Bouw van de Winkel van Sinkel

Na in 1820 zijn eerste manufacturenwinkel in Amsterdam geopende te hebben, kocht Anton Sinkel in 1824 het pand Blijdestijn. Hij liet dit ombouwen tot winkel. Zijn plannen waren echter veel omvangrijker. In de Winkel van Sinkel zou alles te koop moeten zijn. Het resultaat: het eerste warenhuis van Nederland.

De Winkel van Sinkel is gebouwd op de plek waar tot ongeveer 1835 Huis Ruitenburg [Rutenburg] een het Sint Barbara en Sint Laurensgasthuis stonden. De grond werd in 1834 door Anton Sinkel gekocht die er een filiaal van de naar hem vernoemde winkelketen liet bouwen. De hoek van de Oudegracht en de Ganzenmarkt is wezenlijk veranderd ook door het verdwijnen van de stadskraan, maar blijft toch duidelijk herkenbaar. Net als voorheen loopt het gebouw door van de Oudegracht naar de Vinkenburgstraat. Het St. Barbara en St. Laurensgasthuis kwamen aan de achterzijde uit op de Vinkenburgstraat, na de bouw van de Winkel van Sinkel stond daar het koetshuis behorend bij de winkel. Nu is dit een aparte winkel, hoewel de gebouwen door een wintertuin verbonden zijn.

In 1837 werd in opdracht van Sinkel een warenhuis gebouwd aan de Oudegracht. Sinkel had toen reeds winkels in Amsterdam, Leeuwarden, Leiden en Rotterdam. Niet alleen was het begrip ‘winkelketen’ voor Nederland nieuw, maar ook de omvang van de winkel en het aangeboden assortiment waren een teken van een veranderende tijd. Voorheen exotische goederen werden goedkoper en meer mensen verdienden meer geld. Het was het begin van de Industriële Revolutie.

Koploper

Sinkel was niet de enige die zich op deze groeiende groep consumenten richtte in die tijd: in Sneek waren Clemens en August Brenninkmeijer in 1841 hun eerste onderneming C&A Brenninkmeijer begonnen. Twintig jaar later vestigden zij hun eerste winkel in Sneek waarbij zij zich toelegden op confectiekleding: niet langer op maat gemaakt, maar voorgefabriceerd volgens standaardmaten. Het was het tijdperk van grootschaliger vaak lokale productie van goederen tegen lagere prijzen. Eind 19e eeuw kende Nederland al verscheidene grootwinkelbedrijven als Winkel van Sinkel, Vroom & Dreesman, Peek & Cloppenburg. Anton Sinkel was in deze een voorloper.

Grieks tintje

In Utrecht werd de winkel werd ontworpen door architect Pieter Adams (1778-1846). Van deze architect zijn geen tekeningen van het pand voorhanden. Adams werkte destijds als stadsarchitect van Rotterdam (1827-1838), maar was ook in Utrecht bekend doordat hij als adviseur betrokken was bij de de verbouwing van het Utrechtse stadhuis. Naast Adams heeft ook de Utrechtse architect Christiaan Kramm (1797-1875) tekeningen gemaakt voor het pand. Deze tekeningen van het pand zijn bewaard gebleven in het Utrechts Archief en hier weergegeven.

Opvallend is dat de tekeningen van Kramm sterk overeenkomen met het gebouw dat Adams realiseerde. Beide ontwerpen zijn in de neo-classicistische stijl en kennen een atrium binnenin het gebouw. In beide gevallen zijn naast de grote winkel aan de achterkant een koetshuis/woning voorzien die uitkomt op de hoek Neude/Vinkenburgstraat. Overigens is één van Kramm’s ontwerpen nog grootschaliger: hier lijkt de winkel door te lopen tot aan de Vinkenburgstraat.

Kramm zou na oplevering bij een bespreking van het ontwerp van Adams opmerken dat het zijns insziens “‘op zichzelf beschouwd van een goede architectuur’(…) ‘doch, Cariatiden, die een gevel dragen, is onzin’ en ook vond hij het gehele aanzien van de winkel niet dat van een ‘Manufactuurwinkel’.” (Nieuwe Amsterdamsche Courant, Algemeen Handelsblad No. 2342 wo. 8 mei 1839, als geciteerd door Sarah Zondergeld 2007, p. 104).

Finishing touch

Waar Kramm’s ontwerp vooral verschilt in dat van Adams is de afwerking aan de buitenzijde. Kramm’s ontwerp is zoals blijkt uit de bovenstaande schetsen strak van vorm. Dat van Adams is met de kenmerkende kariatiden en kleinere beelden bovenaan de gevel veel speelser. De vier kleinere beelden symboliseren de koophandel, de voorzichtigheid, de zeevaart en de hoop. De uitvoering aan de zijde van de Vinkenburgstraat lijkt veel meer op elkaar. Uit het feit dat beide architecten een heel open winkelruimte ontwierpen mag – voorzichtig – opgemaakt worden dat dit een specifieke opdracht van Sinkel was en hetzelfde geldt voor de opdeling van de bouw in twee panden met daartussen een open ruimte, destijds waarschijnlijk voor laden en lossen bedoeld.

In 1834 kocht Sinkel het oude Sint Barbara en Sint Laurens gasthuis en de twee huizen die tussen dit gebouw en zijn reeds bestaande winkel stonden. Het gasthuisgebouw strekte zich uit tot de Neude, waar Sinkel ook al twee huizen had gekocht. Hij liet vervolgens het hele complex slopen om zijn ‘winkelpaleis’ te realiseren. In 1837 werd begonnen met de bouw naar het ontwerp van Adams Karakteristiek voor het ontwerp waren de vier grote vrouwenbeelden gekleed in Griekse gewaden. Deze als steunzuil dienstdoende kariatiden, die per boot uit Engeland geleverd werden, waren vervaardigd van gietijzer.

Kleine catastrofe

Pikant detail is dat de eeuwenoude stadskraan die onder het pand op de werf stond op 9 september 1837 bezweek onder het kolossale gewicht van een van de dames en met beeld en al in de Oudegracht viel! De stadskraan werd buiten bedrijf gesteld en moest worden afgebroken, de beelden overleefden het ongeval en de bouw ging door. De nieuwe winkel beïnvloedde het aanzien van de stad hiermee op meer dan één wijze. Van deze gebeurtenis is toen zoals gebruikelijk in die tijd een spotvers gemaakt om het verhaal door te kunnen vertellen:

Had reeds het Instrument
Van ouds genaamd de kraan
Ten dienste dezer stad
Twee eeuwen lang bestaan
Maar moest, schoon sterk genoeg
Om half Schiedam te ligten
Voor een gegoten beeld
In deze dagen zwichten
O, kinderen van de kraan
Wat werk hebt gij begonnen
Zie nu, een Britsche hoer
Heeft kraantje overwonnen

Twee jaar later werd in mei 1839 kon de Winkel van Sinkel in Utrecht geopend. Achter de manufacturenzaak was in dezelfde stijl een koetshuis gebouwd, dat als werkplaats en woning gebruikt zou worden (nu: Vinkenburgstraat 19-21). Overigens heeft Sinkel slechts kort van zijn winkelpaleis kunnen genieten. Hij overleed 9 jaar later in 1848 te Amsterdam. Zijn erven zouden de winkel nog tot het eind van de eeuw draaiend houden. Nadien heeft het pand van 1898 – 1991 dienst gedaan als vestiging van de bank Vlaer & Kol, waarna het in 1995 verbouwd werd tot zijn huidige bestemming van cultuur- en horecagelegenheid.

Tags

Reageren