Edel Verzijl vertelt

Op de 195e Fotografenavond in Café Kalkhoven was Edel Verzijl te gast. Na een tijd in de modewereld gewerkt te hebben ging ze fotograferen. Zij doet dat in eigenzinnige, intuïtieve, schilderachtige en filmische stijl, met een zacht kleurenpalet en in nostalgisch zwartwit.

In 2015 deed ze met twee foto’s mee aan ‘Face the Dutch’, op het  Internationale Photoville-festival in New York.

Aloys: Wat voor kind was je?

Edel Verzijl: “Ik kom uit een gezin van acht kinderen, ik was de zesde. Het was een middenstandsmilieu, katholiek. De kerk, het museum en De Efteling, het hoorde er allemaal bij. Mijn moeder had een goed oog op waar ieder kind behoefte aan had. Mij liet ze tekenen, kleuren. Ik maakte kleertjes voor barbies. Iedereen speelde een muziekinstrument en we gingen allemaal op dansen later. Het was een gezellig gezin. Als kind was ik vrij expressief.Ik wilde in het circus. De trapeze vond ik geweldig, de beweging, de pakjes, de kleuren. Ik ging dus op turnen.”

Haar ouders hadden een winkel waarin ze lintjes, bandjes en textiel verkochten aan de Orthenseweg in Den Bosch. “Ik heb altijd hele dure kinderkleding aan gehad. Een oom zat in de confectie-industrie en mijn vader in de mannenconfectie.”

Wat wilde je worden? 

Tekenjuf of dierenarts. Ik ging na het gymnasium eerst naar de Tehatex. Daar haalde ik mijn  tweedegraads diploma tekenen en textiele werkvormen. Vervolgens ging ik naar de Kunstacademie Arnhem, waar ik een eerstegraads diploma tekenen en schilderen behaalde. Op dat moment deed ik nog niet aan mode. Ik maakte wel mijn eigen kleren en zag eruit als een papegaai.”

Na de Kunstacademie begon ze met twee vriendinnen in Nijmegen een modebedrijf, ‘Profiel’ genaamd. “Het groeide uit tot een groot bedrijf. Toen ging voor mij de lol eraf. Ik was er vooral bezig met vormgeving en concepten. Daarnaast maakte ik kleding en sieraden. Ik heb er nog mee geëxposeerd in een galerie in Utrecht dat werk van een stuk of vijf ‘kleine labels’ liet zien.” Vijf / zes jaar was ze in het modebedrijf actief.  

Fotografie

De fotografie kwam voor het eerst in haar leven toen ze haar eigen werkstukken op de Tehatex moest fotograferen. In de jaren tachtig  ontmoette ze haar man, een professioneel fotograaf. Ze verhuisde naar Amsterdam, in 1986, en ging mode en fotografie combineren. In dat jaar vroeg een  fotograaf haar als stylist voor een styling opdracht. "Het ging over de vormgeving van kleding, voor V&D. Ze hadden diverse campagnes, bijvoorbeeld ‘Caribische stijl’, styling voor kinderen. Zo ging ik daarna ook voor de bladen aan de slag, als stylist. De foto’s die in de Nederlandse  bladen stonden vond ik niet echt mooi. In bepaalde bladen wel: wat in Avenue stond vond ik voor die tijd heel spannend. Maar sommige andere bladen hadden een slechte lay-out en dat werkte frustrerend.”

Bij V&D bleek al snel dat haar speelruimte niet al te groot was. “Uiteindelijk is de klant koning.” Ze wilde zelf de fotografie weer ter hand pakken en ging drie jaar lang naar een fotoacademie in Haarlem, het Hans Götze Instituut. “Drie jaar lang zat ik weer in de schoolbanken. Het was een hele goede opleiding. Een combinatie  van techniek en je eigen speelruimte. We kregen veel losse opdrachten. Er kwamen ook gastdocenten, dat waren zowel rasechte, commerciële fotografen als ook kunstfotografen. Ik heb er veel geleerd. Toen ik de opleiding in 1998 afsloot werd ik zelfstandig fotografe. Mijn man heeft me al die tijd erg gestimuleerd.”

Aloys: En hoe kom je dan aan de bak?

“Je kijkt of je een agent kunt krijgen. Dat ging vrij snel. Je laat je portfolio zien en dan kijkt hij of zij of die  je wil vertegenwoordigen.” Ze kreeg al snel serieuze opdrachten: de zomercollectie fotograferen voor de modeketen Mexx. “We gingen naar Portugal. Een art director ging mee.” Aloys: En die bepaalt hoe het gaat? “Je krijgt een briefing, je speelruimte hangt van de klant af. Soms heb je heel veel ruimte, soms moet je strakke richtlijnen volgen. Het is het fijnst als je geboekt wordt om wat je kunt, om je fotografische handschrift. Ik kreeg redelijk de ruimte.”

Aloys: Jij hebt een aparte stijl, schilderachtig, dromerig. Edel Verzijl: “Ik werk instinctief. Als ik fotografeer trek ik laatjes bij me open, dat gaat niet heel bewust. “

Aloys: Ik zie een heel rijtje bladen waarin je hebt gepubliceerd: i-D, Elle, Flaunt, Oyster, ZOO, Gala, Twill, Glamcult, Jalouse, View on color, Exit, Dazed&Confused, Nylon, Twice, Photo. Is dat opdracht- of vrij werk? “Dat was allemaal  redelijk vrij werk, soms helemaal vrij en werd het daarna gepubliceerd, soms in opdracht.  Die bladen hadden in ieder geval veel creatieve speelruimte. Tegenwoordig kun je met internet alles maken wat je wilt en opsturen. En vervolgens even afwachten of het geaccepteerd wordt. Ik maak nooit meer in opdracht. Ik ben nu 57, ik kies hiervoor. Wat de bladen in Nederland betreft, die zijn veranderd en niet in positieve zin. Het is een eenheidsworst geworden, bloedsaai. Er hangt een druk om mode op een bepaalde manier te fotograferen. Veel lijkt op elkaar.”

Sfeer creëren

Edel heeft een aantal boeken en modekrantjes meegenomen, ook een blad van De Bijenkorf waarin haar stijl goed tot zijn recht komt. “Ik doe ook andere dingen: natuurfotografie bijvoorbeeld.” Aloys:  Waarom zien die modemodellen er vaak zo chagrijnig uit? “Dat zal wel cool zijn.” Astrid Verhoef: “Bij modefotografie mogen modellen niet te expressief zijn, een ‘lege blik’ heeft voorkeur.” Iemand anders uit het publiek: “Vroeger was de richtlijn anders: een model moest elegant en vriendelijk zijn.”

Edel Verzijl probeert voor haar modellen een bepaalde sfeer te creëren, of zoals ze het noemt ‘een wereldje neer te zetten’. “Ik begin de avond tevoren te tekenen, dingen in te plakken in mijn schetsboek.” Wie zien er een op tafel liggen, een dik schetsboek met een zwarte kaft.  “Daardoor kom ik in een bepaalde gemoedstoestand, ik word er ook rustiger van. Ik schrijf er dingen bij die in mij opkomen, bijvoorbeeld wat voor licht ik zal gebruiken. Of om bijvoorbeeld rookbommen mee te nemen of bepaalde andere voorwerpen.” Ook voor Face the Dutch op  Photoville New York gebruikte ze die bij de afbeelding van het konijntje. “Die tekeningen in mijn schetsboek laat ik vervolgens ook weer los, maar ik heb dan in ieder geval een startpunt.”

Amygdalae

Ook een dik fotoboek ‘Amygdalae’ met werk van Verzijl ligt op tafel. Ze laat, al bladerend, het een en ander zien. We zien een foto van drie nimfen. “Ik houd erg van moderne dans. Ik geef eigenlijk niet zo veel om kleding.” We zien een vrouw met een bloem in haar haar. “Daar zit emotie in. Die is goed geslaagd. Ik wil ‘schilderen’ met zo’n model.” We zien een dame in een rode jurk. “Geïnspireerd door Kees van Dongen en Gauguin.” Zwart-wit foto’s van dames in onderkleding. Een vrouw met rood gestifte lippen die rook uit haar mond laat komen (haar tweede foto voor het Photoville- festival). Voorin in het boek staat een foto van haar moeder met een gordijn. “Als ik ensceneer kan ik mijn dingen erin stoppen. Er zit veel gevoel in. Ik hoor van ontwerpers dat ze het geweldig vinden. Als ik foto’s maak voor De Bijenkorf heb ik veel lol, maar je kunt wel zien dat het commercieel is, wat ook logisch is. Van hen krjjg ik een ‘moodboard’, normaal maak ik ze zelf.”

Edel woont in een oude school, in een van de voormalige klaslokalen is haar studio. Aloys: ben je locatie-gedreven? “Ik werk met wat ik tegenkom. Ik heb de ervaring dat, als je goede energie meeneemt, je cadeautjes, krijgt.” In Amygdalae zien we ook natuurfoto’s. “Natuurfotografie in Noord-Bali. Ik houd de camera iets langer open, dan krijg ik mysterie erin.” Aloys: Alle  fotografen zijn arm tegenwoordig. Verzijl: “Ik kan niet alleen leven van fotografie, ik geef ook les. Jonge fotografen drukken ook de prijs. Zij gaan zwaar onder de dagprijs werken om aan de bak te komen.”

Aloys: Corrigeer je je foto’s?

“Nee, ik zal niet snel een ander hoofd inplakken, wel corrigeer ik kleuren, het landschap van het konijn van  Photoville bijvoorbeeld.” Aloys: Hoe kwam je op dat konijn? “Dat ging intuïtief. Ik had ergens een voorbespreking. Ik keek toevallig omhoog en zag een konijnenhoofd op een plank. ‘Mag ik dat gebruiken?’ ‘Neem maar mee.’ Ik heb het konijn heel groot in mijn huis hangen.

De voorbespreking ging over het maken van een foto van een ‘rare dame’ in een bos. “Ik had er een raar boomvrouwtje van gemaakt en ik  had een reeks foto’s nodig om tot dit konijn te komen.”

Voor haar klanten schakelde ze over van analoog naar digitaal. Maar ze drukte nog steeds haar eigen foto’s af. “Weken en nachten heb ik in de doka doorgebracht. Ik werk nooit met flitslicht en ik doe het vaak op het oog en de lichtmeter met verschillende lichtbronnen. Ik ben fan van noorderlicht en ook van een groot wolkendek.”

Ze doet haar meeste modewerk tegenwoordig zoals gezegd niet meer in opdracht. Maar voor een Chinees tijdschrift, WestEast, was dat nog wel het geval, maar kreeg ze behoorlijk veel vrijheid.

Aloys: En wat doe je nu?

Verzijl: “Nog steeds precies hetzelfde. Ik ben nu bezig met een Monsieur Hulot serie, met daarin een hysterische huisvrouw en een villa met een spuitende fontein. Je kent wel Monsieur Hulot, van Mon Oncle, en Les Vacances de Monsieur Hulot. Zoiets komt bovendrijven omdat ik die films al jong heel grappig vond. Als ik het gemaakt heb ga ik kijken of iemand het wil publiceren. Ik word er overigens niet ongelukkig van als het niet gepubliceerd wordt.”

Veel stuurt ze naar internetmagazines. “De meeste (papieren) bladen zijn al driekwart jaar van te voren ingepland. Je moet kijken wat je van welke internet magazines vindt. Bij internet krijg je een grotere range qua publiek. En dan zien bedrijven ’t weer, waarvoor je voor hen weer het een en ander kunt doen.  Deze tijd is zo snel geworden, ik moet meegaan. Maar voor de Chinese markt kan ik toch  nog steeds mooi klassieke zwart-wit series neerzetten.  Overigens heb ik nu weer twee series voor een mooi glossy tijdschrift te pakken.'"

Het creatieve proces

We hebben het tot slot nog over het creatieve proces. Aloys: Ik heb eens gezegd: geen beter proces dan het creatief proces : je kan alle kanten op.  Verzijl: “Het kan ook beangstigend zijn. Maar ik heb geleerd angst los te laten. Angst is  een slechte raadgever. Bij het lesgeven kijk ik naar de rode draad van de individuele student. Als ze een blokkade hebben, probeer ik te praten. Als het lukt is de blokkade weg, en krijgen ze vrijheid in het creatieve denken. Je moet ‘de troep van vroeger’ opruimen, als je dat niet doet veroorzaakt dat angsten. De voelsprieten moeten overeind gaan staan, ze moeten hun eigenheid gaan vinden en inzetten. De rode draad!”

Aloys: Applaus voor Edel !

Afbeeldingen: 1) Astrid Verhoef, 2 - 5) Edel Verzijl  

www.edelverzijl.com

Reageren