Eddy Posthuma de Boer vertelt

Er was weer een grote opkomst op de 170e editie van Aloys Ginjaar’s Fotografenavond. Te gast was Eddy Posthuma de Boer die zijn sporen heeft verdiend in de fotografie. Onder andere met foto’s van het Amsterdamse leven, reisrapportages, koningshuis,  het Haagse kabinet en schrijvers. De hele Nederlandse fotogeschiedenis kwam voorbij. 

Eddy Posthuma de Boer is van 1931. Het verhaal begint in de oorlog, even voor de Hongerwinter. We bevinden ons in de slaapkamer van de jonge Eddy. De gordijnen zijn dicht, maar er kiert licht doorheen omdat de gordijnen niet goed sluiten. Eddy: ‘De zon scheen op de tegenoverliggende muur. Ik keek naar die muur en ik had mijn eerste optische ervaring. De mensen bewogen op hun kop. Later begreep ik dat er sprake was van het camera obscura effect, waarbij een gaatje zorgt voor een afbeelding met oneindige scherptediepte.’

De fotowinkel van Ferrari

Eddy’s vader had een winkel in ‘Comestibles en Koloniale Waren’. Eddy wilde graag voortgaan op zijn eerste optische ervaring en vroeg zijn vader of hij een fototoestel kon krijgen. Maar zoveel geld was er niet. ‘Probeer maar of je het ergens tegen kunt ruilen.’ In de fotowinkel van Ferrari op de Haarlemmerdijk had hij in de etalage mooie toestellen gezien, ook kleine boxjes, die niet zo duur waren. Hij trok zijn stoute schoenen aan en liep de winkel binnen. ‘Er was veel ruilhandel in de oorlog en ik dacht, laat ik het proberen.’ En zowaar, het lukte. Eddy kreeg zijn eerste apparaat.

Hij had nu wel een camera, maar geen filmpjes. Hij ging ze zelf maken. Papieren films. Het papier smeerde hij met een emulsie in en hij kreeg tot zijn verbazing filmpjes. Wel een beetje primitief, maar toch. Eddy: ‘Het was een jongenshobby. Mijn broer verzamelde postzegels.’

ANPfoto

 Aloys: ‘Wanneer kreeg je het idee, ik ga door met de fotografie?’ Eddy: ‘Ik was dol op film. In de oorlog had je die vreselijke Duitse films. Maar na de oorlog kwamen de Amerikaanse films, bijvoorbeeld Convooi naar Moermansk, een prachtige film. Als ik op dit terrein zou kunnen werken, dacht ik, dat zou fantastisch zijn.’

In 1948 had hij zijn diploma van de MULO. Hij kon het echte leven in. Hij pakte zijn fiets en reed naar de Cinetone Studio in Duivendrecht. Bert Haanstra had er recent nog een film gemaakt. Hij belde aan, maar er was geen reactie. Hij duwde tegen de deur die open ging en zag een donkere gang. Niemand te ontwaren. Hij ging een hoek om en daar was ma Wolff. ‘Jongen, hier is niks te doen. Probeer het in Haarlem bij Polygoon.’ Bij Polygoon werden ‘newsreels’ gemaakt, korte documentaire filmpjes. De volgende dag fietste hij naar Haarlem stapte bij Polygoon binnen, maar hoorde dat er genoeg medewerkers waren. ‘Probeer het op het Damrak, bij ANPfoto.’

Daar trof hij meneer Cohen. Na een kort gesprek mocht hij er komen werken. Hij mocht stansen achter de stansmachine. Dat deed hij een aantal maanden. In die tijd was de Speed Graphic Camera in zwang gekomen. Veel fotografen gingen er mee op stap, vaak per trein, waarbij ze glasplaten en lampen meesjouwden. Bij ANPfoto kwamen de resultaten binnen. ‘Met die glasplaten kon je snel ontwikkelen. Voor een voetbalwedstrijd namen ze drie Speed Graphics mee, twee voor de wedstrijd en een voor als ze onderweg nog iets bijzonders tegenkwamen. Van een plaat werden 50 / 60 afdrukken gemaakt die vervolgens per koerier naar de kranten gingen. Een groot verschil met nu, nu is de foto in 30 seconden op de redactie.’

In september 1948 werd prinses Juliana, precies vijftig jaar na haar moeder Koningin Wilhelmina, ingehuldigd als Koningin. Een grote gebeurtenis, waar hij enige foto’s schoot.  In datzelfde jaar zag hij op een fototentoonstelling in het Stedelijk Museum foto’s van de nieuwe fotografen, onder andere Eva Besnyö. ‘Een foto van een landschap. Typisch Besnyö, ze had er haar eigen touch aan gegeven. Zó moet je het doen, dacht ik. Het was de eerste foto die mij inspireerde om door te gaan en ook een eigen blik te ontwikkelen.’

Godfried de Groot

In 1950 kon Posthuma de Boer gaan werken voor Godfried de Groot. Die had een atelier in de Jan Luykenstraat. Een mooi atelier met allerlei soorten verlichting. Godfried de Groot was portretfotograaf, hij fotografeerde onder andere de acteurs van de Nederlandse Comedie. En ook High Society bruiloften deed hij. ‘Ik heb er leren retoucheren. Ik ging ook het archief doen. Toen ik in de kelder kwam zag ik daar honderden negatieven met Duitse militairen er op. De Groot had ze niet vernietigd. Hij was fout in de oorlog. Hij was homo, leefde met Jan Wieling, gerelateerd aan de familie Holdert van de Telegraaf, ook fout in de oorlog. De Groot kon goed fotograferen. Hij begreep de anatomie van gezichten. Ik heb nog een doos foto’s van Godfried de Groot. Er zijn verder geen negatieven bewaard. In 1963 nam een Engelsman, Peter Selby, de winkel over en die heeft alles, inclusief de negatieven, op de stoep gezet.’

De Groot had een portret van Koningin Wilhelmina gemaakt, een mooi portret volgens Posthuma de Boer. ‘Het paste in een traditie van koningshuisfoto’s. Het is begonnen met Emma, Koningin-regentes. Na de oorlog is de traditie voortgezet door Marius Meijboom, Max Koot, Paul Huf en ikzelf. Recent heeft Koos Breukel een foto van het koninklijk echtpaar gemaakt. Museum Het Loo is bezig een oud plan uit te voeren: een fotoboek over hoffotografie.’      

In 1953 ging Posthuma de Boer samenwerken met Dirk de Herder uit Amstelveen. In de Amsterdamse Rustenburgerstraat openden ze een atelier en fotobureau onder de naam Co-Photo, naar het voorbeeld van Magnum-photo in Parijs. Ze konden voor de VARA gaan fotograferen. Eddy deed dat met een Rollei en een Leica. ‘Elke week waren er nieuwe opdrachten.’ Dat duurde een jaar, toen besloot hij voor zichzelf te gaan werken. Standplaats: het Leidseplein. Hij was te vinden bij Café Reijnders en bij De Kring waar hij in contact kwam met de prominenten van het artistieke Amsterdamse leven.

De Volkskrant

Na een jaar kwam hij terecht bij het Parool. Edo Spier was eindredacteur van de PS-bijlage. Hij kon er aan de slag met rapportages, die hij vaak maakte met Adriaan Morriën. Op gegeven moment kwam de Volkskrant langs. ‘Opland, Rob Wout, tekende er al. Ik moest naar de kamer van Lücker, de hoofdredacteur. ‘Ben je katholiek?’ vroeg hij. ‘Nee’. ‘Goed, dan kun je naar de bisschopswijding in Haarlem. Als niet-katholiek zul je wat afstand houden, neem ik aan.’ Op de burelen van de Volkskrant liep in die tijd nog een ‘moderator’ rond met een wit boordje om zijn hals. Die keek toe of het allemaal wel binnen de perken paste. In 1965 verhuisde de Volkskrant naar de Wibautstraat. Jan van der Pluijm was toen een jaar hoofdredacteur. Posthuma de Boer vroeg een gesprek met hem aan. Kon hij niet op de loonlijst? ‘Nee, Eddy, helaas. Je bent niet katholiek.’ Er kwam echter een nieuwe kans. Twee journalisten van de Volkskrant, Ineke Jungschleger en Han van der Meer vertrokken naar de KRO om daar te werken voor de nieuwe omroepgids Studio. Eddy sprak met Harry van Doorn, de latere Minister van Cultuur, kon hij ook aan de slag bij Studio? Harry van Doorn peinsde even en zei ‘In vaste dienst bij de KRO kun je niet. We hebben al een niet-katholiek en een tweede niet-katholiek kan zeker niet. Maar freelance kun je beginnen.’ Die niet-katholiek bleek Aad van den Heuvel te zijn. Daar wilde de KRO niet van af.     

De GKf

In Amsterdam struinend kwam hij collega’s tegen: Sem Presser, Krijn Taconis, Carel Blazer en Ed van der Elsken.  De laatste nam hem mee naar een GKf-vergadering. De GKf was in 1945 opgericht door Cas Oorthuys, Emmy Andriesse, Eva Besnyö en Carel Blazer. Zij hadden een belangrijke rol in het verzet gespeeld. Al snel sloten andere prominente fotografen zich aan. De meesten waren niet alleen kunstzinnig, maar ook maatschappelijk georiënteerd. Eddy: ‘De GKf had 12 leden. Het was een echte vriendenclub. Het ging over geld, meestal.

Er was armoe. Voor een foto in Het Vrije Volk ontving Aart Klein twee gulden vijftig. Iemand die zijn mondje goed roerde was Maria Austria. Zij was bijzonder kritisch.’ Na twee jaar werd Eddy geroyeerd vanwege contributieachterstand.

Avenue

Op De Kring was Eddy Cees Nooteboom tegengekomen. Toen Nooteboom’s toneelstuk ‘De Zwanen van de Theems’ werd opgevoerd maakte hij daarover een reportage. En sindsdien kwam er een hechte samenwerking, vooral in het nieuwe magazine Avenue. Eddy: ‘Er was een voorganger van Avenue, Romance. Joop Swart kwam samen met Paul Huf op het idee Romance voort te zetten in het nieuwe tijdschrift Avenue. Avenue sloeg aan. Al snel had het een prachtig oplagecijfer van 280.000. De helft van het blad was gevuld met advertenties, de andere helft met mooie reportages en interessante artikelen.’

Voor het derde nummer vertrok Eddy naar Florence. Er was daar een ramp gebeurd, de Arno was overstroomd en vele ruimten met kunstschatten waren onder water komen staan. Nico Vroom van de Rijksacademie was gasthoogleraar aan de Universiteit van Florence en hielp Eddy op alle relevante plaatsen te komen. ‘Pierre Jansen, de kunstenthousiasteling zou oorspronkelijk meegaan, maar die bleef thuis, schreef wel een stuk overigens. In plaats van hem ging Cees Nooteboom. Het was fantastisch voor mij in Florence. Ik heb alles gefotografeerd.’ Daarna ging hij met Cees naar Londen. Jorge Luis Borges, de fameuze Argentijnse schrijver, hield er een lezing. Ook Remco Campert was erbij, die had het over de reis als ‘langste omweg naar De Kring’.        

Wereldtentoonstelling Osaka

In 1970 zou de wereldtentoonstelling in Oska plaats vinden.  ‘Jaap Bakema, de bekende architect, was aangewezen om het Nederlands paviljoen te ontwerpen. Minister-president Cals had Jan Vrijman gevraagd voor de invulling. Die had Frans Weisz als regisseur erbij gehaald. En zo kwam ook Eddy in het plan terecht. In het paviljoen waren blinde muren met projectieschermen. Maar er waren ook kleinere vierkante schermen waar foto’s geprojecteerd konden worden. Posthuma de Boer kreeg de opdracht daarvoor een beeld van Nederland te maken.  ‘Een half jaar lang, van april tot eind september 1969, heb ik heel Nederland doorgereisd. Toen het voor het eerst getoond werd, was Bakema erbij. Hij schoot vol toen hij de enorme belangstelling van Japanse kant zag. Toch een emotionele man, alhoewel hij dat absoluut niet leek te zijn.’ In 2011 verscheen bij Atlas-Contact het fotoboekje ‘Kijkend naar Holland 1969’ met deze foto’s. 

Overvallen

Aloys: ‘Heb je niet ooit in de jury van World Press Photo gezeten?’ ‘Daar kwam ik via Henk Kersting. Er was een jurylid uitgevallen. Kon ik niet zijn plaats innemen? Die vreselijke foto van een schietpartij op de Autobahn won toen.’
In de jaren zeventig werkte Posthuma de Boer bijna continu voor tijdschriften. ‘Ik deed altijd mijn huiswerk. Thuis heb ik acht meter plank met reisgidsen en boeken over verre landen en daarnaast was ik geabonneerd op National Geographic. Als ik op stap ging nam ik nogal wat mee. Drie ‘bodies’, een voor 400 ASA, een voor 100 ASA en een voor Zwart/wit. Plus nog een doos met filmrollen.’

In Colombia maakte hij een reportage over kinderen die de dupe waren van de binnenlandse oorlog aldaar.  Veel van die kinderen waren drugsverslaafd. ‘Ik ging een keer alleen door de barrio. In die kleine straatjes doken opeens twee jongens in mijn nek met de bedoeling zich van mijn camera meester te maken. Ik viel op de stoeprand. Ik kon nog onze anchorman bellen. Die zorgde dat er een ambulance kwam die mij naar het ziekenhuis bracht. Enigszins opgelapt vloog ik naar Amsterdam en ging direct naar het AMC. Daar constateerde men een stabiele breuk in de derde lendenwervel. Als de breuk in de vierde wervel was geweest zat ik nu in een rolstoel.’ 

Gezichten van de wereld

Eddy Posthuma de Boer is altijd aan het werk. Als er geen opdrachten zijn, verzint hij zelf iets. Op zeker moment kon hij ook voor Holland Herald gaan werken. ‘Daar zat een heel geschikte hoofdredacteur, Ken Wilkie, die gaf je de ruimte.’ En ook nog voor twee magazines van het Belgische SABENA, Sabena Magazine en Sphere.

En verder boeken. In totaal publiceerde hij 20 boeken. Hij heeft er enkele meegenomen. ‘Beeld in zicht’ dat hij samen met Simon Vinkenoog schreef. Het bevat een selectie van recent en ouder werk van landschappen. Het boek kwam er op verzoek van Maarten Muntinga, ook de uitgever van de Rainbow pocketreeks. Bij de Bezige Bij verscheen ’Voor het Oog van de Wereld’ met foto’s gemaakt tussen 1960 en 1995 in landen in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Azië en Afrika. Er zitten enkele reportages in, onder andere van de Parijse revolte van 1968 en verder gaat het over het leven van gewone mensen, ook in kommervolle omstandigheden als in de Siberische republiek en het Irak van Saddam Hoessein. In 1996 was er in de Beyerd in Breda een tentoonstelling onder dezelfde titel als het boek. ‘Frank Tiesing, de directeur, stelde me alle zalen op een na ter beschikking.’

Dan is er ‘Gezichten van de wereld’, verschenen bij Atlas-Contact. Foto’s van mensen over de hele wereld, ten voeten uit, bijvoorbeeld een geisha, een mohawk indiaan.  Er was een gelijknamige tentoonstelling in de Rotterdamse Kunsthal ter ere van zijn 75e verjaardag. Met zijn ook fotograferende dochter Tessa maakte hij het boek ‘222’ verschenen bij Lubberhuizen, Nederlandse en Vlaamse schrijversportretten. ‘Eerst hadden we 216 schrijvers, om het mooi rond te maken tot 222 hebben we nog een paar portretten erbij gedaan.’ Bij uitgeverij Deweideblik verscheen ‘Door het oog van de tijd’ met de Reve foto’s. ‘De oplage was 1200. Er komt geen herdruk.’

Nivea

Aloys: ‘Hoe kwam je bij Reve terecht?‘ ‘Dat was in 1968. Ik ging op bezoek in zijn boerderijtje in Greonterp, op het Friese platteland. Op verzoek van de posteruitgever Engel Verkerke maakte ik foto’s van bekende schrijvers zoals Jan Wolkers, Harry Mulisch en Gerard Reve. Daar maakte hij posters van op een formaat van 70 bij 100. Toen Geert van Oorschot in 1969 een herdruk voor de boeken ‘Op weg naar het Einde’ en ‘Nader tot U’ ging maken nam hij contact met mij op. Kon die foto niet op de herdruk? Dat kon natuurlijk. Op de voorkaft verscheen geen titel, alleen op het rugbandje. Dat is later nog een keer herhaald.’

Aloys: ‘Hoe was Reve?’ ‘Hij was zeer toegankelijk. Hij vond het leuk dat ie met zijn kop in de krant kwam. De interviews en recensies vond hij minder interessant, die las hij niet. ‘Als de fotograaf komt, smeer ik mijn kop met Nivea in’ zei hij altijd. Hij liet zich door veel fotografen vastleggen, Klaas Koppe en noem maar op. Een van de eerste foto’s van Reve is gemaakt door Annelies Romein, de dochter van Jan Romein en Annie Verschoor. Er was in de tijd dat De Avonden verscheen een vriendenclub rond Reve, Gerard Kornelis van het Reve heette hij nog. Daarin zaten zijn onder meer zijn broer Karel, Lucas van der Land en Annelies in. Annelies legde de vriendenkring voor het eerst op beeld vast. Reve’s huis in Friesland stond vol met Mariabeelden en katholieke prullaria. Ik heb voor hem ook nog wel eens een Mariabeeld meegenomen.’

Mensen op zondag

Posthuma de Boer is ook bezig geweest met een boek over sloppenwijken in de wereld. Maar dat bleek moeilijk te realiseren. Toen heeft hij het plan wat veranderd. Nu is het plan een boek met de titel ‘Het menselijk bestaan’ te realiseren. Het bestaat uit 16 hoofdstukken. ‘Het begint met ‘de moeder’ en eindigt met ‘de dood’. Er zijn hoofdstukken met titels als ‘arbeid’, armoe’, liefde’, muziek’ en ‘mensen op zondag’.  Dat laatste zat zo: toen Posthuma de Boer jong was ging hij vaak en graag naar bioscoop ‘De Uitkijk’ op de Prinsengracht. Daar draaide op gegeven moment ‘Menschen am Sonntag’, een Duitse avantgarde film, gemaakt in 1933. ‘De film stond voor het leven en de arbeid. In die jaren wás het leven arbeid. Vakantie bestond niet. Mijn vader had vakantie op Eerste en Tweede Kerstdag, Eerste en Tweede Paasdag en Eerste en Tweede Pinksterdag. Dat was het geval tot 1961. In 1936 kwam in Frankrijk Leon Blum aan het bewind. Hij voerde het Front Populaire aan die onder meer strijd voerde voor de vijfdaagse werkweek en het recht op vakantie. Een van mijn eerste foto’s gaat over dit thema. Daarop zie je een vader met twee kinderen op zijn rug op een vrije dag. De omslagfoto van het boek is al gereed. Een moeder met een dochter. Wij – de toehoorders van de Fotografenavond - mogen raden wie het zijn. Het voorwoord is ook al geregeld. Dat komt van ‘natuurlijk’ Cees Nooteboom.

Foto's: Kees Funke Kupper

Tags

Reageren