'Technologie verandert onze moraal'

2014 zou weleens de boeken in kunnen gaan als het jaar dat de robot definitief onze wereld binnenwandelde. Volgens hoogleraar robotica Vanessa Evers hoeven we er niet bang voor te zijn. ‘Straks kan bijna elk voorwerp een robot zijn.’

Een oude vrouw in een verpleeghuis houdt met trillende handen een foto vast en toont hem aan een kniehoog, wit robotmannetje met blauwe helm.
‘Dat is mijn man,’ zegt de vrouw tegen de robot.
‘Waaraan is uw man overleden?’ vraagt de robot met blikkerige stem.
‘Nou, hij had de ziekte van Alzheimer,’ antwoordt ze. ‘Vergeten kan ik hem niet. Hij is ontzaglijk goed voor mij geweest.’
‘Oké,’ antwoordt de robot droogjes.

Het is een fragment uit het EO-programma Dit is de dag van september dit jaar waarover Vanessa Evers zich ‘ongelofelijk kwaad’ kan maken. ‘Hier wordt de illusie gewekt dat de robot begrijpt wat die vrouw zegt. Dit is bijna het voor de gek houden van oude mensen. Die arme vrouw ziet die robot als iemand die haar begrijpt, die compassie toont. Maar dat kan een robot helemaal niet.’

Ze neemt nog een slok van haar aardbeiensmoothie, zet het glas terug op tafel en groet een passerende collega in het faculteitsrestaurant. Dan: ‘Ik vind het prima als een robot vraagt: hoe gaat het met je? Maar dan moet ik wel weten dat het een machine is, een soort opgewaardeerde koffieautomaat. Programmatuur heeft geen gevoel.’

'Ik zie techniek en wetenschap als motor van de beschaving. We hoeven niet terug naar paard en wagen. We willen vooruit.’ Foto: Martin Dijkstra
'Ik zie techniek en wetenschap als motor van de beschaving. We hoeven niet terug naar paard en wagen. We willen vooruit.’ Foto: Martin Dijkstra

Rolmodel

Misschien gaat 2014 de boeken in als het jaar dat de robot definitief onze wereld binnenwandelde. Natuurlijk, sciencefiction bestaat al langer – de robot spreekt al eeuwenlang tot de verbeelding. Al in 1637 schreef Descartes over de mogelijkheid van ‘machines die op ons lijken en onze acties nauwgezet imiteren’. Lang bleef het voornamelijk bij fantaseren. Maar het afgelopen jaar maakten we kennis met de impact van de robot op ons leven. Niet alleen zuigen slimme stofzuigrobots onze huiskamers, ze dringen zich eveneens op als maatje voor eenzame ouderen of als potentieel gevaar voor onze werkgelegenheid.

Als hoogleraar sociale robotica aan de Universiteit Twente merkt Vanessa Evers de toegenomen belangstelling voor haar vakgebied. Ze mocht het afgelopen jaar aanschuiven bij de nationale borreltafels van Pauw & Witteman en De Wereld Draait Door. En zoals ze in Hollywood zeggen: the camera loves her. Ze is jong, vrouw, hip en praat gemakkelijk. ‘Een flapuit’ noemt ze zichzelf. ‘Je hoort jezelf dingen zeggen waarvan je denkt: ik weet niet wat mijn collega’s hiervan vinden. Dat is nog niet bewezen. Het medium televisie vraagt haast om arrogantie. Je kan nu eenmaal niet de hele tijd praten in enerzijds, anderzijds, of alle wetenschappelijke nuances meenemen.’ Ze voelt zich wel een beetje de ‘knuffeltechneut’, zegt ze. ‘Ik vraag me wel eens af of ik wordt gevraagd omdat ik vrouw ben. In mijn hele carrière ben ik nauwelijks vrouwen tegengekomen.’ Reden voor lezers van feministisch maandblad Opzij om ‘de hipste professor van Nederland’ uit te roepen tot winnaar van de Opzij Talent Award voor het meest inspirerende rolmodel van 2014.

De Fabeltjeskrant

De schoolcarrière van de jonge Vanessa begon in het West-Brabantse Steenbergen, waar het gezin-Evers na een verblijf van vijf jaar in Nigeria belandde. Weinig wees erop dat ‘paardenmeisje’ Evers het later tot hoogleraar zou schoppen. Okay, haar moeder noemde haar wel altijd ‘de professor’, maar dat kwam vooral omdat ze urenlang over haar huiswerk kon doen. ‘Laten we zeggen dat de middelbare school niet mijn favoriete tijd was,’ zegt ze. ‘Ik haalde het allemaal met de hakken over de sloot.’ Toen ze haar ouders vertelde dat ze Engels wilde gaan studeren, kreeg ze het advies dat ze beter ‘iets kon kiezen waarmee je geld kan verdienen’. Het werd bedrijfsinformatica aan de Universiteit van Amsterdam, waar zich in september 1992 maar liefst 93 mannelijke en 3 vrouwelijke eerstejaars meldden.‘Ik dacht: ik begin eraan, en dan gaat het vast mis. Ik snapte geen hout van al die vakken, maar ik haalde het wel. Het was zeker niet mijn roeping. Ik bedacht dat ik liever antropologie zou studeren, maar ondernam geen actie.’ In het tweede jaar kreeg ze college van Thijs Chanovski, naast televisieproducent en geestelijk vader van De Fabeltjeskrant ook verdienstelijk wetenschapper. Bij Philips stond hij aan de wieg van de laserdisk en de interactieve televisie.

‘Hij benadrukte dat de techniek zelf niet het belangrijkste was, maar de vraag hoe mensen apparaten gaan gebruiken. Daar gaat het vaak mis. De allereerste videorecorders en magnetrons waren zo ingewikkeld dat je haast ingenieur moest zijn om die dingen aan de praat te krijgen. Ik vond het reuze interessant, de vraag hoe je technologie zo maakt dat mensen haar daadwerkelijk kunnen gebruiken.’

Het is die vraag waarin Evers zich in haar verdere carrière heeft gespecialiseerd, via onderwijs en onderzoeken aan onder meer de University of New South Wales, Milton Keynes en Stanford – de universiteit in Silicon Valley waar zowel Yahoo als Google werden geboren. In haar huidige onderzoek richt ze zich op de omgang tussen mens en robot.

Kunnen mensen zich net zo aan apparaten hechten als aan andere mensen?
‘Dat is een vraag voor sociaal psychologen. Ik denk wel dat mensen zich hechten aan dingen. Bij kinderen zie je het heel duidelijk. Maar ook bij volwassenen. We hechten ons vooral aan dingen waarmee we onze identiteit versterken. Die zien we als extensie van onszelf. Onze telefoon, onze auto, onze sportschoenen.’

Herkenbaar. Ik had een auto die Peter heette.
Lacht: ‘Je auto Peter noemen, dat is hechten. Dan dicht je hem een eigen wil toe. Bij robots speelt dat ook. Ze kunnen op mensen overkomen als een huisdier met een eigen intern leven. Mensen laten zich snel misleiden. Ik kan een paar wieltjes onder jouw telefoon monteren en een eenvoudige app maken die zorgt dat hij reageert op je stem. Dan komt hij naar je toe gereden als je praat. En als je stil bent, gaat hij neurotisch heen en weer bewegen waardoor het lijkt alsof hij jou kwijt is. Als je dat ziet, dan denk je meteen “ah, wat zielig”. Mensen zijn sociale wezens. Van jongs af aan zijn we geprogrammeerd om sociale relaties belangrijk te vinden.’

Hoe ontwikkelt zich de omgang tussen mens en robot?
‘Vroeger werden robots met name ingezet voor taken die dirty, dangerous of dull waren – vies, gevaarlijk of saai. Koekjes sorteren, tandpastadopjes vastschroeven, een deur open en dicht doen. Nu zie je dat robots langzaam steeds beter worden in ongestructureerde taken. Complexe bewegingen uitvoeren, gezichten herkennen, emoties aflezen of sociale situaties inschatten. De technologie schrijdt voort. De algoritmes die de interpretatie doen, worden steeds beter, net als de uitvoering.’

Kunt u voorbeelden geven?
‘In Zwitserland zit Aude Billard. Zij is begonnen met het programmeren van robots door iets voor te doen. Ze heeft een robotarm die je truckjes kan leren, die hij vervolgens nadoet. Bijvoorbeeld vangen. Dat kan hij na een tijdje zo goed dat je voorwerpen met hoge snelheid op af hem kan gooien en hij pakt ze uit de lucht. Een tennisracket, een pak melk, het maakt niet uit. Tegelijkertijd heb je wetenschappers zoals Rosalind Picard in de VS, die bezig zijn met social computing, computers die sociaal gedrag kunnen herkennen en vertonen.’

 

Tijd voor ons gezin

De techniek schrijdt zo snel voort dat sommigen de robot zien als nieuwe bedreiging. Ze pikken onze banen in, luidde de alarmerende boodschap van minister Lodewijk Asscher eind september op een congres over robotisering. ‘Ze worden in hoog tempo toegankelijker, betrouwbaarder en goedkoper. Ze zijn snel, nooit ziek, werken 24 uur per dag, vragen nooit om loonsverhogingen, worden niet vertegenwoordigd door vakbonden en staken niet. Voor een aanzienlijk deel van de bestaande banen zijn zij daardoor in staat om werknemers te vervangen.’

Hoewel Evers denkt dat Asscher daarin best gelijk kan hebben, ziet ze geen reden voor vals alarm. ‘Sinds 1800 hebben we al te maken met automatisering. De stoomtrein was een ingrijpende uitvinding. Ineens hadden we geen mensen meer nodig die met paard en wagen reden. Onze banen zijn veranderd. We zijn gewoon andere dingen gaan doen. Als de robot ons het gevaarlijke of saaie werk uit handen neemt, kan dat ook heel mooie dingen opleveren. We willen toch allemaal zo graag meer tijd voor ons gezin, voor cultuur, voor vakantie? Als ik die kritiek hoor, denk ik: zijn we niet doorgeschoten als we vinden dat het leven alleen zinvol is als we een baan hebben? Ik zie techniek en wetenschap als motor van de beschaving. We hoeven niet terug naar paard en wagen. We willen vooruit.’

Maar wat moeten al die laagopgeleiden straks de hele dag als robots hun werk doen?
‘Technologie heeft altijd nieuwe banen opgeleverd. De muziekindustrie, de media-industrie, de game-industrie. Misschien heb ik te weinig compassie, maar dan denk ik: is het echt zo leuk om de hele dag repetitief, gevaarlijk of vies werk te doen? Daar investeer je toch niet je hele ziel en zaligheid in? Waar het om gaat is dat je zekerheid hebt van inkomen en zekerheid van leven. Dat is toch waar het om draait. Maar natuurlijk is het goed de ontwikkelingen in de gaten te houden en te discussiëren over de consequenties.

Laten we dat doen. Gaat Zorgrobot Rose binnenkort het werk van de verpleegkundige overnemen?
‘Zo snel gaat dat zeker niet. De meeste robots zijn nog in het onderzoeksstadium. Zo’n zorgrobot, daar moet je mee uitkijken. Als je in de buurt komt, dan geeft hij je bij wijze van spreken zo een knal voor je kop. Die dingen bewegen nog te ongecontroleerd en te houterig om een mens te kunnen vervangen. Als ik jou een glas water aangeef en jij pakt het van mij aan, dan voeren we eigenlijk een bijzondere en ingewikkelde dans uit. Robots kunnen dat nog niet goed. En als ze dat straks wel kunnen, zullen ze vooral goed zijn in heel specifieke zaken: bedden afhalen, stofzuigen, drankjes aanreiken en misschien ook wel een injectie zetten. Dat is moeilijk werk dat vaak mis gaat. Dat moet een robot ook beter kunnen dan een mens.'

'Robots zijn oneindig geduldig. Ze hebben geen gevoel en geen mening. Als ik zo immobiel ben geworden dat ik mezelf niet meer zelfstandig kan wassen, dan heb ik misschien liever dat een robot me daarbij helpt. Die geeft me het gevoel van zelfstandigheid.’

Maar is dat niet kil en afstandelijk? Nu gebruikt meer dan de helft van alle vrijgezellen Tinder. Technologische vooruitgang verandert onze morele opvattingen. Ik vind dat we mensen moeten helpen zo lang mogelijk hun zelfstandigheid te bewaren. Als dat niet meer kan, dan wil ik in het ideale geval verzorgd worden door iemand die van mij houdt. Als ook dat niet meer gaat, dan heb je professionals. Zo zie ik het. Dus wat is er tegen om een robotbed te maken dat mensen helpt bij het opstaan? Nu liggen veel ouderen urenlang in hun bed te wachten tot de thuiszorg langskomt. Zij hebben baat bij een robot. Maar ik wil het ook niet bagatelliseren. Stel dat je iemand eenzaam in leven houdt die enkel door robots wordt verzorgd, dat moet je niet willen.’

Welke rol blijft er over voor de mens?
‘Mensen kunnen naar iemand kijken en meteen zien: er is iets mis. Dat kan technologie nog niet. Mensen zijn creatief en kunnen hun vaardigheden in verschillende situaties inzetten. Stel je voor dat je thuiszorgmedewerkers kan vrijspelen om een gesprek met ouderen te voeren in plaats van te stofzuigen. Daar zijn mensen goed in! Daar hebben ze plezier in! Dat zou toch super zijn?’

Thuiszorgproef

Hoe je het ook wendt of keert, we zullen we steeds vaker geconfronteerd worden met robots. De onderzoeksgroep van Evers bestudeert onder meer de interactie tussen mens en intelligente systemen. Bijvoorbeeld in de thuiszorg. In het begin is zo’n thuiszorgrobot misschien nog leuk en nieuw, maar wat als hij langer blijft? Ontstaan er dan ook irritaties? Evers deed een praktijktest. Een eenvoudige mobiele robot (‘een soort beeldscherm op een stokje met wielen’) stond bij iemand thuis en kwam een paar keer per dag naar iemand toe gereden om de volgende vraag te stellen: ‘Noem drie leuke dingen die je vandaag hebt meegemaakt’. Het is een bekende oefening waardoor mensen een positief gevoel krijgen.

‘Op een gegeven moment hadden we de robot per ongeluk te laat aangezet,’ zegt Evers. ‘De proefpersoon maakte daarover een opmerking. Maar die robot antwoordde natuurlijk gewoon zoals hij geprogrammeerd was: “Okay, we gaan beginnen.”’ Op basis van dat soort situaties leert Evers op welk punt de algoritmes slimmer moeten worden.

Gezonde dosis humor

In Her, een van de meest besproken films die afgelopen jaar in de Nederlandse bioscoop draaide, speelt acteur Joaquin Phoenix een man die verliefd wordt op zijn superslimme en grappige besturingssysteem. Is zoiets op termijn mogelijk? Evers moet even nadenken. ‘Als je helemaal zou snappen hoe menselijke relaties werken, wat de parameters zijn die zorgen dat iemand verliefd op je wordt, dan kan je in theorie een algoritme schrijven met als enige doel: mensen verleiden.’ Overigens verwacht ze niet dat zoiets binnen afzienbare tijd zal gebeuren. ‘Ik en mijn collega’s weten hoe stinkend moeilijk het is om een robot iets aan te leren. Ja goed, als de Wifi-verbinding niet uitvalt, en als het niet te koud of te warm is, en als de batterij werkt, dan kan je in drie jaar tijd met een team van dertig mensen een simpele robotgids laten rondrijden.’

Evers heeft het over een van haar paradeprojecten: Frog (Fun Robotic Outdoor Guide), een robot die zelfstandig mensen rondleidt, onder meer in het middeleeuwse Alcazar in Sevilla en de dierentuin van Lissabon. Ze laat een lach ontglippen. ‘Waarom in godsnaam,’ zegt ze dan, ‘zou je een robot maken die mensen kan rondleiden?’ En dan in het Engels, om haar woorden kracht bij te zetten: ‘Why?’

Ze geeft zelf het antwoord: ‘Ik verwacht dat robots steeds vaker in het straatbeeld zullen verschijnen. Hetzij in de vorm van autonome auto’s, hetzij als drones die pakjes of pizza’s thuisbezorgen. Wij willen weten hoe mensen daarop reageren.’ Frog is speciaal ontworpen om bezoekers de omgeving te laten ontdekken. ‘De robot maakt gebruik van augmented reality (bijvoorbeeld om te laten zien hoe iets er in het verleden uit heeft gezien), kan spelletjes doen en opdrachten geven: zoek deze tegel. Dat werkt als een trein, vooral kinderen vinden het fantastisch.’

Frog kan de emoties van de toehoorders herkennen, en dat in chaotische buitensituaties. ‘Hij ziet of mensen positief, negatief of ongeïnteresseerd reageren. Als dat laatste gebeurt, dan kapt hij ermee. Nou, doei!’

Jan Kolkmeier, een van de aio’s die aan het project werkt, heeft Frog een gezonde dosis humor meegegeven. Als de robot echt dwars wordt gezeten, verandert Frog in Fros, een afkorting voor Fun Robotic Outfit Salesmen. Evers, breed lachend: ‘Dan vraagt hij of je een mooi leren jack van hem wilt kopen, en meer van dat soort maffe ongein.’

Vindt u een samenleving vol sociale robots wenselijk?
‘Ik voel de verantwoordelijkheid daarover na te denken, omdat ik een van de mensen ben die helpt die wereld vorm te geven. Ik geef een voorbeeld: het Montessori-onderwijs is gericht op het individuele leerproces van kinderen. Wij onderzoeken nu of kinderen beter leren als ze het zelf aan iemand moeten uitleggen. We hebben slim lesmateriaal ontworpen in de vorm van een robotmannetje uit de ruimte dat helemaal niets weet van de aarde. Onder begeleiding van de leerkracht moeten kinderen bijvoorbeeld samen met de robot experimenten doen op het gebied van de zwaartekracht en erachter komen hoe het werkt. Wij denken dat het leren zo leuker wordt en beter beklijft. Je moet je wel afvragen wat voor band kinderen met zo’n robotje opbouwen. Is dat goed? Wij denken daar zeker over na.’

Waar ligt voor u de grens?
‘Voor Schiphol werk ik aan een robot die mensen de weg wijst naar hun aansluitende vlucht. Schijnbaar zijn er vooral veel Chinese toeristen die extra hulp kunnen gebruiken. Dan krijg ik de vraag: kan die robot Chinezen herkennen? Dat klinkt misschien sympathiek, maar dan werk je aan etnische profilering. Dat wil ik niet, en dat gaan we dus ook niet doen.’

Er woedt ook een discussie over volledig geautomatiseerde militaire drones, omdat die minder burgerslachtoffers zouden maken dan menselijke drone-piloten.
‘Een keiharde exacte roboticus zal zeggen: automatiseer alles. Ik ben zelf veel voorzichtiger om de mens out of the loop te halen. Een autonoom systeem moet wel transparant blijven, en begrijpelijk voor mensen. Een beroemd voorbeeld is dat van twee automatische piloten die hun vliegtuig bijstuurden om een botsing te voorkomen. De menselijke piloten begrepen niet wat er gebeurde. Ze snapten de manoeuvre van de automatische piloot niet en stuurden bij. Daardoor ging het mis.'

'Toch heb je in onverwachte situaties een menselijke beslissing nodig. Je kan nu eenmaal niet alles vooraf voorzien. In volledige robotisering van oorlogsvoering zie ik niets. Als ik tegen een robot zeg: “Ga het oorlogsgebied in, leer wat een vijand is en als je het zeker weet mag je schieten,” dan kan ik niet voorspellen of weten waar die robot op gaat uitkomen.'

'Ik heb zelf de keuze gemaakt om niet te willen werken aan robotisch wapentuig. Dat is een verhit debat onder robot-nerds. Ik herinner mij een internationaal congres uit 2008 dat volledig uit de hand liep over deze vraag. Wetenschappers zoals Ron Arkin vonden dat je juist wel moest meewerken aan robot soldiers, om te zorgen dat de juiste normen in de technologie terechtkomen. Anderen, zoals Peter Kahn, vonden het een illusie om te denken dat je als wetenschapper binnen het leger controle zou hebben over je uitvindingen. Kahn vond dat je het leger juist actief moest tegenwerken. Dat was echt ruzie! Ik schrik ervan als iemand die ik als een held zie, financiering aanneemt om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van dodelijker wapentuig. Maar ja, misschien ben ik dan een domme burgermuts die alleen maar love en peace roept en alle verantwoordelijkheid wegwuift? Gelukkig heb ik de luxe om zo’n standpunt in te nemen.’

Laten we eens vooruit blikken naar 2039. Welke plaats nemen robots dan in ons leven in?
‘Mijn verwachting is dat het heel geleidelijk gaat. Alles om ons heen wordt robotischer. Onze fiets, ons bed, onze woning, onze werkplek, onze wc. Overal komen meer sensoren in. Bijna elk voorwerp kan een robot zijn. Het kan waarnemen en iets voor je doen. Auto’s rijden autonoom, wc’s maken zichzelf schoon, mobiele vuilnisbakken rijden zichzelf naar de straatkant. Je hebt kleding die je houding corrigeert, exo-skeletten die het mogelijk maken om te tuinieren al ben je 103 en stoelen die je biosignalen meten en subtiele massage toepassen. Dat is de trend. En dan heb je natuurlijk nog de doorbraken.’

Welke doorbraken?
‘Dat kan niemand nog voorzien, behalve misschien de nieuwe Steve Jobs.’

Tags

Reageren