens van de Velde. Gewijzigde sociale en economische omstandigheden, toepassing van nieuwe materialen (beton) brachten na de Eerste Wereldoorlog het einde van de Jugendstil.

In ons land heeft een sobere variant van deze stijl van omstreeks 1895 tot circa 1905 een kort bestaan gekend. Blijkbaar was de houding in Nederland te nuchter en ingetogen om deze bij uitstek decoratieve bouwstijl volledig tot ontwikkeling te laten komen. Bovendien was deze stijl vanwege de ambachtelijkheid bijzonder kostbaar en om die reden voor relatief weinig opdrachtgevers aantrekkelijk. Ook de meeste architecten waren geen voorstanders; ‘materiaalwetten' en ‘eerlijke' constructiemogelijkheden sloten een ongebonden en ornamentele vormgeving in hun ogen uit.

Schilderkunst
De Jugendstil is gemakkelijk te herkennen aan de typische vloeiende(wapperende) lijnen. Met name de lijn speelt door haar zwierige, golvend, organische(groeivormachtig),beweeglijkheid een belangrijke rol. Men spreekt ook wel van 'zweepslaglijn'. De inspiratie komt van de natuur;- bloemen, planten, vuur, water- en vrouwenfiguren. De Jugendstil kreeg door het werken met vooral de lijn een sterk decoratief (versierend)karakter. In Nederland sprak men ook wel smalend van de 'slaoliestijl' vanwege een bekend affiche van Calvé slaolie. Bekende persoonlijkheden uit de Jugendstil-schilderkunst zijn: Gustav Klimt (Oostenrijk) Beardsly (Engeland) Jan Toorop (Nederland).

Kunstnijverheid
Als we over kunstnijverheid spreken, spreken we over de vormgeving van producten van alledag. Gebruiksvoorwerpen, meubels, behang textiel etc. We spreken in dit geval van toegepaste kunst.
William Morris (tegenstander van Machines, en voorstander van het ambacht) heeft de stootgegeven tot de bezinning op de vormgeving van producten van alle dag (toegepaste kunst). Een andere pionier op het gebied van toegepaste kunst, de Belg Henri van de Velde, wilde bij het tot stand komen van zijn producten wel rekening houden met hetgebruik van machines. Hij is dan ook de grondlegger van wat wij nu Industriële vormgeving noemen.

Oude ambachten en technieken als glasblazen,pottenbakken, edelsmeden werden volgens de ideeën van Morris en van de Velde nieuw even ingeblazen. Vooral met glas en emaille werden mede dank zij ontwikkelingen op technisch-wetenschappelijk onderzoek (chemie) geheel nieuwe werkwijze ontwikkeld. (Lampen, sieraden en vazen). Het gietijzer werd toegepast in geveldecoraties (balkons), hekwerken en trapleuningen.

Affiches
De industriële productie, de stedelijke cultuur (theater, café-chantant) schiepen een nieuwekunst de Affiche-kunst. Dit met behulp van de in 1796 ontwikkelde steendruk (lithografie). Vele van de toen ontworpen affiches (Toulouse-Lautrec, Mucha ) zijn heden ten dage nog te koop.

Art Nouveau/Jugendstil in de Nederlandse letterkunde
De literaire invulling van de art nouveau/Jugendstil is vooral in handen van Duitse schrijvers. Voor de Nederlandse literatuur kunnen de Van-Nu-en-Straksers genoemd worden die in hun tijdschrift alvast veel plaast boden aan illustraties van bekende art nouveau-kunstenaars.

Tags

Reageren