De Militaire Spectator (1896) over Voeding en Krijgskunst

Twee publicaties besproken in de Militaire Spectator van 1896, een over Voeding, een over Krijgskunst

In de Militaire Spectator, jaargang 1896, komen twee onderwerpen aan de orde die van belang geacht werden voor het toenmalige Nederlandse leger: de voeding en de krijgskunst.

Dr. A.J.C. Snijders, voluit Aarnout Johannes Cornelis Snijders, had een publicatie uitgebracht met de titel ’Onze voedingsmiddelen, hunne samenstelling, voedingswaarde, toebereiding, verteerbaarheid en kenmerken’, uitgegeven door W.J. Thieme & Comp, Zutphen. Het kreeg in het jaar van verschijnen, 1896,  zelfs een tweede, en vijftien jaar later, in 1911, een derde druk.

Goede voeding voor de lagere klassen

De publicatie kan gevonden worden in het Utrechts Archief. De auteur bepleit een goede voeding van de gehele bevolking en geeft aan dat dat met name gewenst is voor de ‘lagere klassen’. Een goede en gezonde voeding laat daar nogal eens te wensen over. 

De bespreker constateert dat in de publicatie van Snijders alle soorten voedingsmiddelen systematisch aan de orde komen, van dierlijke voedingsmiddelen, plantaardige voedingsmiddelen, ‘genotmiddelen’, ‘alcaloïed-houdende genotmiddelen’, specerijen tot en met alcoholische dranken. En ook meer algemene zaken als keukengereedschap en conservering.

Twee soepen daags

De bespreker is vooral geïnteresseerd in de waarde van de publicatie voor de militairen van het toenmalige Nederlandse leger. Hij constateert dat Dr. A.J.C. Snijders de rantsoenen als zeer voldoende beoordeelt. Daar heeft hij toch wel zijn bedenkingen bij, gezien het volgende citaat:

“Het al of niet wenschelijke van militaire slachterijen en bakkerijen en de vreemde, weinig nationale voeding, met twee soepen daags —eene dikkere en eene dunnere— mochten wel eens besproken worden. De lange tijd tusschen het zoogenaamde middagmaal en het eerste maal van den volgenden dag, de onkunde der koks, de weinig wetenschappelijke kookinrichtingen zullen nog steeds maken, dat met voldoende rantsoenen de voeding van den soldaat veel te wenschen overlaat. De marine had ook wel besproken kunnen worden.”

Hij besluit zijn inhoudelijke, licht-kritische bespreking met de volgende stelling: “Scheikunde, warenkennis en chemische handigheid zijn zaken, die, willen zij eenig nut afwerpen, grondig bestudeerd en gekend moeten worden.”

De beslissende aanval

De tweede publicatie die hij bespreekt gaat over de krijgskunst. H.L van Oordt, Kapitein van den Generalen Staf. ’s Gravenhage, had in 1896 de publicatie ‘Scherpe Tactiek. Beschouwingen over den aanvallenden strijd der Infanterie’ het licht doen zien.    

De bespreker is enthousiast: “O. i. heeft de kundige Schrijver de zich gestelde taak in hoofdzaak volkomen bereikt. Op afdoende wijze toont hij aan, dat voor elke infanterie, dus ook voor de onze, moet worden vastgesteld: in welken vorm en op welke wijze eene bepaalde troepenafdeling, als onderdeel eener grootere eenheid, den beslissenden aanval op een aangewezen gedeelte van het vijandelijk gevechtsfront technisch kan en moet uitvoeren.”

De publicatie van H.L. van Oordt is grotendeels gebaseerd op de werken van een Duitse luitenant-generaal, Von Scherff, en daar had de Militaire Spectator al drie jaar eerder, in 1893, aandacht aan gegeven. “Scherpe tactiek, uitkomst van een gedegen studie, werpt ons de rijpe vruchten der door den Duitschen meester (= luitenant-generaal Von Scherff) behaalde overwinning op overvloedige wijze in den schoot.”

Maar hij heeft wel een kanttekening: “S. ontkent alzoo de noodzakelijkheid, dat er een zekere wisselwerking tusschen de onderdeelen der gevechtsorde bestaan kan en moet; en dat, terwijl het doel toch voor allen uitsluitend is gezamenlijk den voet te zetten in de stelling van den verdediger, ten einde dezen de grootst mogelijke verliezen te kunnen toebrengen.”

Maar niettemin vormt Scherpe tactiek “een werk, dat ongetwijfeld in onze officierskringen, met name de wetenschappelijke bijeenkomsten, met belangstelling zal worden ingeleid en blijken zal eene grondige studie zeer te loonen.”

Reageren