Een gesprek met Ahmet Üzümcü van de OPCW

De OPCW, de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons zit in een bijzonder pand aan de Haagse Johan de Wittlaan. Het gebouw wordt ook wel ‘The Mushroom’ genoemd. Ik heb een afspraak met Ahmet Üzümcü, directeur-generaal van de organisatie.

De OPCW is opgericht om chemische wapens te doen vernietigen en te voorkomen dat ze ooit nog gebruikt zullen worden. De OPCW is het uitvoerend orgaan van het Verdrag chemische wapens (Chemical Weapons Convention/ CWC) dat in 1997 van kracht werd. In dit verdrag staat dat lidstaten al hun chemische wapens (op een milieuvriendelijke manier)  moeten vernietigen, net als de installaties waar de wapens worden geproduceerd. Ook dienen de landen fabrieken waar met bepaalde chemische stoffen wordt gewerkt op te geven aan de OPCW en hun chemische industrieën te onderwerpen aan regelmatige inspecties.

Inspecteurs

Nagenoeg alle landen van de wereld (190) zijn lid van de OPCW. Zij dragen ook de kosten. Zes landen doen (nog) niet mee. Acht landen hebben verklaard in het bezit te zijn van chemische wapens. 88% van deze wapens zijn inmiddels vernietigd. In de komende jaren wordt nog eens 12% vernietigd, met name de chemische wapens van Rusland en de Verenigde Staten.

Ahmet Üzümcü: ‘Het Verdrag wordt uitgevoerd door de landen zelf. Wij, het Secretariaat, zien toe hoe het gebeurt en of het goed gebeurt. Wij faciliteren, assisteren en bieden ondersteuning, ook educatief. ‘

Een belangrijke taak is weggelegd voor de experts, de inspecteurs. Er zijn er 140. De totale staf in Den Haag bestaat uit 500 personen. Zij komen uit 80 verschillende landen. Ze houden zich bezig met het trainen van experts uit de lidstaten. Verder zijn er veel juristen en experts op ander gebied. Als er ergens een noodtoestand is of een aanval plaatsvindt geven zij aanwijzingen, ook op het gebied van de behandeling van slachtoffers. Het ‘Legal Office’ geeft een opinie over een bepaalde situatie, maar de interpretatie ervan is aan de Lidstaten. Er gaat een bedrag om van 77 miljoen euro per jaar, dat zoals gezegd opgebracht wordt door de lidstaten.

Chemische fabrieken

De besluitvorming geschiedt door de lidstaten. Er is een Uitvoerende Raad met 41 leden die – evenredig verdeeld - afkomstig zijn uit vijf continenten. Jaarlijks is er een Algemene Conferentie, waar de 190 leden bijeen komen. 100 bevinden zich in de naaste omgeving in Den Haag, ondergebracht in ‘missies’. Met hen is er dagelijks contact. In de hoofdsteden van de aangesloten lidstaten zijn er ‘nationale autoriteiten’, ondergebracht in Ministeries van Buitenlandse zaken of Gezondheid of Economische Zaken. Ook met de nationale autoriteiten is er een jaarlijkse bijeenkomst.

Niet alleen landen, maar ook industrieën die zich bezighouden met chemische wapens worden gecontroleerd. Dat gebeurt steekproefgewijs door 241 inspecties in 84 verschillende landen die een dergelijke industrie hebben. In totaal gaat het om 5000 fabrieken. Üzümcü: ‘Het is gevoelige materie. Monitoring is absoluut noodzakelijk. We geven geen oordeel over de fabriek, maar we willen alleen verifiëren.’

Den Haag

Dat Den Haag zo gelukkig was de OPCW te kunnen huisvesten heeft met een aantal zaken te maken. Ahmet Üzümcü: ‘In 1992 vond de ontwapeningsconferentie van de VN in Genève plaats. De ondertekening was in 1993 in Parijs. Vervolgens begon het ratificatieproces dat in 1997 afgerond werd. Toen werd het spannend voor een aantal steden in de wereld. Diverse steden stelden zich kandidaat, onder andere Den Haag. Den Haag speelde een goede wedstrijd. Het had een aantal troeven. Onder andere de Haagse Vredesconferentie van 1899, die het gebruik van gifgas verbood. Niet alleen Den Haag, maar ook Nederland had een goede track record. Het was al lange tijd actief met het propageren van ontwapening. Na enige weken waren de kaarten geschud en kreeg Den Haag de steun van de meerderheid van alle landen.’

De relatie van de OPCW met de stad Den Haag is van start af aan uitstekend geweest. Üzümcü: ‘We doen verschillende activiteiten, zoals de Open Dagen in het Haagse Stadhuis. Dit jaar weer, op 29 april. De burgemeester, Van Aartsen, houdt dan een toespraak. Toen OPCW de Nobelprijs voor de Vrede won, in 2013, heb ik de burgemeester ook uitgenodigd om met me mee te gaan naar Oslo.’ 

Nobelprijs

Het kwam totaal onverwacht, die Nobelprijs. Üzümcü: ‘Een hele prettige verrassing. We wisten niets, we hoorden pas de dag voordat het bekend werd. Op 10 oktober 2013, rond 10.00 uur kreeg ik een telefoontje uit Oslo. Na even bijgekomen te zijn, gingen we de aangesloten landen informeren. Het was een geweldige oppepper. We stonden aan het begin van onze missie in Syrië. Te midden van het grote conflict wilden we daar ontwapening bereiken. Voor de experts ter plaatse betekende het veel. De prijs was er ook voor wat we 16 jaar lang al gedaan hadden. Iedereen was zó trots. Het was ook een opsteker voor alle multilaterale organisaties op het gebied van de ontwapening. Voor mezelf was het een grote eer om naar Oslo te vertrekken en daar, namens de organisatie, de prijs in ontvangst te nemen.’

Met de stad Den Haag werd besloten om, op basis van het bedrag van de prijs, meer dan 1 miljoen dollar, een eigen prijs op te zetten met jaarlijks een bedrag van 90.000 dollar. De naam van de prijs: de OPCW / Hague Award. Er is een panel van vijf personen die de prijs toewijst. In het panel zit namens de stad Den Haag burgemeester Van Aartsen. De prijs wordt ieder jaar begin december uitgereikt. Afgelopen jaar waren er 15 kandidaten die een bijdrage hadden geleverd aan de doelstellingen van de Chemische Wapens Conventie.  De prijs ging naar twee partijen, ieder ontving 45.000 dollar. Australische wetenschappers en een Research Instituut uit Finland waren de  gelukkigen. 

Ook is er een goede relatie met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ten behoeve van de implementatie van het verdrag is er regelmatig overleg met Buitenlandse Zaken en de gemeente Den Haag.

Uitdagingen

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen? Üzümcü: ’In Syrië zijn we nog bezig, met steun van de Verenigde Naties. Het is heel delicaat. Ik maak me regelmatig zorgen over onze staf in Syrië. We hopen zo snel mogelijk succes te hebben. Ik hoop dat de missie zomer 2015 afgerond kan worden.’ De tweede uitdaging is voortgang op het gebied van ontwapening wereldwijd. ‘We zitten nu op 87%. Eind van het jaar zal 91% vernietigd zijn. We moeten ons als OPCW voorbereiden op de post-vernietigingsfase. Dat moet de komende vijf jaar geschieden. In die vijf jaar moeten we klaar zijn voor een toekomst met non-proliferatie, waarbij we verhinderen dat er nieuwe chemische wapens komen. Een belangrijke zaak is dan ook om te werken aan educatie, met alle moderne methoden zoals e-learning. We moeten ook de betrekkingen met de wetenschappelijke wereld nauwer aanhalen en goede relaties hebben met alle chemische bedrijven. Met name op het punt van de veiligheidsaspecten. Dat vereist een collectieve inspanning.’

Toevallig was er op de dag dat ik met Ahmet Üzümcü sprak een bijeenkomst met diverse wetenschappers. Op de agenda stond de formulering van een Ethische Gedragscode. Üzümcü: ‘We bieden graag OPCW als platform aan voor dit initiatief. Er zijn ook verschillende activiteiten met studenten op middelbare scholen en universiteiten. Het is van belang het bewustzijn te creëren dat wetenschap op een verantwoordelijke manier wordt uitgevoerd. Uit het gebruik van mosterdgas, zwavelgas en chloorgas in de Eerste Wereldoorlog moeten we lessen trekken. Wetenschappers hebben sindsdien nog veel meer gevaarlijke stoffen en giffen uitgevonden. De komende 21e april vindt er daarom in Ieper, in België, een Ceremonie plaats. Veel landen hebben de Verklaring die daar voorgelezen zal worden ondertekend.’   

De derde uitdaging waar de OPCW voor staat is de nationale implementatie van de CWC Conventie. Niet alle landen willen de Conventie ten volle toepassen. Dat is grofweg bij de helft van de landen het geval. Niet dat ze niet willen, maar vaak is er geen wetgevingssysteem. OPCW wil deze landen de komende jaren helpen dit wetgevingssysteem op te zetten.

Turkse buitenlandse dienst

Ahmet Üzümcü komt uit Turkije. Hij begon zijn loopbaan bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Turkije en had posten in Wenen, Aleppo, Ankara. Vervolgens werkte hij flinke tijd bij de NAVO in Brussel, ook bij het secretariaat van de NAVO. Daarna was hij ambassadeur in Israel en bij de Verenigde Naties in Genève. In juli 2010 kwam hij in zijn huidige baan terecht. Üzümcü: ‘Ik zit al 34 jaar in de Turkse buitenlandse dienst. Ik deed het altijd met plezier. Het werk heeft me veel gegeven. Ik heb naar verschillende landen gereisd en veel mensen ontmoet. Het heeft ook geholpen dat ik mijn huidige baan kreeg. Ik heb campagne moeten voeren en moeten lobbyen. De eerste vierjaars periode zat er afgelopen juli op en nu ben ik bezig met mijn tweede termijn van vier jaar die tot juli 2018 zal lopen.  Een belangrijk aspect van mijn baan is dat ik onpartijdig, neutraal ben, een balans probeer te houden. Beslissingen worden hier bij unanimiteit genomen, ik moet helpen bij het bereiken van consensus. En behalve de implementatie zorg ik voor de promotie van de organisatie.’

Het – 500 man grote – Secretariaat is goed in staat zijn werk te doen, vindt Üzümcü. ‘Maar toch … om  alles gladjes te laten verlopen moeten er veel inspanningen gedaan worden. Zo ben ik veel tijd kwijt met allerlei administratieve zaken. Maar alles bij elkaar is het heel interessant en levert het tevredenheid op. Ik heb het geluk gehad dat er bijzondere dingen gebeurden als Syrië en de Nobelprijs.’

https://www.opcw.org/ 

Tags

Reageren