De Stijl

Vernieuwende kunststroming in de Nederlandse beeldende kunst en architectuur tussen ca 1915-1930, waarbij gestreefd werd naar harmonie en evenwicht d.m.v. een abstract geometrische vormentaal in de primaire kleurvlakken rood, geel en blauw, ook zwart en de tinten wit en grijs, en horizontale en verticale lijnen (later ook diagonalen).

De Stijl is een variant op de abstracte kunst, die kenmerkend is voor de heersende kunstopvattingen uit haar tijd. Deze moderne kunst moest uitdrukkelijk niet illustratief of vertellend zijn zoals de traditionele kunst. Integendeel, deze kunst moest helemaal opzichzelf kunnen staan en begrijpelijk zijn, zonder betrekking te hebben op de concrete wereld, op de reproductie van herkenbare figuren.
De Stijl bestond uit een wisselende groep Nederlandse en buitenlandse kunstenaars die voor korte of langere tijd verbonden waren aan het gelijknamige tijdschrift dat verscheen van 1917 tot 1927, waarna in 1932 nog een herdenkingsnummer is gemaakt naar aanleiding van het overlijden van Theo van Doesburg.

Kubisme
De Stijl kan als logisch gevolg op het kubisme gezien worden. Het kubisme had als uitgangspunt het ordenen van de werkelijkheid, wat vaak als harmonieus geheel overkomt. Wel waren er op de kubistische schilderijen herkenbare figuren en elementen te zien. Het had iets vertellends in zich. De Stijl heeft deze kunststroming verder doorgevoerd, door het 'ordenen' nog verder terug te brengen. De schilderijen geven geen herkenbare figuren weer en er is geen sprake van een vertellend karakter. Enkel horizontale en verticale lijnen en primaire kleuren werden gebruikt.

Modernisme
De Stijl, vertrokken vanuit het kubisme, ontwikkeld door schilder Piet Mondriaan en architect Theo van Doesburg, kenmerkte zich door een sterk doorgedreven geometrische orde. Dit lag volledig in de lijn met de internationale evoluties op het terrein van de kunst. Voorlopers van het 'modernisme' waren o.a. in Schotland Charles R. Macintosh, in Wenen Josef Hoffmann, Adolf Loos, in de Verenigde Staten Frank Lloyd Wright en in Hamburg Peter Behrens. In Duitsland waren tevens de Deutscher Werkbund (met o.a. Henry Van de Velde) en het Bauhaus de belangrijkste culturele referenties met grote namen als Ludwig Mies van der Rohe, Walter Gropius, Marcel Breuer, Paul Klee... Als invloedrijkste uitvoerders van de ideëen van het Bauhaus zijn er Le Corbusier in Frankrijk en Eileen Gray in Engeland. De invloed van De Stijl was groot, niet in het minst dankzij de propagandistische activiteiten van de onvermoeibare Van Doesburg. Zijn optreden in Weimar gaf de aanzet tot een heroriëntatie bij het Bauhaus dat in een opleiding voor industriële vormgeving veranderde.

Rationalisme
De Stijl onderscheidt zich van andere soorten abstracte vormgeving door het gebruik van geometrische vormen en een bijna technisch aandoende constructie van de Compositie. Deze kenmerken heeft deze Nederlandse kunstrichting gemeen met de Europese beweging van het zogenaamde constructivisme. Het formele rationalisme van De Stijl gaat terug op een van de voornaamste principes uit het programma ervan. Met de primaire elementen van beeldende kunst zou de nieuwe, ideale wereld vorm moeten krijgen.

Avant Garde
De beweging De Stijl is in zeker opzicht een reactie op de Eerste wereldoorlog. Nederland bewaarde tijdens deze oorlog de neutraliteit, maar ook hier groeide bij de avant-garde een verzet tegen de bestaande orde. Bij Dada leidde dit verzet tot nihilisme, maar de Stijl werd gedreven tot idealisme. Tegenover de chaos van alledag stelde De Stijl een wereld van innerlijke rust, harmonie en orde in het vooruitzicht. Deze vergeestelijking van de mens kon niet bereikt worden binnen de bestaande politieke systemen. In plaats van zich druk te maken over incidentele ongemakken, zou de mensheid zich meer bewust moeten zijn van tijdloze en universele evenwicht dat schuil gaat achter de uiterlijke zaken van alledag.

De leden van De Stijl zagen kunst als tussenvorm tussen de werkelijkheid en de ideale harmonie. Als in de werkelijkheid de harmonie gevonden zou zijn, zou kunst geen functie meer hebben. Mondriaan meende dat kunst bij uitstek geschikt was de achterliggende harmonie te onthullen. Kunst had volgens Mondriaan slechts een tijdelijk functie: “Zolang de schoonheid van het leven nog afwezig is. Naarmate het leven aan evenwicht wint, zal de kunst geleidelijk verdwijnen”.

Theosofie
Met name Mondriaan werd sterk beïnvloed door de Theosofie. Hij sloot zich in 1909 aan bij deze religieuze beweging. Letterlijk betekent Theosofie: “de wijsheid van het goddelijke”. De beweging ging uit van een band tussen de kosmos en het geestelijke, waar men zich op de grond van eigen ervaring bewust van kan worden. Mondriaan heeft zijn werk altijd verdedigd als een poging uitdrukking te geven aan de orde en harmonie die ten grondslag ligt aan de wanhoop van de wereld zoals die in de eerste instantie aan ons voordoet. Deze “orde” kan begrepen worden als iets “goddelijks” of als “universele waarheid”. Het contact met de Theosofie is in hoge mate verantwoordelijk voor het gemak waarmee De Stijl gezwollen taal gebruikt. Voor enige aarzeling blijkt geen plaats, zoals ook blijkt uit de trotse naam: De Stijl. Alsof er vanaf nu geen andere stijlen meer konden bestaan. De Stijl zou een lichtend voorbeeld zijn voor de mensheid. De schilderijen van Mondriaan waren iconen voor het nieuwe geloof, de architectuur van Rietveld zorgde voor huisvesting van de nieuwe mens.

Volgens De Stijl behoorde kunst zich niet bezig te houden met het weergeven van alledaagse tafereeltjes, maar diende de waarheid (orde) uit te beelden. De Stijl koos daarom voor een volledige abstracte kunst en sloot daarbij willekeur uit. Kleuren werden daarbij gereduceerd tot alleen rood, blauw en geel; de primaire kleuren. Lijnen werden getrokken met een liniaal lang horizontale en verticale coördinaten. Deze uitgangspunten, ontleend aan de Theosofie, hadden geldigheid voor zowel architectuur, vormgeving en schilderkunst. In de schilderkunst betekende De Stijl rigoureuze afwijzing van elke illusionistische weergave. Natuur was te stoffelijk, te individueel. De 'universele' kunst liet alleen de abstracte Compositie toe als 'balans van positie en proportie van de verf'.

Tijdschrift 'De Stijl' (oktober 1917-1928)
De grote promotor van De Stijl was Théo van Doesburg. Hij nam in oktober 1917 het initiatief tot het uitgeven van een blad onder deze naam en bleef tot aan zijn dood hoofdredacteur. Via het tijdschrift 'De Stijl' trachtten de kunstenaars, waaronder aanvankelijk Theo van Doesburg, Piet mondriaan, architect J.J.P. Oud, Bart van der Leck, Vilmos Huszár, Robert van 't Hoff, Jan Wils en Georges Vantongerloo, ook internationale aansluiting te vinden. In het tijdschrift wordt gepubliceerd door moderne kunstenaars, architecten en schrijvers. Hans Arp, Sophie Tauber-Arp, César Domela, Cornelis van Eesteren, Frederick Kiesier, El Lissitzky, Gerrit Rietveld, Hans Richter, Kurt Schwitters en Piet Zwart hebben deel uitgemaakt van dit gezelschap.

De Stijl zag kunst als een middel om de wereld te laten zien wat in de algehele maatschappelijke ontwikkeling nog niet bereikt was - ideale harmonie. Daarom beperkte De Stijl zich ook niet tot één kunstvorm maar was van het begin af aan gericht op een verwezelijking van haar principes op allerlei gebied.
In het eerste manifest van de beweging wordt gesproken over een nieuw bewustzijn en een nieuwe kunst. Het streven naar een internationale eenheid
in leven, kunst en cultuur zowel in intellectuele als in materiële zin, kenmerkte deze universele kunst die het individuele en het universele in evenwicht wilde houden. De verschillende artistieke disciplines waren gelijkwaardig en leverden ieder hun specifieke aandeel in het geheel. Het 'Gesammtkunstwerk' was voorbode en middel tegelijk in de totstandkoming van de nieuwe wereld.

De Stijl-architectuur
Het thema van De Stijl-architecten was de doordachte verdeling van ongelijke massa's in een anti-kubusvormig systeem dat de gesloten contourlijnen van de volumetrische lichamen openbreekt. In de architectuur is het opheffen van de scherpe begrenzing tussen interieur en exterieur en het in elkaar overlopen van de verschillende ruimten een essentieel onderdeel.

Jacobus Johannes Pieter Oud, stadsarchitect van Rotterdam en medeoprichter van De Stijl, beschreef in 1918 de rol die Frank Lloyd Wright met diens ideeën voor de 'vernietiging van het blok' speelde. 'Wright heeft de grondslagen gelegd voor een nieuwe plasticiteit in de architectuur. De massa's schieten in alle richtingen, naar voren, naar achteren, naar rechts, naar links... Op die manier zal de moderne architectuur zich ontwikkelen in een proces van reductie op positieve proporties, te vergelijken met de moderne schilderkunst.'

Een van de weinige consequent volgens deze uitgangspunten gerealiseerde gebouwen is het Schröder-huis in Utrecht. Het werd ontworpen door gerrit rietveld die in 1918 bij de groep kwam. De basisvorm is een rechthoekig blok, waarvan de vlakken door horizontaal uitstekende platen en verticale wandpanelen, balustradepanelen en stijlen, 'ontleed' worden. De door Mondriaan tot dogma verheven rechthoek heerst tot in het detail, bijvoorbeeld bij de naar buiten openslaande ramen die maar in één positie open kunnen, namelijk precies in een hoek van 90 graden ten opzichte van de gevel. De kleuren, waarin het huis geverfd is, zijn die van Mondriaans schilderijen. Alle lineaire elementen zijn rood, blauw of geel; de vlakken wit of grijs.

Andere gebouwen: Directiekeet Oud-Mathenesse en Café de Unie in Rotterdam, het Papaverhof in Den Haag.

Neo-plasticisme
De compositie met rood, geel en blauw van piet mondriaan is gebaseerd op de idee dat een schilderij uitsluitend mag bestaan uit platte vlakken, rechte lijnen, primaire kleuren en zwart, wit en grijs. Deze opvatting vormde de basis van het neo-plasticisme: een geometrisch abstracte stijl die door Mondriaan werd ontworpen.

Diagonalen
In tegenstelling tot Mondriaan, die zich streng aan de uitgangspunten van De Stijl hield, nam van Doesburg het minder nauw. Met Kurt Schwitters introduceerde hij Dada in Nederland en gaf enige tijd een eigen dada-blad “Ménaco” uit. De twee bladen ademde bijna een tegengestelde geest. Het tegengestelde karakter van Van Doesburg was waarschijnlijk de reden dat Mondriaan rond 1925 zijn medewerking aan De Stijl staakte. Het verhaal wil dat hij hiertoe besloot nadat in de schilderijen van Van Doesburg diagonalen opdoken.

Hoewel het doel was als groep naar buiten te treden, gingen van der Leck en van Doesburg op een gegeven moment (1925) toch diagonalen en de kleur groen gebruiken. Men verwachtte dat De Stijl hiermee ten einde was gekomen, wat absoluut niet waar bleek te zijn. Ook Mondriaan en enkele anderen begonnen met diagonalen en andere kleuren te experimenteren. Hierdoor trad men toch weer als groep naar buiten, wat een van de basis principes van De Stijl was.

De Stijl eindige pas in 1931. Theo van Doesburg stapte uit het verbond en richtte een nieuwe groep op 'Abstractian-Creation'. Het tijdschrift 'De Stijl' werd opgeheven maar de leden gingen in zekere zin wel door met De Stijl. Ze deden dit echter individueel, en traden dus niet meer als groep naar buiten. De essentie van De Stijl was hierdoor dus verdwenen.

De beginselen die deze kunstenaars van zo uiteenlopende herkomst en verschillend karakter samenbonden, kunnen in het kort als volgt worden omschreven: de volstrekte abstractie – dwz. de uitbanning van elke referentie tot welk onderdeel van de waarneembare werkelijkheid dan ook – en de beperking van de beeldende taalmiddelen tot de elementaire gegevens – dwz. de rechte lijn en de rechte hoek (dus de verticale en de horizontale lijn), alsmede de drie primaire kleuren – rood, geel en blauw – en de drie primaire niet-kleuren: zwart, grijs en wit. Met deze beperking van hun beeldende vocabulaire en met verwijdering van elke referentie naar de zichtbare werkelijkheid trachtten de kunstenaars een universele ziening van de werkelijkheid uit te beelden, die bij voorbaat elke beperking uitsloot, zowel door het toevallige karakter van het uitgebeelde onderwerp alsook door het willekeurige individuele temperament van de kunstenaar. Hun eerste manifest, verschenen in 1918, formuleert deze gedachte: ‘Er is een oud en een nieuw tijdsbewustzijn. Het oude richt zich op het individuele. Het nieuwe richt zich op het universele. De strijd van het individuele tegen het universele openbaart zich, zowel in den wereldkamp als in de kunst van onzen tijd. De oorlog destructiveert de oude wereld met haar inhoud: de individuele overheersing op elk gebied. De nieuwe kunst heeft naar voren gebracht hetgeen het nieuwe tijdsbewustzijn inhoudt: evenwichtige verhouding van het universele en het individuele’ (De Stijl, II, blz. 2).

De oprichters van De Stijl hebben elk hun bijdrage geleverd tot het ontstaan van een nieuwe schilderkunst in 1917: de oudste, Mondriaan, had het kubisme tot de uiterste grens van de abstractie doorgevoerd, Van der Leck had, van de beginselen van de wandschilderkunst komend, composities geschapen waarin de primaire kleur in grote, geometrisch omlijnde blokken was samengevat, Van Doesburg had op zijn beurt zijn figurale composities gereduceerd tot een samenstel van geometrische vormen, waarin het onderwerp nauwelijks meer herkenbaar was, en Huszar had werken ontworpen waarin de vormen tot een rechthoekig samenstel waren geordend. In de zomer van 1917 verschenen toen de eerste werken van een nieuwe stijl: doeken waarop rechthoeken in de primaire kleuren op een witte achtergrond stonden. Spoedig werden deze rechthoeken dan in zwarte lijnen gevat, zodat – in 1918 – een eenheid van kleur en fond ontstond: de stijl die als "nieuwe beelding" of "neoplasticisme" de kunstgeschiedenis is ingegaan. Bij het ontstaan van deze nieuwe beelding hebben niet slechts de schilderkunstige ervaringen van de kunstenaars een rol gespeeld: het ‘algemeen tijdsbewustzijn’ – zoals in het manifest omschreven – was een belangrijk uitgangspunt, evenals de filosofie van de Larense wijsgeer Schoenmaeckers, wiens boeken vooral op Mondriaan invloed hebben gehad. Het ‘algemeen tijdsbewustzijn’ heeft de kunstenaars vooral doen letten op de collectieve prestaties van hun tijd: de moderne grote stad, de organisatievormen van het sociale leven. Vooral gedurende de Eerste Wereldoorlog was deze visie op de eigentijdse werkelijkheid van grote betekenis.

Ook Nederland – het land van ontstaan van De Stijl – heeft op het denken en werken van deze kunstenaars zijn stempel gedrukt. Al gaat het te ver het Nederlandse landschap als inspiratiebron van hun werk te zien, toch is de rechte lijn een verschijnsel dat hier een bijzondere zin heeft: de overwinning van de menselijke geest op de grilligheid van de natuur. Bovendien heeft het Nederlandse puritanisme – door de meeste leden van huis uit beleden – een rol bij dit werk gespeeld: de uitbanning van de zichtbare werkelijkheid houdt verband met de traditie van de 16de-eeuwse beeldenstormers en de beeldende soberheid kan samengaan met het verschijnsel in de Nederlandse taal, waarin het woord ‘schoon’ zowel mooi als zuiver betekent. De schoonheid van de werken van De Stijl ligt in hun zuiverheid. Deze werken kennen geen onderwerp, maar zij hebben wel degelijk een inhoud: de universele harmonie, de wet die het heelal en de mensen beheerst en die zij zichtbaar tot uitdrukking willen brengen. Zij hebben zich daartoe van de middelen van de geometrie bediend, evenals Spinoza dat deed om ermee zijn ‘Ethica’ te demonstreren. Voor Mondriaan vooral biedt de schilderkunst de mogelijkheid de mensheid een voorbeeld van harmonie voor ogen te stellen, die een richtlijn voor hun leven zal bieden. Zijn werk mag als een grootse schilderkundige utopie worden beschouwd. Theo van Doesburgs streven was meer op de daadwerkelijke omvorming van de eigentijdse wereld gericht: daarom heeft hij van begin af aan architecten bij de groep betrokken en heeft hij zichzelf steeds meer op de bouwkunst toegelegd.

Ouds project voor een fabriek in Purmerend (1918) is het eerste resultaat van de nieuwe stijl in de architectuur, met Rietvelds gelijktijdige leunstoel, spoedig gevolgd door Ouds woningbouw in Rotterdam; na de experimenten in ruimtelijke vormgeving, door Van Doesburg, Van Eesteren en Rietveld gezamenlijk ondernomen (1923), ontstond Rietvelds Schröder-huis in Utrecht, Van Eesterens ontwerp voor een huis aan de rivier en vóór 1928 zowel Van Doesburgs binnenarchitectuur voor restaurant L'Aubette in Straatsburg als Ouds wijk ‘Kiefhoek’ in Rotterdam. Van Eesteren heeft later de beginselen van De Stijl tot basis van het nieuwe stadsontwerp gemaakt in zijn uitbreidingsplan voor Amsterdam-West.

De groep en het tijdschrift hielden op na Van Doesburgs dood (1931), maar de invloed van De Stijl bleef doorleven in de schilderkunst, de architectuur, de typografie en de toegepaste kunsten. De vertegenwoordigers van De Stijl hebben jarenlang in grote afzondering gewerkt en hun werk vond weinig echo, hun werkplaats leek een ivoren toren. Pas later bleek dat het in feite een vuurtoren was, waarop kunstenaars van alle landen zich konden oriënteren. De Stijl heeft de grammatica vastgesteld van een nieuwe beeldende taal en de kunst een nieuwe rol toegewezen. Mondriaan heeft deze gedachte geformuleerd door te schrijven: ‘Men dient de mensheid door haar te verlichten’. Representatieve collecties van werk van De Stijlgroepleden zijn te vinden o.m. in het Gemeentemuseum Den Haag en het Wilhelm-Hack-Museum in Ludwigshafen. (Encarta 2001)

Tags

Reageren