Maarten van Severen: Ooit zal ik dé stoel maken

In september 1994 bezoekt Rolf Fehlbaum, directeur van het Zwitserse bedrijf Vitra, het atelier van Maarten Van Severen (1956-2005) in Gent. Hij is verrast door de uitgesproken kwaliteiten van de meubels en wil een samenwerking aangaan. De ontwerper die tot dan zijn meubels in eigen atelier ontwerpt en in beperkte oplage produceert, gaat na enige aarzeling met de internationale firma in zee. In 1998 komt de eerste realisatie op de markt: de stoel .03. Hiervoor herwerkt Maarten Van Severen in nauw overleg met Vitra zijn Chair No. 2 tot een stoel die op grote schaal gefabriceerd kan worden. Na de .03 produceert Vitra nog de bureaustoel .04 (2005), de sledestoel .05 (2004) en de lage stoel .06 (2005). De drie stoelen zijn niet zomaar commerciële varianten op het basismodel. Elke stoel heeft een eigen identiteit, zonder de gelijkenis met de stamvader te verloochenen. Hiermee was Vitra het eerste bedrijf dat erin slaagde de ontwerpen van de compromisloze Van Severen om te zetten in een wereldwijd succesverhaal: “Vele fabrikanten hebben op dat compromisloze van hem hun tanden stukgebeten. Vitra is de uitzondering. Zij zijn er echt in geslaagd om een sculpturale stoel van Maarten de normale weg te doen volgen. Met een heel sterke, goede, comfortabele, goed geprijsde stoel als resultaat.” (Fabiaan Van Severen, 2005).

De stoel .03 duikt in de pers aanvankelijk op in minimalistische privé-interieurs waar hij naadloos opgaat in de ruimte en toch aanwezig blijft. Daarna volgen de publieke instellingen. Eerst komt de stoel terecht in befaamde cultuurtempels als het Centre Pompidou, dat er meteen 3 000 exemplaren van afneemt. In Nederland is de stoel .03 te vinden in het Van Abbemuseum in Eindhoven waar Maarten Van Severen de interieurinrichting van bibliotheek, auditorium, restaurant en boekenwinkel onder handen neemt. Het cultuurminnende publiek maakt hier voor het eerst kennis met het heldere en praktische interieurconcept van de ontwerper. Het wordt al snel duidelijk dat zijn stoel niet de zoveelste designstoel is, maar een alledaags gebruiksvoorwerp dat zich ongedwongen integreert in elke ruimte. Naast de strakke designinterieurs van een meer gegoede klasse schuift de stoel vervolgens bij in interieurs waar klassiek, vintage en actueel design samengaan. De stoel is er niet enkel in geslaagd de restaurants van McDonald’s vanaf 2005 even te onthaasten maar is sinds 2009 ook te vinden in de statige Sint-Baafskathedraal in Gent.

Ook in Vlaanderen verwerft de stoel al snel de status van designicoon. In 2001 presenteert het Design museum Gent de eerste overzichtstentoonstelling van honderd jaar design in Vlaanderen. Maarten Van Severen figureert hier als het voorlopige eindpunt van het verhaal. Stilaan groeit een canon van Belgische designers waarbij Van Severen één van de onbetwiste toppers is. Ook in de tentoonstelling Iconen van design in Vlaanderen (2003-2004) is hij present met de nu al befaamde stoel. Bij de lancering van Design Vlaanderen in oktober 2004 kiest men de rode .03 als campagnebeeld. Directeur Johan Valcke licht de keuze toe: “We zien het als een eerbetoon aan Van Severen, die de laatste jaren toch uitgegroeid is tot onze meest wereldbekende ontwerper”. De retrospectieve tentoonstelling die in december 2004 in het Design museum Gent opent, toont het uitzonderlijke talent van de ontwerper. Met de recente expositie De stoel .03 van Maarten Van Severen. De geboorte van een designicoon (2010-2011) in het Gentse museum is er geen twijfel meer mogelijk. Die ene stoel verdient een individuele tentoonstelling.

Tot zover de feitelijke geschiedenis van de onstuitbare opmars van de .03. Maar waarin schuilt precies het succes van de ‘wereldberoemde’ stoel?

In de Belgische interieurbladen is het werk van Maarten Van Severen een ijkpunt waar andere designers aan getoetst worden. Voor een breder publiek is Van Severen vaak de enige Belgische designer die ze bij naam kennen. “Een enkeling komt misschien met de naam Maarten van Severen op de proppen, maar daarna valt de onvermijdelijke stilte”, merkt designjournaliste Chris Meplon in 2001 op. Tien jaar later is er nog niet zo veel veranderd.

Maarten Van Severen is één van de weinige vormgevers die zowel door het publiek als door de collega’s wordt gewaardeerd. Bij het overlijden van Maarten Van Severen wijst de Duitse designer Konstantin Grcic op het historische belang van de ontwerper: “Jarenlang was schreeuwerig, expressief en snel geproduceerd design de norm. Maarten Van Severen en Jasper Morrison waren de eersten die met hun meubelontwerpen de kwaliteit van eenvoud toonden.”

Het succes van de .03-stoel in België reikt in elk geval verder dan chauvinisme. Anderzijds valt niet te ontkennen dat Vlaanderen maar al te blij is eindelijk een designer van wereldformaat te kunnen eren. Het overlijden van Maarten Van Severen in februari 2005 wordt paginabreed in de kranten gebracht. Zijn naam is een waarmerk van authentiek design geworden. Kenners en designliefhebbers stellen dat Van Severen − samen met Henry van de Velde − de enige Belgische ontwerper is die de landsgrenzen moeiteloos overschreden heeft. Een zweem van personencultus omgeeft zijn figuur, wars van de oprechte eenvoud waarmee Van Severen zelf de pers te woord stond.

Het zoeken naar de canon van het Belgische design gaat nog steeds verder. Het einde van het wetenschappelijke onderzoek is nog niet in zicht, maar zeker is dat Maarten Van Severen zijn plaats heeft verdiend. Dit verhaal heeft ook een keerzijde. Het actuele Belgische design wordt al snel herleid tot Maarten Van Severen. Het kleine maar fijne oeuvre van Van Severen wordt dan weer herleid tot die ene stoel. Het gevaar tot simplificatie loert om de hoek.

Een verklaring van het succes van de stoel .03 laat zich deels tussen de regels lezen van zovele artikels in de gespecialiseerde en de algemene pers. De journalisten roemen geheel terecht de eenvoud van het ontwerp. In één adem vermeldt men het zitcomfort van de stoel. Mogelijk is de combinatie van eenvoud én comfort de sleutel tot het opmerkelijke succes. Zoals designjournaliste Chris Meplon in 2005 al terecht opmerkt, is “Van Severen in de meeste opzichten een tegenpool van de exuberante, overgemediatiseerde Starck”. Zij omschrijft Maarten Van Severen treffend als volgt: “Hij ontwierp ook niet meer dan nodig was. Ook dat in tegenstelling tot Starck die elke week wel weer een nieuw ideetje op de markt gooit.” Het grote publiek ervaart design vaak als een peperdure winkel vol weinig functionele gadgets. De citruspers Juicy Salif van Philippe Starck (1990) geldt voor velen als het typevoorbeeld van artistiekerig maar nutteloos design. Trends volgen elkaar steeds sneller op. Wat het ene seizoen hip is, wordt een jaar later als oubollig afgedaan. De kleurenpracht waarmee de Italiaanse designbedrijven de meubelbeurs in Milaan inpalmen, werkt voor een breed publiek al even overtuigend als de catwalks in Parijs en New York. Niet dus. En dan komt Maarten Van Severen. Hier zijn er geen kunstjes of truken van de foor. Net als Jasper Morrison beantwoordt Van Severen aan een sterke onderhuidse behoefte aan een rustpunt in een chaotische en drukke wereld.

De stoel .03 van Van Severen wordt gewaardeerd om zijn stille kracht. Anna Luyten omschrijft in 2004 Van Severen treffend: “Hij bezit de kunst stille dingen stil te laten”. Woorden als sober, sereen, ingetogen, evenwichtig, rustig, discreet, tijdloos, ascetisch en vanzelfsprekend omschrijven het zitmeubel. En telkens opnieuw zijn journalist en gebruiker verrast door het bijzondere zitcomfort. Net of dit niet kan en mag verwacht worden van een designobject. Met .03 krijgt de klant echter een gelegenheid tot zitten die het verlangen naar een lichte, stevige en veelzijdige stoel perfect tegemoetkomt. Meer moet dat niet zijn.

Verrassend is ook dat de stoel .03 als sensueel wordt beschreven. De stoel onderscheidt zich dus van het vaak bloedeloze minimalisme dat tot vervelens toe wordt getoond in de interieurbladen. Vandaag is de stoel eindelijk ontsnapt uit het interieur van de designliefhebber of uit de cultuurtempel. De stoel behoort niet langer toe aan een elite die zijn interieurs in fraaie reportages etaleert. De stoel heeft finaal zijn ultieme status van alledaags en daardoor tijdloos gebruiksvoorwerp bereikt. Dit was in oorsprong ook de opzet van de ontwerper. Maarten Van Severen wilde dé stoel maken, niet zomaar een stoel naast zovele andere. Of zoals zijn broer Fabiaan het raak formuleert: “Maarten ging voor de oertafel, de oerstoel.”

Al even opmerkelijk is dat de vormgeving van de stoel niet als vernieuwend of als avant-garde wordt geduid. Van een designicoon zou men dit nochtans kunnen verwachten. De stoel .03 is waarschijnlijk uitgegroeid tot een designicoon omdat hij netterug gaat naar de absolute essentie van een stoel, los van alle tijdelijke franjes. De Mier-stoel (1951-1952) van Arne Jacobsen en de Panton Chair (1959-1960) van Verner Panton horen ook thuis in het rijtje van iconische stoelen. Net als de .03 van Van Severen zijn deze stoelen niet weg te slaan uit de talloze interieurtijdschriften. Toch brengt de stoel van Maarten Van Severen een nieuw en eigentijds verhaal. Naar aanleiding van zijn eerste bezoek aan het Gentse atelier van Van Severen merkte Rolf Fehlbaum deze archetypische én eigentijdse kwaliteiten van de meubels op: “But contrary to traditional objects, and in spite of their archetypical character, they also seemed new and personal.

Tags

Reageren