Waterloo Veteranen- Roorda van Eysinga van het 19e Bataljon Nationale Militie

Nadat wij Braine la Leu verlaten hadden, marcheerden wij naar de vlakte van Waterloo, die zeer geschikt voor eenen veldslag was; in kolonne rukten wij voort en vormden weldra quarré met verscheidene Bataljons, ons front was regt tegenover Mont Saint Jean, waarop de Franschen hunne artillerie allervoordeeligst geposteerd hadden.

Onze Divisie bevond zich op den regtervleugel van het verbonden leger en ondervond weldra al het vernielende van een hevig kanonvuur: de Franschen rigtten hunne stukken meesterlijk en deden ons er al het ijselijke van gevoelen; onze artillerie, welke ook zeer goed voorzien was, beantwoordde dadelijk de eerste schoten van den vijand; duizend metalen monden braakten elkander het vernielend lood en ijzer toe, ons quarré stond onder het bereik van het vijandelijkvuur, zonder iets te kunnen uitvoeren; met hetgeweer in den arm moesten wij ons door het kanonvuur laten vernielen, de Kolonel van het vierde Bataljon werd door eenen kogel in zijn kommando gestuit en weggenomen; eenige Officieren ondergingen hetzelfde lot en de rijen der soldaten werden zoo zeer geteisterd, dat ons quarré weldra een schouwspel van den verschrikkelijken aard opleverde. Onzen stand niet mogende verlaten, bleven al de dooden en gekwetsten tusschen ons liggen, waardoor groote ontmoediging bij de troepen ontstond, waarvan velen nog nimmer vuur hadden gezien en die nog een vonk van menschelijk vuur in zich voelden gloren.

De generaal CHASSÉ, die van tijd tot tijd het terrein op en afreed om zijne maatregelen juist te kunnen nemen, ontdekte onzen ellendigen toestand, die volstrekt niets voordeeligs voor ons leger kon opleveren, en deed ons dadelijk van stand veranderen, het quarré maakte links uit de flank, marcheerde met gezwinde pas vooruit, maakte weder regts uit de flank, ging voort tot aan den grooten steenweg, en ontvouwde zich in slagorde; nu begon de soldaat vurig te worden, eerst begrotten wij den vijand met bataljons- en daarna met pelotonsvuur. De aannaderende Fransche ruiterij noodzaakte ons driemaal de kolonne van aanval te maken en terug te trekken; telkens herstelden wij ons weder en rukten weder voorwaarts; een gedeelte van de Engelsche artillerie moest haren stand met overhaasting verlaten en ontblootte ons zeer sterk.

Het vuur werd zoo hardnekkig, ijselijk, ja razend alverterend, dat het waeachtig was, alsof hemel en aarde verging; de aarde daverde op hare zuilen, het gonzend lood floot en snerpte door de lucht, dat hooren en zien verging, de damp van het helsche poeder verduisterde den dampkring, zoodat het geheel een verward gezigt opleverde; de bliksem van het geschut flikkerde door de dampen en de daarop volgende donder verdoofde het gehoor; wij vielen aan en werden aangevallen, er werd niet meer met koelen heldenmoed gevochten, neen, het was met de razernij der wanhoop, dat de gelederen op de gelederen stortten; wraak, nijd, nood voor zelfbehoud spande de geesten en krachten in om slechts te leven in het ontzielen. Wij drongen de Franschen terug tot in eenen boomgaard. Zij vatteden aldaar post en verdedigden zich zoo als men slechts van de edele Fransche garde kon verwachten; het smertte mij die brave troepen te moeten helpen vernielen: het jammerde mij, dat zij tot zulke heillooze oogmerken dienstig waren; maar de oogenblikken waren te dierbaar en alle menschelijke gevoelens moesten zwijgen, wel te verstaan, die aandoeningen, waardoor men flauwhartig zou kunnen worden; want de ware menschelijke gevoelens waren hier, om der menschheid in het algemeen van dienst te zijn; voet voor voet werden wij meester van den boomgaard en baanden ons eenen weg over lijken: de stervende Franschen, die nog een geweer konden aftrekken, vuurden nog op ons, ja den adem uitblazende, brulden zij nog "vive l'Empereur !"

Op het oogenblik dat wij den boomgaard gezuiverd hadden, naderden ons de Fransche kurassiers met woede; de Kapitein DE HAAN nam eenen trom, die op het slagveld lag en sloeg den stormmarsch; zijne donderende, zijne ratelende stem elektriseerde de gelederen, zijn fonkelend oog en bliksemende kling stortte vuur in de harten; overwinnen of sneven! riep hij en stortte met zijne ontvlamde manschappen in de eliten van NAPOLEON; het geveld geweer woede toomeloos onder de trotsche ruiterij; DE HAAN vocht als een leeuw; zijne reusachtige gestalte gaf hem het voordeel om met de ruiters te kunnen vechten, wij werden als dol door zijn voorbeeld en hortten en stootten en moordden en raasden onder de Franschen; de adelaar bukte voor den leeuw en de kurassiers werden vermoord of vlugtten; MENSO deed wonderen van dapperheid, bij de voordeelige gestalte van DE HAAN paarde hij verschrikkelijke krachten, ieder sabelhouw van hem was verderfelijk, hij deed ruiter en paard sidderen, en streed met diegenen te voet, wier paarden gesneuveld waren, of die door hem van hunne paarden waren afgerukt; nogmaals vlugtten de Franschen. Maar ook nogmaals vergaderde Diwaconta zijne benden, nogmaals deed hij de vuurmonden dood en verderf braken, zijne jonge troepen moesten de gesneuvelden vervangen.

Argalia spande ook alle vermogens in, de crisis van de moordziekte naderde; de Generaal CHASSÉ zulks bemerkende, nam zijnen hoed, zwaaide dien in de lucht en riep: leve de Prins van Oranje! deze kreet werd door duizenden strijders, die onder hem dienden, herhaald; de Generaal deed de geweren vellen, de kavallerie versneld aanrukken, en gaf bevel, dat de infanterie zou storm loopen, om te overwinnen of te sterven; nu was er geen ander middel van zelfbehoud, dan onverschrokkene dapperheid; het eigenbelang werkte van beide zijden met ontoombare woede, doch wij streden voor de heilige zaak; onze troepen rukten verwoed voorwaarts, roepende en schreeuwende, leve de Prins! leve de Generaaal! als een snelvlietende bergstroom was onze armee, de krijgskreten weergalmden de Franschen als eene doodelijke mare in de ooren, ja die kreten verdoofden den donder van het geschut: met woede, wrok en razernij stortten wij in de Fransche gelederen, wierpen hunne kolonnen omver, een ijselijk bloedbad en weergalooze slagting had plaats, de Franschen riepen: "de garde sneeft, maar geeft zich niet over;" onze schok was te geweldig voor hen, zij begonnen te deinzen: Diwaconta knarste op de tanden, Argalia voedde het heldenvuur onder de zijnen meer en meer aan; nogmaals kwamen de Fransche kurassiers op ons instuiven, deze laatste stuptrekking was geweldig, er werd gemoord en geslagt, er werd geen pardon verleend; de klaagstem der stervende en verminkte helden werd door de wraakkreten verdoofd; de barmhartige God kon het niet langer dulden, hij zond de hoogere geesten naar beneden, de Engel des vredes hield den palmtak der overwinning boven onze hoofden en de Engel des doods woedde onder de Franschen, het uur der redding was daar, door den Eeuwige bepaald; Diwaconta vlood schaamrood van het bloedbad en de nog overgeblevende Franschen vlugtten even als de schimmen des nachts op het aannaderen van den God des daags. JEHOVA wenkte en de trotsche overweldiger keerde, tot eene les voor alle tirannen, in zijn vorig niet terug. Sauve qui peut was de vlugkreet onzer vijanden.

Tags

Reageren