Verhalen vertellen over religieus erfgoed. Toespraak van wethouder Anjo van de Ven

Op 12 mei hield ik in de Laurentiuskerk, gelegen aan het Verdronkenoord in Alkmaar, een toespraak die de inleiding vormde van een klein symposium met de titel ‘De Kerk in het Midden’.

Lezers verleiden

Verhalen vertellen is een kunst die al bestaat zolang mensen worden hebben. Voordat men kon schrijven, werd alles mondeling overgedragen. Door elkaar verhalen te vertellen bleef veel waardevolle informatie bewaard. De Bijbel is op die manier aan ons overgeleverd. Maar ook werd voor het digitale tijdperk menige lange avond gevuld met plezier, gelach en ontroering. En ook nu nog geven verhalen betekenis aan bepaalde zaken of heftige gebeurtenissen (waar was u toen ……..) en kunnen we met verhalen complexe zaken terugbrengen tot begrijpelijke proporties.

En ook nu verbinden verhalen generaties. En beroepsgroepen. Brandweerlieden, ambulancepersoneel, politiemensen vertellen elkaar keer op keer de verhalen over het werk wat ze doen. De gedeelde informatie uit die verhalen draagt bij aan betere kennis en handelingsmogelijkheden.

Vandaag gaat het over hoe je met verhalen erfgoed helpt

Want de  lange avonden in traditionele zin zijn misschien voorbij, maar nog steeds worden we geraakt als er een verhaal goed wordt verteld. Dan laten we ons verrassen en ontroeren en ontdekken opnieuw de kracht van het verhaal. Ook op TV barst het van de verhalen, soms noemen dat wat badinerend ‘emo-TV’, omdat het vaak gaat over heel persoonlijke zaken, maar vergeet ook niet programma’s als ‘Andere Tijden’, die ons steeds weer vertellen hoe het in die andere tijden was.  De vorm veranderd, de behoefte aan het vertellen van verhalen niet.

Wel hebben we tegenwoordig meer mogelijkheden tot onze beschikking en daarom spreken we in onze tijd ook wel over ‘story telling’, voor een breder samenstel van activiteiten.

De digitale mens gaat naar verhalen op zoek via Google en andere zoekmachines, maar ook via social media. Het volstaat niet meer om een verhaal te vertellen in een artikel in een (wetenschappelijk) tijdschrift en dan maar af te wachten. Tijdschriften vinden hun weg nog maar naar een select publiek, maar het  blijft onbekend in hoeverre het tijdschrift niet alleen wordt gekocht, maar ook gelezen.

Ik begreep van een auteur die in de reeks boeken voor de Alkmaarse Open Monumentendag een artikel over het interieur van de gesloopte Alkmaarse Dominicuskerk had geschreven, dat naar zijn indruk het artikel door hooguit 5-10 personen was gelezen. Toch was het boek met een oplage van bijna 1000 exemplaren vrijwel uitverkocht. Je moet dus meer doen om gelezen te worden.

Moderne verhalenvertellers gebruiken digitale middelen om lezers voor hun verhaal te interesseren. Ze bouwen hun eigen website waar ze hun eigen materiaal openstellen en verwijzen naar hun eigen artikelen of boeken. De kans dat ze daarmee door een zoekmachine worden gevonden wordt al aanzienlijk groter. En ze kunnen zelf ook nagaan hoe vaak hun verhaal wordt aangeklikt of gelezen.

Social media zijn weliswaar oppervlakkig en snel, maar brengen lezers ertoe je website te bezoeken en uiteindelijk je artikel te lezen of je boek te kopen of downloaden. Je hebt meer kans dat je niet alleen maar wordt gekocht, maar ook gelezen. Je kunt je verhaal kwijt.

Zo nodigt ook deze kerk uit om verhalen te vertellen. Ik geef er drie als voorbeeld.

Het verhaal van de architect

Het katholieke leven in Alkmaar maakte een sterke groei door, toen de landelijk opkomende architect P.J.H. Cuypers in januari 1858 het kerkbestuur op eigen initiatief bezocht. Sinds 1853 was de kerkelijke hiërarchie door Rome hersteld en konden ook de katholieken in Alkmaar weer hun geloof in vrijheid beleven. In de negentiende eeuw nam in Alkmaar hun aantal zelfs zo toe dat Alkmaar de ‘meest katholieke stad van het Noorden’ werd genoemd.

Cuypers trok in die tijd het land door met een maquette van een neogotisch kerkgebouw om aan pastoors en kerkbesturen te laten zien waar hij toe in staat was.  Juist toen wilde het kerkbestuur het een nieuwe kerk te bouwen als vervanging van de, waarvoor er al contact was gelegd met de in die tijd nog bekende architect Molkenboer uit Leiden. Cuypers ging meer voortvarend aan de slag door niet alleen zijn maquette mee te nemen, maar ook een ontwerp voor deze kavel. In moderne termen zou je kunnen zeggen dat hij een uitstekende marketingstrategie had. Van Molkenboer is daarna niets meer vernomen.

Men was zo tevreden over deze kerk dat Cuypers meteen de opdracht voor een tweede kerk in Alkmaar kreeg, de Dominicuskerk. Door zijn bijzondere bouwvolumes, magistraal ingepast tussen twee smalle straten was het één van de hoogtepunten in zijn oeuvre. Het verhaal van de Dominicuskerk kent trouwens wel een droevige afloop.

Het verhaal van de schilder

Cuypers zorgde ook dat de uit Duitsland afkomstige Alexander Kläsener hier kwam werken. Kläsener was een Nazarener, hij zette zich af tegen de toen gangbare classicistische eisen en gingen terug naar de kunst  van Rafaël en Giotto.  Na werk verricht te hebben aan de Dom van Keulen, ging hij de Nederlandse grens over om te werken aan de restauratie van het seminarie Rolduc in Kerkrade en kwam bij Cuypers in dienst.

Pas in 1866, vijf jaar na de opening, was er blijkbaar voldoende geld om de kerk te beschilderen en  verhuisde hij naar Alkmaar om de kruiswegstaties en de triomfboog hier aan te brengen. Later verzorgde hij ook nog de schilderingen van het Alkmaarse Bloedwonder. Genoeg stof voor drie aparte verhalen.

Kläsener blijft zijn hele leven in Alkmaar wonen. Lid en directeur-leraar van het Alkmaarse genootschap ‘Kunst zij ons Doel’, lid van de Commissie van Toezicht op het Gemeente Museum, en privéleraar voor Alkmaarse talenten als Koos Stikvoort, Jaap Poolland en Jan Everardus Witte. Functies en namen die in de cultuurgeschiedenis van Alkmaar nog steeds een belangrijke plaats innemen.

Het verhaal van het Bloedwonder van Alkmaar

Door de verplaatsing van het orgel zijn de schilderingen van Kläsener over het Bloedwonder van Alkmaar weer in het zicht gekomen. Het Bloedwonder van Alkmaar is te vergelijken met het Mirakel van Amsterdam. Centrale figuur in dit verhaal is Volkert. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten was hij soldaat geweest en had tegenstanders gedood. Volkert wilde graag priester worden, maar door zijn bloedige verleden was een priesterwijding niet geoorloofd. Daarom besloot hij zijn verleden te verzwijgen. Tijdens zijn eerst mis was hij flink zenuwachtig en morste bij het opheffen van de kelk enkele druppels wijn op zijn kazuifel. Na de mis sneed hij het stukje stof met de druppels uit de kazuifel en verbrandde het. Maar bij het herstel van de kazuifel verschenen drie bloeddruppels echter opnieuw op de nieuwe stof. Ook dit werd weer uitgesneden, maar nu werd het uitgesneden stukje stof bewaard. Men vergat een tijd lang waar dit lag.

Enige tijd later verkeerde op de Westerschelde een schip in nood. De schipper bad om redding en hem verscheen een engel die hem alleen maar wil redden als hij in Alkmaar de geestelijkheid zou oproepen om verering van het stukje stof op te eisen. De engel vertelde waar het stukje zich bevond. Het schip werd gered en de schipper kwam zijn belofte na. U ziet dit verhaal op de vier schilderingen afgebeeld.

Tot op vandaag wordt dit Alkmaarse bloedwonder nog vereerd en vindt jaarlijks een processie plaats van de oude Laurenskerk naar de nieuwe Laurentiuskerk, dit jaar met de bisschop voorop.

Duizenden verhalen

Behalve deze drie zijn er dan nog de duizenden persoonlijke verhalen over de plaats die de kerk als gebouw, maar ook als religieus symbool en als sociaal verbindingsmiddel inneemt in het leven van parochianen en andere inwoners van een stad of dorp. Daarover heb ik op een eerder moment hier in deze kerk al een gesproken. Ook over mijn eigen persoonlijke verbondenheid  met de kerk uit mijn kinderjaren en over het ‘ongeneeslijk katholiek’ zijn: geen enge ziekte, maar een uiting van de onlosmakelijke verbondenheid met de eigen cultureel-religieuze achtergrond. Op een ander moment zal ik u bij gelegenheid het verhaal vertellen over de kerktoren van het dorp Waalre en welke rol die heeft gespeeld in het feit dat ik hier vandaag sta.

Nu gaat u zelf aan de slag, samen met Menno Helling en Bernadette van Hellenberg Hubar. Want wat  zou het mooi zijn om al die verhalen van deze kerk digitaal te ontsluiten en zo lezers via social media te verleiden ze tot zich te nemen. Dat gaat vast een inspirerende middag worden. Ik zou zeggen: brengverhalen en kom ook (een) verhaal halen. Een fijne middag!

///

Deze tekst werd uitgesproken bij de opening van het symposium Kerk in het Midden, Hoe je met verhalen kerkelijk erfgoed helpt!

 

Reageren