Het poepende mannetje op de nieuwe Bavo

Laatst had ik een discussie met een vakgenoot over spotnamen in de kunst. Ze ergerde zich aan de titel ‘Van heilige tot amoeben’ van het boek over 150 jaar glas in lood van Zsuzsanna van Ruyven-Zeman (2014).* Dat amoebe bleek te slaan op de vormen van enkele hedendaagse ramen, waarvan ze aangenaam verrast was dat die in dit boek waren opgenomen. Maar vanwege de religieuze lading van deze werken vond ze de benaming ongepast. Zo nam je de kunstenaars niet serieus. Maar is dat inderdaad zo?

What's in a name — Spotnamen in de kunst hebben namelijk de spannende neiging om zich te ontwikkelen tot geuzennamen die vaak weer resulteren in officiële aanduidingen van bepaalde soorten kunst of kunstenaarsgroeperingen. Dat gaat terug op een lange traditie. Als je het lemma op Wikipedia er op na slaat, vind je termen als impressionisme, fauvisme en Nazareners, allemaal geuzennamen die zich door de trots van de aangeduide kunstenaars voorgoed in de literatuur vestigden. Een van de meest bekende uit de bouwkunst ontbreekt overigens op Wikipedia. Dat is gotiek, wat barbaars betekent. En over barbaars gesproken, dat woord schuilt ook in de naam van Barbara, een van de oudste heiligen die we kennen. Een begrip waarvan ik zelf nog het gebruik als geuzennaam heb meegemaakt is neogotiek dat nu niemand meer - op een paar mastodonten na - in misprijzende zin zal gebruiken.

En nu wil je natuurlijk weten waar dat 'geuzennaam' vandaan komt? Ook dat kun je vinden op Wikipedia. Het is te aardig om hier niet aan te halen:

  • Met de woorden 'N'ayez pas peur Madame, ce ne sont que des gueux', 'Wees niet bang mevrouw, het zijn slechts bedelaars' zou Charles de Berlaymont, adviseur van Margaretha van Parma, in 1566 de lage edelen hebben aangeduid die het Smeekschrift der Edelen aanboden. Drie dagen later hief een van die edelen, Hendrik van Brederode, tijdens een feestmaal de volgende woorden aan: 'J'ai bu à la santé des Gueux! Vive le Gueux!', 'Ik heb op de gezondheid van de bedelaars gedronken! Leve de bedelaar!'.*

Kortom, wat eerst negatief was, wordt positief.

De kruisbloem en het poepertje op de nieuwe Bavo (foto BvHH 2013)
De kruisbloem en het poepende mannetje op de nieuwe Bavo als onderdeel van een dekplaat van een steunbeer (ontwerp Joseph Cuypers, uitvoering atelier Cuypers & Co 1895-1898) (foto BvHH 2013).

Poepend mannetje  — Je kunt je afvragen of zoiets ook gebeurd is met het poepende mannetje of kakkertje boven op de nieuwe Bavo. Bij deze figuur gaat het om een urban legend, vergelijkbaar met de erwtenman van de Bossche kathedraal. In allebei de gevallen staat de bouwvakker centraal, de man zonder wie de kathedraal niet had kunnen verrijzen. De bouwheer kan nog zo bevlogen zijn en de architect nog zulke mooie plannen hebben, zónder de bouwvakker die de steigers beklimt en zijn rug breekt op balen zand, stenen en houten balken, komt er niets van terecht. Joseph Cuypers realiseerde zich dat maar al te goed en hij bracht hem een bijzondere hommage.

Als je de afbeeldingen bij dit verhaal bekijkt zie je dat het poepende mannetje deel uitmaakt van een afdekplaat van een flinke steunbeer, in combinatie met een fraai gestileerde kruisbloem. Nou ja, bloem, meer een bloemachtig iets, want zo’n rechthoekig geval zul je in de natuur niet tegenkomen. Nu gaat het om de plek waar dit duo is aangebracht. Dat is schuin boven de Sacramentskapel, waar je verschillende niveaus kunt onderscheiden. Allereerst direct op het dak waar twee prachtige monsters zijn te zien, met achter zich een vleermuis en een springende vis. Vlak bij de laatste staat op de nok van de kapel - bij wijze van contrast - de zichzelf opofferende pelikaan die haar jongen met haar eigen bloed voedt. De middeleeuwse wijsgeer Thomas van Aquino (1225-1274) typeerde hem als het beeld van de zich opofferende Christus aan het kruis.* Direct in het verlengde van het monster met de vleermuis ontmoeten we een ruw, vrijwel onbewerkt stuk steen, terwijl daarboven op een hoger plan het koppel van de kruisbloem en het mannetje zit.
 
Unvollendete — Stellen de beelden van monsters en pelikaan het goed en het kwaad van de wereld voor, de steen die direct uit de groeve lijkt te komen symboliseert het wordingsproces. Er zitten meer van dit soort blokken aan de buitenkant van de kathedraal. Mensen die vaker verhalen van mij hebben gelezen, weten inmiddels dat dat te maken heeft met wat ik als de Unvollendete heb aangeduid. Joseph Cuypers heeft - uiteraard met instemming van zijn opdrachtgevers, de bisschop en zijn vicaris-generaal A.J. Callier - een gebouw neergezet dat bewust onvoltooid was. Zeer waarschijnlijk heeft hij een concept ‘verbeeld’ uit de filosofie van Thomas van Aquino die zich op zijn beurt heeft laten inspireren door Aristoteles. Het gaat hier om de actus (van handelen, doen, ontwikkelen) en de potentia (van aanleg, vermogen, talent).*

Betrekken we dat op ons zelf, dan zijn we in een voortdurende staat van wording, waarbij ieder moment iets anders kan ontstaan omdat we de potentie hebben om deze of die kant op te gaan.* In de nieuwe Bavo heeft Joseph Cuypers dat onder meer uitgedrukt in de bouwsculptuur: de kathedraal zit zowel binnen als buiten vol deels voltooid beeldhouwwerk dat elk een fase vormt van het totstandkomingsproces van een beeld. Het aardige hiervan is dat hij op deze manier ook het besluitvormingsproces illustreert, want juist dat onaffe laat zien dat het beeld nog alle kanten op kan. En dat is bij uitstek het geval helemaal aan het begin van het proces, met dat rudimentaire blok steen dat kersvers uit de groeve afkomstig lijkt te zijn.*

Onbewerkt blok steen bij de nieuwe Bavo, haast direct uit de groeve (foto BvHH 2013)
Onbewerkt blok steen bij de nieuwe Bavo, zo uit de groeve (foto BvHH 2013).

Wordingsproces — Maar waar een begin is, is ook een einde en dat wordt getoond door het bloemmotief en het poepende mannetje. Ze staan voor twee sporen in de beeldhouwkunst: de decoratieve kant met haar florale weelde en de figuratieve die zich op wezens van vlees en bloed concentreert. Wat Joseph Cuypers de vakmensen van zijn atelier in beide gevallen laat weergeven is hoe een blok steen een vorm wordt door er zo min mogelijk vanaf te halen. Volgens de acta en de potentia zit het beeld immers al in de steen, of liever gezegd, er zit een eindeloze verzameling beelden in die steen, waarvan deze twee worden vrijgelegd.

Maar we gaan nog een stap verder. Ons mannetje is nog maar net uit de steen bevrijd. Hij knijpt wat verbaasd met zijn ogen tegen het licht en zit nog even vast in zijn gedrukte houding. Maar het lijkt wel of hij ieder moment zijn handen van zijn hoofd kan halen om op te gaan staan. Ook die potentie is verbeeld. En laat nu juist de energie die hij bijna opstaand tot uitdrukking brengt door de beschouwers niet geïnterpreteerd zijn als een moment van belasting, maar van ontlasting. Een kakkertje dus!

Zouden de architect en zijn opdrachtgevers deze spotnaam gewaardeerd hebben? Hoogstwaarschijnlijk niet. Is het een geuzennaam geworden? In zekere zin wel, want de mensen rond de nieuwe Bavo zijn best wel trots op hun hoogsteigen poepende mannetje. Hij is dan ook op een hoogst vermakelijke manier tot leven gebracht in een uitzending van City Marketing Haarlem (2009) die je hieronder kunt zien.

Het goed recht van het publiek — En de laatste vraag: is dit nu erg? Is het een bespotting van de idealistische gedachte die er achter zit: van een scheppingsverhaal in steen? In mijn beleving is er geen ja of nee, omdat dit simpelweg hoort tot de receptiegeschiedenis van dit beeld. En als er iets getuigt van een effectieve receptie is het wel een spotnaam. Dan heeft het kunstwerk de mensen linksom of rechtsom gegrepen en dat is iets waarover de maker géén zeggenschap heeft. Wat dit betreft, mag ik graag verwijzen naar de kunstfilosoof Jacques de Visscher die hierover mooie dingen heeft gezegd. Hij is er heel stellig over dat de bestemming van de kunst niet de maker zelf is,

  • 'maar het publiek, en dat bijgevolg de zaak van het begrijpen van een kunstvoorwerp niet in de eerste plaats bij de maker ligt die dit dan buiten het werk om aan de toeschouwer als aangesprokene dicteert’.*

Kunstwerken zijn niet aansprekend omdat ze ‘in de particulariteit van de wereld van de maker’ gevangen zitten, maar juist omdat ze steeds weer ‘nieuwe verhalen genereren’.* Het staat ieder dus vrij er van te maken wat hij of zij wil, zoals het poepende mannetje bij de nieuwe Bavo prachtig laat zien.

Wist je overigens dat Rembrandt ook een kakkertje heeft gemaakt? Heus waar! Probeer daar maar eens achter te komen en als je het vindt, laat het me weten.

Bernadette van Hellenberg Hubar

Video van City Marketing Haarlem (2009) met onder meer het poepende mannetje.


 Meer informatie & bestelgegevens  

Het teken * in de bovenstaande tekst verwijst naar de bronnen die hieronder staan vermeld.

  • Hellenberg Hubar, Bernadette van, ‘De nieuwe Bavo te Haarlem. Ad orientem | Gericht op het oosten.’, WBOOKS-Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Zwolle-Haarlem 2016, paragraaf 4.2 en 4.3.4.
  • Ruyven-Zeman, Zsuzsanna van, ‘Van heiligen tot amoeben, Honderdvijftig jaar monumentale glasschilderkunst in Nederland’, Amersfoort 2014.
  • Visscher, Jacques de, ‘Het verhaal van de kunst, een wijgerige hermeneutiek van het kunstwerk’, Amsterdam 1990, p. 80.
  • Wikipedia: https://www.wikiwand.com/nl/Geuzennaam.

Hoe je het boek De nieuwe Bavo te Haarlem kunt bestellen:

Specificaties

  • Uitgever: WBooks in samenwerking met Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem
  • Aantal pagina's: 400
  • Illustraties: circa 250 afbeeldingen in kleur en zwart-wit
  • Uitvoering: gebonden
  • ISBN 978 94 625 8119 7
  • Meer informatie: WBOOKS of vanhellenberghubar.org

De nieuwe Bavo wordt gerestaureerd door Van Hoogevest Architecten te Amersfoort (http://bit.ly/Hoogevest-Bavo) in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem: http://bit.ly/Bavo2Ao.

Tags

Reageren

Reacties

Zo'n "poepertje" noemen ze in Catalonië een Caganer: (Catalaans voor 'kakker', uitgesproken als [kəɣə'ne]?). Dit is een beeldje dat een gehurkt mannetje met omlaaggetrokken broek voorstelt dat zijn behoefte zit te doen.Ook de vrouwelijke variant (caganera) komt voor. De beeldjes worden in Catalonië en aangrenzende gebieden (onder meer Andorra en Valencia) gebruikt in kersttaferelen van de geboorte van Jezus, net zoals de drie wijzen uit het oosten en andere figuren daar traditioneel deel van uitmaken. Dit past dus perfect in deze "Sagrada Familia" van de Nederlanden. Als onze "kakkerjs" nu eens wat cultureel initiatief tonen en de laatste restauratiehobbels financieren, dan kunnen we een paar van hen in de kerststal plaatsen. Een dergelijke uitverkiezing geldt in Catalonië als een blijk van zeer grote waardering en populariteit.
Naar aanleiding van dit bericht zijn verschillende reacties via de sociale media binnengekomen, waaronder die van Pierre Cuypers hierboven. Het thema blijkt te leven! Voor 'If then is now' een reden om een pinterestbord te openen, dat je onder deze link kunt vinden: http://bit.ly/1PqmViH Wie nog andere voorbeelden kent, kan deze doorsturen naar info@ifthenisnow.nl. Zodra er genoeg zijn ga ik daar een leuk artikeltje van maken, want ik krijg zo langzamerhand wel een idee hoe dat bouwvakkertje op de nieuwe Bavo aan zijn naam gekomen is. ;-)
Joseph Cuypers had een brede cultuurhistorische belangstelling. Het poepende mannetje doet sterk denken aan de luchtboogfiguren van de Bossche Sint-Janskathedraal. Die heeft Joseph ongetwijfeld gekend. Deze figuren zijn tijdens de restauratie van de kathedraal onder L.C. Hezenmans geheel vernieuwd en daarbij gekuist. De originele figuren zijn nog te zien in het Museum De Bouwloods. Een goede gelegenheid om na een bezoek aan de grote Jeroen Bosch Expositie ook hier een kijkje te nemen. Temeer omdat de luchtboogfiguren bij De wonderlijke klim nu ook van dichtbij te bekijken zijn. Waarschijnlijk heeft Joseph Cuypers die figuren als bron van inspiratie gebruikt om ook op zijn kathedraal de alledaagse wereld van mensen en fabeldieren voor te stellen. Dit als verwijzing naar de middeleeuwen, toen ook het hogere en alledaagse in de sculptuur werden voorgesteld. Ook aan de Arnhemse Eusebiuskerk heeft de architect Boerbooms overigens in navolging van de Sint-Jan neogotische luchtboogfiguren aangebracht. Oveer enkele maanden verschijnt het grote boek van Ronald Glaudemans over de bouwsculptuur aan de Bossche Sint-Jan.