Gij zult niet vloeken - godslastering en de wet

Humanisten zien het als een belangrijke overwinning, gelovigen kijken er misschien iets anders tegenaan: de Eerste Kamer stemde op 3 december 2013 in met de afschaffing van de 'Wet inzake smalende godslastering'. Hierdoor is godslastering niet langer strafbaar. Op het eerste gezicht lijkt de wet een reliek uit lang vervlogen tijden, maar schijnt bedriegt.

Door de eeuwen heen zijn talloze Nederlanders op de een of andere manier vervolgd voor hun onorthodoxe uitspraken over God en het bovennatuurlijke. De predikant Balthasar Bekker bijvoorbeeld, die in 1691 de Republiek op haar grondvesten deed schudden met zijn bestseller De Betoverde Weereld. Balthasar trok hierin fel van leer tegen geloof in tovenarij, heksen en bezetenheid, en dat viel niet in goede aarde bij zijn mede-christenen. Balthasar werd uit zijn ambt gezet, zijn connecties met de machtige Amsterdamse burgermeesters Nicolaes Witsen en Johannes Hudde behoedden hem voor erger.

Verlichte geesten

Terugkijkend kan Balthasar een koploper van de Verlichting in Nederland genoemd worden. De Verlichting streefde naar een nieuw wereldbeeld, gefundeerd op verifieerbare feiten. Dat maakte kritiek op religie - zelfs godslastering - enigzins acceptabel, maar wel binnen een kleine groep van radicale vrijdenkers. Zoals de Franse schrijver Voltaire, die in heel Europa beroemd en berucht werd om zijn scherpe pen. Godslasteraars konden nog steeds vervolgd worden, maar dat was vooral afhankelijk van de maatschappelijke status van de godslasteraar in kwestie en de animo van lokale autoriteiten.

God verdedigt zichzelf wel

Toen Thorbecke in 1848 aan zijn grondwet schreef vond hij het niet nodig om er een clausule over godslastering aan toe te voegen. Sterker nog, liberaal Nederland had gedurende de 19e eeuw weinig behoefte aan een dergelijk verbod. Of zoals Anthony Modderman, Minister van Jusitie tussen 1879-1883, het stelde: "Ik meende, dat het sedert lang vaststond, dat God zijn rechten zelf wel weet te handhaven." Natuurlijk werden beledigingen aan het adres van de Almachtige bepaald niet gewaardeerd in het aartsconservatieve en christelijke Nederland, maar van officiële vervolging kon geen sprake zijn.

Godslasterende communisten

Zo bleef godslastering volstrekt legaal, tot 1932. Het gedachtegoed van Karl Marx deed in de late 19e eeuw zijn intrede in Nederland en begin 20e eeuw kreeg het pas echt voet aan de grond. Nederland kende al snel verschillende socialistische en communistische bewegingen, met hun eigen bladen, evenementen en manifestaties. De gruwelijke gevolgen van de Eerste Wereldoorlog bleven Nederland gelukkig bespaard, maar zorgden in Rusland voor een communistische revolutie die de andere Europese machten schrik aan joeg. De socialistische politicus Troelstra probeerde in 1918 eenzelfde revolutie te ontketenen in Nederland, maar zonder succes. De Nederlandse politiek kwam met de schrik vrij maar de "communistische dreiging" was opeens heel dichtbij gekomen.

'Godsdienst is de opium van het volk' was een populaire leus voor Nederlandse communisten. In hun ogen was religie immers alleen bedoeld om oneerlijke machtverhoudingen tussen het gewone volk en de elite in stand te houden. Dergelijke opmerkingen werden hun niet in dank afgenomen door conservatieve en confessionele politici. In 1930 deed het communistisch blad De Tribune er een schepje bovenop met een oproep om het Kerstfeest af te schaffen. Twee jaar later volgde een spotprent, waarin twee arbeiders de crucifix (met Christus en al) op probeerden om te hakken. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen.

Minister van Justitie Jan Donner (grootvader van de huidige CDA-politicus) kwam in 1932 met de 'Wet inzake smalende godslastering', artikel 147 in het Wetboek voor Strafrecht. Serieuze kritiek op religie was nog wel toegestaan, maar op het openbaar belachelijk maken van religie stond voortaan een celstraf van één tot maximaal drie maanden of een geldboete van honderd tot honderdvijftig gulden.

Sex met een ezel

Anders dan Donner misschien gehoopt had, trokken de communisten zich weinig aan van de nieuwe wetgeving. De wet wordt tot 1968 zo'n twaalf keer ingezet, met negen rechtzaken tot gevolg die tot weinig spectaculaire veroordelingen leiden. Met Gerard Reve kwam daar verandering in.

Reve deed in zijn werk uitlatingen waarin hij God niet alleen zag in de gedaante ezel, maar ook hartstochtelijk de liefde met Hem bedreef. SGP-kamerlid Van Dis stelde er op 22 februari 1966 Kamervragen over, die uiteindelijk zouden leiden tot een proces tegen de schrijver in 1968. Veel meer nog dan een simpele kwestie van godslastering was 'het Ezelproces' een symbolische strijd tussen het oude, conservatieve Nederland en een nieuwe, vrijgevochten generatie kunstenaars en denkers uit de grote steden. De rechtbank oordeelde dat de passages inderdaad godslasterlijk waren, maar niet smalend. Reve was ontevreden met de uitspraak, ging in hoger beroep en verdedigde zijn eigen zaak. Hij werd, na een gepassioneerde pleitrede over de vrijheid van meningsuiting, volledig vrijgesproken.

Niet meer van deze tijd?

Ondanks de vrijspraak van Reve bleef de wetgeving in stand, hoewel zelden gebruikt. De laatste grote zaak dateerde uit 2001, toen een aantal Hindoestanen de pornoproducent 'Shiva Entertainment' voor de rechter sleepten. Ook hier volgde vrijspraak, omdat niet kon worden aangetoond dat de producent een beledigende intentie in de zin had.

Langzaam gingen er stemmen op om het verbod op godslastering af te schaffen omdat het niet meer van deze tijd zou zijn. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 kwam de discussie in een stroomversnelling. Toen de ministers Donner en Remkes op 10 november 2004 in een brief aan de kamer aangaven dat het verbod op godslastering in de toekomst breder ingezet zou kunnen worden om islamitische radicalisering tegen te gaan, klonken er verontwaardige reacties. De discussie vond zijn eerste doorbraak toen tijdens een Kamerdebat in 2008 over de handhaving van het wetsartikel bleek dat een meerderheid van het parlement voor afschaffing was. Op 20 maart 2013 kwamen D66 en de SP met een voorstel op het wetsartikel te schrappen en binnen een maand stemde ook een meerderheid van de Tweede Kamer in. Nu ook de Eerste Kamer akkoord is, is het verbod op godslastering binnen Nederland (voorlopig) verleden tijd.

Tags

Reageren