Hoe ging het redden van de kazematten langs het Lekkanaal in zijn werk?

Het gaat om drie kazematten, gebouwd in de periode 1936-1939. De kazematten zijn onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), jarenlang de belangrijkste verdedigingslinie van Nederland.

De NHW is een wereldwijd uniek systeem van inundaties, forten en andere verdedigingswerken.  Door het aanleggen van de Derde Sluiskolk van de Beatrixsluizen in het Lekkanaal bij Nieuwegein dreigden de kazematten verloren te gaan. Stichting Menno van Coehoorn, die ijvert voor het behoud van historische verdedigingswerken, tikte in 2001 aan de bel en wees op de waarde van deze objecten. Dat was effectief want de kazematten werden aangewezen als rijksmonument.

Onderzoek

Zoals dat gaat in Nederland, kwam een heel proces op gang met een reeks partijen die elkaar van haver tot gort kennen. Duidelijk was dat de vergroting van mobiliteit door middel van vergroting van de sluis en de aanpassingen (verbreding) van het Lekkanaal in de buurt van de sluis op de eerste plaats stond. De kazematten konden niet blijven waar ze waren. Ze moesten ofwel helemaal verdwijnen of verplaatst worden.

Rijkswaterstaat Utrecht verrichtte een onderzoek naar alle aspecten die met dat laatste van doen hadden. Het onderzoek werd uitgevoerd door het ingenieursbureau Witteveen + Bos en werd gepubliceerd onder de titel ‘Onderzoek Kazematten Nieuwe Hollandse Waterlinie / Lekkanaal’. In dat onderzoek werden enige piketpaaltjes in de grond geslagen.

Het eerste paaltje was de Nota Mobiliteit van 2004, het tweede de cultuurhistorie/cultuurbescherming in de vorm van de NHW en het derde het kostenaspect. Alle betrokken partijen werden in 2011 bijeengeroepen. Van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, Rijkswaterstaat, provincie Utrecht, gemeente Nieuwegein, hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, stichting Menno van Coehoorn, Oudheidskamer Vreeswijk en projectgroep Linieland van de gemeente Houten.

De Nederlandse verdedigingsstrategie

In het rapport krijgen we een interessant overzicht van de Nederlandse verdedigingsstrategie van de laatste twee eeuwen tegen de vijand (aanvankelijk Frankrijk, later Duitsland). Die strategie hield in dat het platteland onder water werd gezet. Dat werd na enige tijd aangevuld met het bouwen van verscholen betonnen verdedigingswerken met schietgaten waardoor de vijand, als het hem lukte om toch over het water te bewegen, effectief geneutraliseerd werd.

Ik citeer: “De Nieuwe Hollandse Waterlinie fungeerde van 1815 tot 1940 als militaire hoofdverdedigingslinie van Nederland. Gelegen tussen de Zuiderzee en de Biesbosch beschermde de Nieuwe Hollandse Waterlinie het belangrijke westelijke gedeelte van het land tegen aanvallen uit het oosten en zuiden.” 

“Zoals de naam al weergeeft, was de verdediging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gebaseerd op onderwaterzettingen, de inundaties. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een omvangrijk stelsel van civiele en militaire waterstaatkundige werken, dat samen met de inundatiegebieden het inundatiestelsel vormde. Als onderlegger voor de inundatieterreinen fungeerde het middeleeuwse ontginningslandschap met zijn bijzondere verkavelingspatroon en watergangen.”

“Droog blijvende toegangen tussen de inundatieterreinen, accessen genaamd, werden afgesloten en verdedigd door forten en andere verdedigingswerken. De accessen hadden een natuurlijke oorsprong, zoals rivieren en oeverwallen, maar de meeste waren kunstmatig van aard, zoals dijken, spoorlijnen en kanalen. De Kringenwet van 1853 zorgde voor vrije observatie- en schootsvelden vanaf de verdedigingswerken.”  

“Artillerie-technische ontwikkelingen en nieuwe aanvalsmethoden vereisten vooral in de tweede helft van de 19de eeuw regelmatig modernisering en uitbreiding van verdedigingswerken en het inundatiestelsel. Na de Eerste Wereldoorlog waren de verdedigingswerken in de Nieuwe Hollandse Waterlinie door de inzet van zware artillerie en vliegtuigen echter achterhaald. Niettemin bleef de Nieuwe Hollandse Waterlinie in gebruik, omdat de meeste verdedigingswerken nu eenmaal op strategische plaatsen lagen. Bovendien werd er nog steeds een grote waarde gehecht aan inundaties.”

Verzwakte verdediging

In 1930 werd het Lekkanaal aangelegd om de vaarroute van Amsterdam naar Rotterdam en Antwerpen korter te maken. Dat kanaal ging dwars door het zo zorgvuldig aangelegde  verdedigingsplan heen. De Hollandse Waterlinie was ernstig verzwakt. Wat te doen?

We citeren weer.

“Om de plaatselijke verzwakkingen van de linie ongedaan te maken, verkreeg het Ministerie van Defensie compensatie. Die compensatie betrof de bouw van kleine complexen en solitaire kazematten, waarin moderne wapens konden worden opgesteld. Vuurkracht compenseerde op deze wijze het verlies aan de passieve afweerkracht van inundaties. Het toegepaste type kazemat betrof de V.I.S-kazemat, een afkorting voor Voorschrift Inrichten Stellingen uit 1928, volgens welke voorschriften en specificaties de kazematten zijn gebouwd.”

“In de periode 1930-1936 kwamen op deze wijze 10 kazematcomplexen of solitaire kazematten tot stand, waaronder die aan het Lekkanaal in 1936. In het kader van de algemene versterking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie werd daaraan nog een zestal kazematten toegevoegd. In totaal zijn er in de jaren 1930-1936 in de Nieuwe Hollandse Waterlinie 34 VIS-kazematten gebouwd.”

Wat gebeurde bij Nieuwegein?

Wat gebeurde er in de buurt van de toekomstige Beatrixsluis bij het toen nog kleine Nieuwegein? Daar werd in 1936 aan de monding van het Lekkanaal aan weerszijden een kazemat gebouwd. Daar werd een dubbele mitrailleurkazemat op de kruising van Lekkanaal en Schalkwijksche Wetering aan toegevoegd. Op die laatste plek werd ook een schutsluis gebouwd met een dubbele functie: sluis voor de scheepvaart en damsluis voor het keren en de aan- en afvoer van overvloedig water. In 1939 kwam er nog een dubbele mitrailleurkazemat met gietstalen koepel bij aan de Houtensche Wetering, vergezeld van een schutsluis en een duiker.

In 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. Na vijf dagen was de capitulatie een feit. De verdedigingswerken bleken weinig effectief en vielen als krijgsbuit in Duitse handen. De Duitsers ontdeden de kazematten van hun bewapening, periscopen en ventilatieapparaten. Daarnaast werden aanwezige gietstalen koepels verwijderd.

Decennialang was er geen of nauwelijks belangstelling voor deze bouwwerken, maar de laatste decennia worden deze objecten hoe langer hoe meer gezien als waardevol militair erfgoed. Voor vijf objecten moest een oplossing gevonden worden. Witteveen + Bos liet er allerlei parameters op los om het belang ervan te wegen. Van cultuurhistorische tot krijgshistorische en bouwkundige aspecten. Na weging van alles was de conclusie dat de waarde van de objecten zo hoog was dat redding in de vorm van verplaatsing van de objecten werd aanbevolen.

Verplaatsing eerste kazemat

En nadat het kostenplaatje erbij werd gezet (enige miljoenen euro’s) was het proces afgerond. Men kon aan de slag. Binnenkort, op 22 februari 2017 vindt de verplaatsing van de eerste kazemat plaats.

 

Reageren