Erfgoed onder water in Nieuw Guinea

Vliegtuigwrakken in het Sentanimeer

In het voorjaar van 1999 bezocht een verkenningsexpeditie van het Militaire Luchtvaart Museum (Soesterberg), nu onderdeel van het Nationaal Militair Museum, het Sentanimeer in Nieuw-Guinea op zoek naar het wrak van een Curtiss P-40N Kittyhawk jachtvliegtuig.

In de jaren ervoor was ik voor het MLM bezig geweest met het inventariseren van de P-40’s van het 120e Squadron ML-KNIL (Militaire Luchtvaart Koninklijk Nederlands Indisch Leger), welk squadron in de periode 1943-1945 onder Australisch operationeel bevel in Nieuw-Guinea tegen de Japanners had geopereerd.

Bedoeling van dat onderzoek was uit te vinden of er een geschikt wrak gevonden zou kunnen worden voor berging en vervoer naar Nederland om in de collectie van het MLM opgenomen te worden. Van het Nederlands-Indisch luchtvaart erfgoed was niet veel over gebleven door de oorlog en de latere onafhankelijkheid van Indonesië.

De P-40 zou een goede representant van die periode kunnen zijn. Door een gelukkig toeval hadden we een lokaal contact in de persoon van Max Ammer, een Nederlander die in Nieuw-Guinea een duikschool was begonnen en ons graag in de zoektocht bij wilde staan.

Met Max is in eerste instantie getracht een originele Nederlandse P-40 van het 120e terug te vinden aan de hand van de gevechtsrapporten, kaartmateriaal en verkenningsfoto’s uit de archieven in Emmen. Hoewel hij een aantal toestellen heeft weten te lokaliseren aan de zuidkust van Nieuw-Guinea, rond Merauke, waren daarvan slechts fragmenten overgebleven en niet de moeite van het bergen waard.

Twee P-40’s van 120e Squadron op de PSP baan van Merauke 1944

Via de MAF (Missionary Aviation Fellowship)  in het noorden, nabij Jayapura (het voormalige Hollandia, de hoofdstad van Nieuw-Guinea) hoorde Max van een wrak van een P-40 onder water in het Sentanimeer. Uit de verhalen en verslagen leek dit een veelbelovend toestel te kunnen zijn en alhoewel geen Nederlands toestel, was het wel van hetzelfde type (een P-40N) als de toestellen waarmee het 120e squadron vloog.

De omstandigheden onderwater in het Sentanimeer leken optimaal te zijn: zoet water en een laag slik op de bodem door een mislukt experiment van de Nederlanders met waterplanten in de naoorlogse periode. Dat slik zou voor een afsluiting van het wrak hebben gezorgd die de goede toestand zou verklaren.

Na een aantal recente foto’s van het wrak te hebben gezien, viel de keuze voor het bergen en naar Nederland halen op dit toestel. In een verkenningsexpeditie zou bekeken worden of het inderdaad geschikt was.

Het team wat de verkenning zou doen bestond naast mijzelf als conservator van het museum uit een drietal vliegtuigonderhoudsexperts, van de Marine, van de KLM en van Luchtvaartmuseum Aviodome. Daarnaast gingen zowel Max Ammer als Martijn Juin als professioneel duiker mee om de eventuele berging te kunnen beoordelen.

P-40 snel gevonden

Een tweetal mensen van de media (Amersfoortse Courant en een cameraman voor RTL) verzorgde de verslaglegging en het geheel stond onder leiding van oud Klu-kolonel René d’Hollosy die bovendien in Indonesië was geboren en Maleis sprak.

De niet-duikers kregen een spoedcursus (sport)duiken om in het Sentanimeer zelf te kunnen beoordelen wat de staat van de P-40 zou zijn. Het toestel lag op ongeveer 5 meter diepte waardoor met een beperkte duikopleiding volstaan kon worden.

Van de marine kregen we magnetometers mee omdat de exacte locatie van het wrak niet bekend was, wel dat het zo’n 50 meter uit de kust ten zuiden van een bepaalde pier lag. Daarnaast zouden we de magnetometers gebruiken om te zien of er nog meer wrakken in het meer lagen, iets waar we wel een vermoeden van hadden aangezien zowel de Japanners als de Amerikanen intensief gebruik hadden gemaakt van de drie vliegvelden bij Hollandia 1. Voor de Amerikanen was Hollandia de logistieke hub van het leger van Generaal MacArthur op weg naar de Filipijnen.

In het Sentanimeer was het wrak van de P-40 vrij snel gevonden, vrijwel op de plek waar we dachten dat hij zou liggen. Vanaf onze werkboot (een US army engineers ponton uit 1944, opgedoken uit het meer) maakten we een serie duiken op het wrak om de staat te kunnen bepalen.

De staart bleek bij de ditching (noodlanding op het water)  afgebroken te zijn en deze lag zo’n 10 meter achter de rest van het toestel. De neus, propeller, cockpit, vleugels waren allemaal in perfecte staat, inderdaad bedekt met een dikke laag slib die het zicht tot absoluut nul reduceerden, zeker na er met flippers gedoken te hebben. De naam van de vlieger, F/Lt J. Hall, was op de rand van de cockpit te lezen. 

Vooroudercultuur

Terwijl een deel van onze groep de P-40 in kaart ging brengen met het oog op de berging, gebruikte de rest van de groep de tijd die nog beschikbaar was (er was voor de expeditie drie weken uitgetrokken) om te zien welke andere vliegtuigen we in en rond het Sentanimeer konden vinden.

Elke dag deden we dat in twee groepen, een landgroep die met Max langs Papoeadorpjes trok om te informeren wat men daar wist over “pesawat” (vliegtuig in het Maleis) uit de oorlog. De andere groep gebruikte het werkschip om met de magnetometers veelbelovende delen van het enorme meer te doorzoeken, ook hierbij gebruik makend van aanwijzingen van de lokale bevolking die goed op de hoogte bleek te zijn van wrakken omdat daar hun visgerei in bleef hangen.

Je kon goed merken dat de Papoea’s een vooroudercultuur hadden met een verhalende traditie, van vader op zoon waren de verhalen doorgegeven en er bleek vrijwel altijd een kern van waarheid in hun aanwijzingen te zitten. De korte wandeling (zoals ze hadden aangegeven) bleek dan wel een tocht van drie uur door de bush te zijn en het volgens hen compleet intacte vliegtuig was niet meer dan wat verwrongen aluminium, er lag altijd wel iets.

De magnetometers bleken helaas niet te functioneren omdat de grond overal uit Tanah Mera bestond, rode aarde, aarde met veel ijzerhoudende elementen. De groep in de boot moest dus overgaan op dreggen met een licht ankertje en op veelbelovende plakken afdalen naar de bodem van het meer (tot 35-40 meter diep).

Resten P-38 Lightning

De landgroep vond heel wat vliegtuigwrakken, maar hier bleek het feit dat alles wat op een dagmars afstand van de bewoonde wereld was te vinden voor de metaalwaarde gesloopt te zijn. Hier en daar vonden we resten van vliegtuigen die nog wel te identificeren waren, maar niet de moeite van het bergen waard.

Het meest opmerkelijke was een Papoea dorpje waar men vertelde dat naast het dorp onder de grond een vliegtuig lag. Toen we vroegen of men het (tegen betaling)  wilde opgraven en het dorp daarmee instemde, stonden we een dag later toch gek te kijken bij een enorm gat in de grond waar inderdaad de resten van een P-38 Lightning in te herkennen waren.

Na drie weken vertrokken we met een weelde aan informatie en de vaste overtuiging snel terug te keren voor de berging van de P-40N van de 49e Fighter Group van Lieutenant Hall. Helaas bleken de verhoudingen tussen Indonesië en Nederland weer eens verslechterd en de berging werd op de lange baan geschoven. Met mijn vertrek bij het MLM en het aantreden van een nieuwe directeur is het project van de berging van de P-40 (helaas)  gestopt.

Dat is op zichzelf jammer, de expeditie leverde echter een schat aan informatie op over de vele bijzondere en soms zelfs unieke toestellen die in het Sentanimeer liggen. Dat daar zoveel toestellen liggen is niet verwonderlijk, immers van 1943 tot zomer 1945 is rond Hollandia op de drie vliegvelden zeer intensief gevlogen, eerst door de Japanners, later met aanvallen op die vliegvelden door Geallieerden en tenslotte vooral door de Amerikanen.

Er liggen dus vele neergeschoten vliegtuigen uit luchtgevechten, maar ook vele toestellen die blijkbaar de voorkeur aan een noodlanding in het meer gaven boven een parachutesprong boven de jungle of boven zee.

Hollandia drome met Japanse toestellen na de Amerikaanse invasie, april 1944

In de drie weken durende zoektocht hebben we zo’n 17 toestellen gelokaliseerd, Amerikaans en Japans. Daaronder dus de P-40N waar we op uit waren en ondermeer een Amerikaanse A-20 Havoc, resten van Amerikaanse P-38’s, een Japanse D3A Val, een Ki-61 Tony en diverse andere toestellen. Voor een niet systematische zoektocht geen onaardig resultaat.

Overigens, alles wat op minder dan 18 meter diepte ligt (duikdiepte met eigen adem), is door de lokale bevolking gesloopt voor het metaal. Eén toestel werd aangetroffen onder een hoek, van circa 14 meter  diep tot 28 meter. Op de 18 meter grens leek het toestel wel met een cirkelzaag afgezaagd, werk van vele, vele Papoeahanden met messen, zagen en dergelijke. Zelfs de propellertips waren zo afgezaagd.

In de jaren erna heeft Max Ammer op verzoek van Aviodome nog eens een tocht door de Vogelkop van Nieuw-Guinea gemaakt langs de Japanse vliegveldjes die daar aangelegd waren. Dat bleek veel resultaat op te leveren omdat veel van die veldjes meteen aan het einde van de oorlog door de Japanners verlaten waren en geen van die locaties dicht bij een Papoea dorpje lag en dus onaangeroerd. Kortom, er lag nog buitengewoon veel materiaal, van vliegtuigen tot vrachtauto’s, bulldozers en luchtafweergeschut.

Moderne apparatuur

Het bijzondere van Sentani en grote delen van Nieuw-Guinea is dat de sporen van de Tweede Wereldoorlog er 70 jaar na dato nog zo veelvuldig en relatief onaangetast liggen. Er is een toen onbewoond deel van de wereld jarenlang hard gevochten door vele tienduizenden militairen die in 1945 ook opeens weer vertrokken waren, met achterlating van al hun materiaal (want het was veel te kostbaar dat weer terug te verschepen). 

De situatie van Sentani is bijzonder omdat de omstandigheden in het meer (zoet water en de laag slik)  voor een prima conservering van het lichtmetaal van vliegtuigen zorgt. Door de ligging vlakbij Jayapura en het commerciële vliegveld Sentani is de logistiek er relatief gemakkelijk te organiseren.

Het zou waardevol zijn het hele meer met al het verzonken erfgoed van de Tweede Wereldoorlog met moderne apparatuur in kaart te brengen. Vooral van Japanse toestellen is weinig te vinden in luchtvaartmusea, maar ook de Geallieerde toestellen met een werkelijke geschiedenis zijn de moeite van onderzoek en wellicht berging waard.

Foto afbeeldingen: 1) F6 Hellcat boven het Sentanimeer bij de invasie van Hollandia, 22 april 1944, 2) Twee P-40’s van 120e Squadron op de PSP baan van Merauke 1944, 3) Hollandia drome met Japanse toestellen na de Amerikaanse invasie, april 1944.

Tags

Reageren