Tien hoofdpersonen uit De IJzeren Eeuw, het boek

In het Amsterdam Museum is de komende maanden de tentoonstelling DE IJZEREN EEUW te zien. Daarnaast komt er een reeks tv-uitzendingen op de NTR/VPRO televisie. Kees Zandvliet en Hans Goedkoop schreven het rijk geïllustreerde boek DE IJZEREN EEUW. Velen leverden een belangrijke bijdrage aan deze ijzeren eeuw. Ik heb er tien personen uitgelicht.

1. Johannes van den Bosch

Johannes van den Bosch richtte in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid op. In de provincie Drenthe werden landbouwkolonies gesticht om, na de Franse overheersing, de armen uit de grote steden een kans te geven om een bestaan voor zichzelf op te bouwen. Koning Willem I stuurde Van den Bosch eerst naar de West en vervolgens naar de Oost, Nederlands-Indië. Het Cultuurstelsel dat hij daar ontwierp, was voor de bevolking geen bijzonder succes, maar na verloop van tijd wel voor Nederland. Zandvliet en Goedkoop:  ‘Rond 1850 leverde Indië nagenoeg een derde van de inkomsten van de Nederlandse schatkist – een “batig slot” dat aangewend kon worden voor de aanleg van de Nieuwe Waterweg , het Noordzeekanaal en tal van spoorwegen in het vaderland. Na 1860 liep dat batig saldo langzaam terug, maar algemeen heerste de overtuiging dat ons land het niet meer af kon zonder Indië. Het was de kurk waar de Nederlandse economie op dreef.’

2. Koning Willem I

Koning Willem I was een ondernemer die sterk investeerde in de industrie, vooral in het zuiden van het land. Hij was oprichter en aandeelhouder van de Generale Maatschappij, later Belgisch. In 1824 stichtte hij de Nederlandsche Handel-Maatschappij, de voorganger van de ABN en ABN AMRO Bank. Willem I liet vele straatwegen en kanalen aanleggen. Zandvliet en Goedkoop: ‘Willem I bracht lange tijd door in ballingschap in Engeland: een land dat in industrieel opzicht een voorsprong had genomen ten opzichte van de republiek der Verenigde Nederlanden en het Europese vasteland in het algemeen. (..) Willem I zette zich in Den Haag neer en ging aan de slag. Zijn instelling, zijn organisatie en zijn werkkracht doen denken aan keizer Napoleon. (..) Op economisch terrein boekte de koning resultaten. Hij zette de lijn van Napoleon voort in het creëren van een moderne infrastructuur, onder andere door de aanleg van kanalen. Hij bevorderde de industrie en de handel en kon het uitstekend vinden met industriëlen zoals de uit Engeland afkomstige John Cockerill.’

3.  Thorbecke

Thorbecke legde in 1848 door middel van een nieuwe grondwet de grondslag  van de Nederlandse parlementaire democratie. Het Kabinet Thorbecke II besloot tot aanleg van het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg. De katholieken werden formeel gelijkgesteld aan andere bevolkingsgroepen en er kwam een schooltype met het oog op de nieuwe bedrijvigheid: de Hogere Burger School.  De auteurs: ‘In Nederland werd Johan Rudolph Thorbecke de vertolker van een revolutionair programma waarmee hij, zonder dat er een druppel bloed vloeide, Nederland omvormde tot een staat waar de macht werd uitgeoefend door de ministers en het parlement. (..) Economische groei was voor Thorbecke en andere liberalen cruciaal om de overgang naar een parlementaire democratie te laten slagen. De volkskracht of nationale kracht richtte zich op drie pijlers: een rationale overheidsorganisatie, beter onderwijs en vrij economisch verkeer. Daarnaast moet men een beetje geluk hebben. Vanaf 1840 liepen de inkomsten uit Nederland-Indië, de koloniale baten, sterk op.’   

4. Pieter Caland

Pieter Caland was een civiel ingenieur in dienst van Rijkswaterstaat. Hij ontwierp het plan voor de Nieuwe Waterweg en leidde de uitvoering ervan in de jaren 1866 – 1872. Het project verliep niet zonder tegenslagen. Een deel van het kanaal moest door de duinen worden gegraven. Speciale voorzieningen moesten voorkomen dat het kanaal dichtslibde. Het budget werd overschreden en Caland kreeg scherpe kritiek. De auteurs: ‘De open verbinding maakte Rotterdam tot een ideale transito haven voor de overslag van bulkgoederen van en naar het Duitse achterland. De groeispurt van het Ruhrgebied gaf aan die overslagfunctie versnellende impulsen. Naast graanoverslag werd de overslag van kolen en ijzererts steeds belangrijker. (..) Het resultaat was dat Rotterdam een regelrechte “boom” beleefde. De stad brak letterlijk en figuurlijk uit zijn voegen. Er werden nieuwe havens gegraven en de stad breidde zich uit tot ver buiten de oude singel. Het inwonersaantal verdubbelde in 25 jaar naar 300.000 in 1900.’

5. Hendrik Jan van Heek

Hendrik Jan van Heek was een zoon van Helmich van Heek, die met een textielfabriek in Twente was gestart.  Met zijn broers Herman en Gerrit Jan richtte hij de firma Van Heek & Co op. Hij was een vriend van Thorbecke, wiens gedachtegoed hij deelde. Op de persconferentie zagen we al de aflevering over de Twentse textiel die de VPRO zal gaan uitzenden. Nazaten van Helmich en Hendrik Jan toonden ons de woning en de fabriek. De auteurs:  ‘De Twentse textiel kreeg in de jaren 1830 al een eerste aanzet, maar begon pas goed te groeien toen de stoommachine in de jaren vijftig aantrad en de familie Van Heek het voortouw nam. Die had oog voor nieuwe machinerie, deed uitgekiende overnames en introduceerde bovendien een strategie die “familisme”is gaan heten. Bloei van de familie ging voor alles. Kinderen kregen een eigen fabriek (“voor iedere zoon een pijp”)  en huwelijken werden gesloten met leden van andere vooraanstaande families uit de bedrijfstak (“textiel trouwt textiel”), zoals de Blijdesteins en de Ter Kuiles.’

6. Pierre Cuypers

Pierre Cuypers was een Nederlandse architect. Hij tekende het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam. Cuypers tekende vooral kerken. Hij ontwierp er meer dan 100, waarvan er 70 daadwerkelijk werden gebouwd. ‘Cuypers stond in de jaren tachtig op het toppunt van zijn roem. Hij werd geboren in Roermond, studeerde architectuur aan de Academie van Antwerpen en werd daar gegrepen door de Neogotiek. Hij en zijn medeliefhebbers van de Middeleeuwen en de Gotiek  voelden zich revolutionairen, bestormers van de bewonderaars van de Antieken en de Renaissance. Met de Neogotiek werd aansluiting gevonden bij de vormentaal van de oorspronkelijke christelijke kerk van voor de reformatie en plaatsten de katholieken zich in de traditie van de ongedeelde moederkerk.’

7. Georg Hendrik Breitner

Breitner was een Nederlandse kunstschilder, bekend van zijn weergave van het Amsterdamse stadsleven. Zijn werk is verwant aan dat van de Tachtigers, een groep kunstenaars met grote invloed op de Nederlandse kunstwereld in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Schilders als Isaac Israels, Willem Witsen en dichters als Willem Kloos en Lodewijk van Deyssel behoorden tot zijn vriendenkring. Breitner was een van de eerste Nederlandse straatfotografen en begon daarmee in Rotterdam. De auteurs: ‘De Tachtigers maakten revolutie in de literatuur, zij gingen voor ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’, en schilders als Georg Hendrik Breitner keerden zich definitief af van een geromantiseerd verleden en richtten zich op het moderne stadsleven. De rauwe stad was ook een fascinerende stad.’

8. Aletta Jacobs

Aletta Jacobs maakte zich sterk voor het recht op hoger onderwijs voor vrouwen. In 1870 was ze de eerste Nederlandse vrouw die als toehoorster werd toegelaten aan een HBS. Een jaar later vroeg ze Thorbecke toestemming om aan de universiteit te studeren. Ze werd in 1871 toegelaten als studente medicijnen aan de Rijksuniversiteit van Groningen, aanvankelijk voor een proefperiode van een jaar. De auteurs: ‘Eenlingen (..) hadden plaatsgemaakt voor een beweging, die een hele trits aan strijdpunten op tafel legde. Naast de vrouwenarbeid ging het om het vrouwenonderwijs , dat ook nog lang nadat Aletta Jacobs in 1870 als eerste meisje naar de HBS ging, fel omstreden bleef. Daarnaast was er het vrouwenkiesrecht, waarvoor het gevecht nog tot 1919 zou doorgaan, en dan bleef er nog de gelijkwaardigheid van man en vrouw in huwelijk en, o hemel, seksualiteit.’

9. Abraham Kuyper

Voor zijn achterban , de “kleine luyden” was Kuyper de gevierde leider. Hij was de oprichter van de eerste politiek partij in Nederland, de ARP en de stichter van de Vrije Universiteit. Van 1901 – 1905 was hij minister-president. Hij droeg bij aan de vernieuwing van het calvinisme. De auteurs: ‘Toch was in 1880 gereformeerde wetenschap precies de reden waarom Abraham Kuyper tot de stichting van de Vrije Universiteit had besloten. Kuyper wilde een wetenschap beschenen door het licht van Christus, een protestantse wetenschap die als zuurdesem zou doorwerken in de maatschappij. (..) De gereformeerde religie, zoals vastgelegd in 1619 bij de Nationale Synode van Dordrecht, was voor hem het uitgangspunt van het ware calvinisme.’

10. Hendrik Lorentz

Hendrik Lorentz was een van Nederlands grootste natuurkundigen en winnaar van de Nobelprijs voor natuurkunde in 1902. Hij deed vooral onderzoek naar de elektromagnetische eigenschappen van materie: zijn elektronentheorie.
De auteurs: ‘In het begin van de negentiende eeuw bewoonden wij een wetenschappelijk achterland. Er waren wat genootschappen die voortkwamen uit de Verlichting, er bestond een instituut als het Haarlemse Teylers Museum waar de wetenschappen zich verzamelden, maar alles tezamen bleef het schamel. Tot het wonder zich voltrok, zoals op veel terreinen. In de tweede helft van de eeuw werd over het land een geest van vernieuwing vaardig waarin ook de wetenschap gedijde. Na de eeuwwisseling ontbotte die zelfs in wat naderhand de Tweede Gouden Eeuw van de wetenschappen ging heten. Tussen 1901 en 1913 oogstten maar liefst vijf Nederlandse wetenschappers een Nobelprijs.’

We sluiten af met een begrafenis

Goedkoop en Zandvliet: ‘Op 9 februari 1928 trok door Haarlem een schier onafzienbare stoet van zwart gedekte rijtuigen, onder het beieren van de St. Bavo. Verder was het stil. Zelfs radio en telegraaf bewaarden drie minuten stilte. Vlaggen hingen halfstok, lantaarns waren omhangen met een rouwfloers. Duizenden stonden langs de route aan de kant. Er werden extra treinen ingezet om iedereen ter plaatse te krijgen. Op het kerkhof wachtten de hoogwaardigheidsbekleders, onder wie ten minste vijf ministers, een oud-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, de opperkamerheer van hare majesteit de koningin en tal van groten uit de wetenschap. Marie Curie was er. Albert Einstein sprak. Alles ter nagedachtenis van Hendrik Lorentz (1853 - 1928). Natuurkundige.'’

De catalogus bij de tentoonstelling is te bestellen via de uitgever Walburgpers.

Tags

Reageren