Het Leidse literaire leven tijdens de Tweede Wereldoorlog

Onlangs verscheen er een interessant boekje van Buck Goudriaan ‘Het Leidse literaire leven tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Het is een mooi voorbeeld van ‘petite histoire’.

In Leiden gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog eigenlijk niets bijzonders op literair gebied, maar als je de loep op zo’n stadje legt, wat Buck Goudriaan doet, voegen allerlei kleinschalige feiten en gebeurtenissen zich tot een nieuw beeld, dat interessant en wellicht exemplarisch is voor de situatie op grotere, landelijke schaal.

Seyss-Inquart

Overigens verscheen eerder in 1995 een publicatie van de hand van Buck Goudriaan over de Tweede Wereldoorlog: ‘Leiden, van dag tot dag’. In de oorlogsjaren is een aantal jonge dichters actief, die Goudriaan in zijn boekje volgt. De oorlogsomstandigheden leggen de nodige beperkingen op.

Oktober 1941 vaardigt Seyss-Inquart de beschikking uit dat de Universiteitsbibliotheek geen anti-Duitse boeken meer mag uitlenen. Een regeringscommissie besluit alle boeken van zo’n 200 auteurs uit de roulatie te nemen. Uit de  Openbare Bibliotheek van Leiden werden in 1942 1150 boeken (van de 28.000) verwijderd.

Boekhandel Ginsberg

In november 1941 sluit de Leidse Universiteit. Veel studenten, toch een belangrijke factor in een plaatselijk literair leven, trekken weg, de meesten naar Amsterdam. In 1942 worden als onderdeel van de Kultuurkamer de ‘gilden’ opgericht, voor de auteurs was dat het Letterengilde.

De joodse boekhandel van Ginsberg wordt in de zomer van 1941 ‘overgenomen’ door de stichting Volksche Uitgeverij Westland. Een van de uitgeverijen in die dagen was NeNaSu, de Nederlandsche Nationaal-Socialistische Uitgeverij, de officiële uitgeverij van de NSB, die overigens in de loop van de oorlog naar Utrecht vertrok.

Clandestiene uitgeverijen

Hoewel de omstandigheden niet al te florissant waren, was er wel degelijk literair leven. Niet alle studenten waren weggetrokken. Zo bleef het literaire dispuut ‘Literis Sacrum’ bijeenkomen. De leden ervan hielden ‘beurten’, waarin zij een onderwerp behandelden en voerden daarover discussies.

Een aantal studenten van het Leidsch studentencorps, onder wie J.L. Heldring (de latere hoofdredacteur van de NRC) en L.J. Pieters ( de latere mecenas van Reve en de latere voorzitter van de P.C. Hooftprijs) maakte clandestiene literaire nummers van het blad Virtus Concordia Fides.

Landelijk was er naar aanleiding van de instelling van de Kultuurkamer een geheim kunstenaarscomité gevormd dat op 19 februari 1942 een door 1900 personen ondertekende petitie naar Seyss-Inquart zond.

De Molenpers

Om toch een cultureel leven in stand te houden, werden er allerlei bijeenkomsten van kunstenaars georganiseerd, ook in Leiden, waar ook bovengenoemde studenten kwamen. Belangrijke figuren waren Hans van Straten en Jan Vermeulen. Het is dezelfde Hans van Straten die niet zo lang geleden ‘De omgevallen boekenkast’ en een biografie over Multatuli publiceerde.

Jan Vermeulen zou later de omslagen ontwerpen van de boeken van Jan Wolkers. Vermeulen richtte in 1943 de uitgeverij ‘De Molenpers’ op, een uitgeverij die als clandestien te omschrijven is.

Cachot

Buck Goudriaan spreekt in navolging van Dirk de Jong van illegale uitgaven als uitgaven ‘rechtstreeks gericht tegen de bezetter en zijn trawanten’ en van clandestiene uitgaven als ‘normale’ literatuur die geschreven en uitgegeven werd door auteurs en uitgevers die zich niet wensten te onderwerpen aan de door de bezetter gestelde voorwaarden.

Vermeulen en zijn vriend Van Straten belandden voor resp. kortere (een kleine week)  en langere (acht maanden)  in het cachot.  Ook in andere steden waren er clandestiene uitgeverijen actief, als De Bezige Bij (Utrecht), In Agris Occupatis (Groningen),  de Vijf Ponden Pers (Amsterdam) en de Mansarde Pers (Den Haag).

De Schone Zakdoek

Naast dichter Gerard Goudriaan, Hans van Straten en Jan Vermeulen, liep er in de oorlogsjaren een andere interessante persoon rond in Leiden, Louis Lehmann. Louis Lehmann,  die nog steeds publiceert, had reeds op jonge leeftijd een zekere faam opgebouwd. Hij was actief op de literaire avonden.

Hij zorgde er ook voor dat een reeks ‘Leidse’ auteurs bijdragen konden publiceren in het meest unieke literaire tijdschrift dat Nederland ooit gekend heeft: ‘De Schone Zakdoek’. Dit tijdschrift dat in de oorlog zeer befaamd was (in de jaren 1941-1944 verschenen er 34 nummers) kwam uit in de oplaag van één exemplaar. Cees Buddingh’, een van de medewerkers, heeft er in de jaren tachtig nog een verzameluitgave van gepubliceerd.

Puber-visioenen

Lang niet alle artikelen en publicaties die de clandestiene uitgeverijen lieten verschijnen hadden de bedoeling het verzet te motiveren. Van Randwijk, de hoofdredacteur van het illegale Vrij Nederland, schreef over de clandestiene publicaties ‘… verontrustend en soms bepaald weerzinwekkend is het te moeten constateren  dat evenals vóór den oorlog dezelfde onbenullige romantiek, en dezelfde overspannen sexualiteit en puber-visioenen de hoofdmotieven blijven.’

Ook de Leidse literatuur ontkwam hier niet aan. Uit de nabeschouwing van Buck Goudriaan wordt duidelijk dat het beeld in Leiden niet grondig verschilde met het landelijke beeld: de clandestiene literatuur bevatte zowel hoogst persoonlijke mijmerijen en literatuur van niet al te hoog allooi als verzetsproza en –poëzie.

De bijlage van het boekje bestaat uit vier onderdelen. In de eerste twee is er een volledig overzicht van de clandestiene uitgaven waaraan dichters, drukkers en uitgevers in Leiden en omgeving hebben (mee)gewerkt.

De laatste twee bevatten een opsomming van enkele Leidse uitgevers, drukkers en boekhandels die in de oorlog een rol hebben gespeeld.

Buck Goudriaan, ‘Het Leidse literaire leven tijdens de Tweede Wereldoorlog’, uitgeverij De Nieuw Vaart, ISBN 9080271713

 

De Cultuurbarbaar, jaargang 6, nr. 2, april 1996  

Tags

Reageren