Alexander Cohen

Jozef Alexander Cohen publiceerde onder de naam Alexander/Alexandre Cohen: pseudoniemen: Souvarine, Démophile en Kaya, Cohen ( Leeuwarden 27-9-1864 - Toulon (Frankrijk) 1-11-1961) was journalist en schrijver. Hij was een zoon van Aron Heiman Cohen Jzn., winkelier, en Sara Jacobs.

Alexander Cohen is altijd een buitenstaander gebleven: onafhankelijk, compromisloos en tegendraads. Aanvankelijk was hij anarchist, maar later was hij als Fransman voorstander van een sterk gezag en een corporatieve monarchie. Cohen was een raspolemist, journalist in hart en nieren en een begaafd memorialist. In het voetspoor van Multatuli ontwikkelde hij een levendige en leesbare stijl, die profiteerde van zijn sterk gevoel voor humor. Hij was bovendien een hartstochtelijk briefschrijver.

Kwajongen

Alexander werd geboren te Leeuwarden in een orthodox-joods gezin, dat door zijn opvliegende en autoritaire vader met straffe hand geregeerd werd. De karakters van vader en zoon liepen niet ver uiteen; wel miste Cohen senior gevoel voor humor. Zijn moeder gaf hem liefde, bood hem bescherming en moedigde hem aan. Haar vroege dood betekende een ingrijpende verandering in het bestaan van de negenjarige Alexander Cohen. Hoewel zijn stiefmoeder, Vroukje van Gelder, probeerde haar rol over te nemen, was zij niet tegen haar man opgewassen. Rebellie tegen de vader werd gevolgd door rebellie op school. Na enkele klassen werd hij van de hogereburgerschool gezonden wegens een kwajongensstreek. Eenmaal van school af, las hij met veel belangstelling de eigentijdse literatuur.

Indië

Er brak een tijd aan van twaalf ambachten en dertien ongelukken. In zijn vaders winkel mislukte hij door een tekort aan onderworpenheid. Een stage bij een leerlooier in het autoritaire Pruisen brak hij in 1880 om dezelfde reden af. Zijn levenslange argwaan tegen Duitsland deed hij daar op. Ook aan een carrière als zeeman kwam voortijdig een einde. In deze tijd maakte hij kennis met Multatuli's Max Havelaar. Cohen had haast om uit het ouderlijk huis weg te komen. Hij kreeg toestemming om vervroegd dienst te nemen in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) als soldaat-schrijver. Bij dit administratieve baantje behoorde geen militaire opleiding. Tijdens zijn bijna vijfjarig verblijf in Nederlands-Indië (1882 - 1886) werd hij wegens herhaalde insubordinatie door het Hoog Militair Gerechtshof te Batavia tot opsluiting op het fort Prins van Oranje te Semarang veroordeeld. Ook binnen de gevangenis volgden de straffen elkaar op. Eind 1886 werd hij naar Nederland teruggezonden; zijn ontslag uit het KNIL volgde op 22 maart 1887.

Den Haag

Op 28 juni 1887 debuteerde hij met de reeks 'Naar Indië' in het Groninger weekblad. Radicale courant voor Nederland. De toestanden in het KNIL werden op niet mis te verstane wijze beschreven. Cohen had daarmee zijn bestemming als geëngageerd dagbladschrijver gevonden. Kort voor zijn meerderjarigheid vertrok hij naar Den Haag, waar hij een baantje als corrector bij het blad Recht voor Allen van Ferdinand Domela Nieuwenhuis kreeg. Al spoedig leverde hij stukjes aan het blad.  De in de omgang beheerste en koele Domela en de spontane, radicale scherpslijper Cohen konden wonderwel met elkaar opschieten. Door zijn felle artikelen in Recht voor Allen, zijn opruiende toespraken in het Haagse Walhalla en de publikatie van geheime bescheiden uit zijn strafdossier maakte hij zich gehaat bij de autoriteiten. Op 16 september 1887 werd Cohen wegens majesteitsschennis gearresteerd. Tijdens een intocht van Willem III in Den Haag op 16 september 1887 schreeuwde Cohen "Leve Domela Nieuwenhuis! Leve 't socialisme! Weg met Gorilla!". toen de koning  voorbijkwam kostte hem zes maanden gevangenis. Toen de politie informeerde wie 'Een ontboezeming' met de naam Souvarine in Recht voor Allen van 23 maart 1888 ondertekend had, vluchtte Cohen naar Gent. België wees hem naar Frankrijk uit; op 12 mei kwam hij in Parijs aan.

Uit Parijs uitgewezen

Alexander Cohen is de eerste vijf jaar in Parijs dikwijls zo arm geweest, dat hij zijn wasgoed moest belenen. Hij radicaliseerde er van socialist tot anarchist, en Domela werd mede onder zijn invloed daarin meegetrokken. Zijn Parijse correspondentie voor Recht voor Allen en vertalingen voor Domela brachten hem wat geld op. Cohen bewoog zich in Parijs in kringen van de avant-garde; hij vertaalde er Multatuli en Gerhard Hauptmann en publiceerde in anarchistische blaadjes. Tot zijn vrienden behoorden de uitgeweken Duitse jong-socialist Bernhard Kampffmeyer, de essayist Victor Barrucand, de criticus Félix Fénéon en de gewelddadige anarchist Emile Henry. Cohen was een verklaard tegenstander van de socialisten; in 1893 deed hij een scherpe aanval op de sociaal-democraten in Le Figaro. In een anarchistisch eethuisje ontmoette hij de Française Kaya Batut (1871 - 1959), die op 15 augustus 1893 bij hem introk. Op kerstdag 1893 werd hij, ondanks het protest van Emile Zola bij de verantwoordelijke minister, naar Engeland uitgewezen, omdat hij als anarchist geassocieerd werd met de mislukte bomaanslag op het Franse parlement.

Opnieuw Den Haag

Kaya volgde hem naar Londen, maar zij konden in de sombere stad niet aarden noch in hun levensonderhoud voorzien. In 1896 keerde Cohen ten einde raad naar Nederland terug, waar hij op 12 augustus gearresteerd werd wegens zijn achterstallige gevangenisstraf. Cohen ging liever de gevangenis in dan dat hij gratie vroeg: hij wenste vóór alles zijn morele onafhankelijkheid te bewaren. Na zijn vrijlating publiceerde hij in Den Haag zijn blaadje De Paradox, geënt op Multatuli's Ideen. Van het anarchisme heeft hij dan afscheid genomen. Hij is ondertussen Nederland ontgroeid; op 14 juli 1899 keerde hij clandestien in Parijs terug. In 1900 verwierf hij daar weer een verblijfsvergunning.

Correspondent voor De Telegraaf in Parijs

Hij hervatte zijn literaire en journalistieke leven in Parijs: zijn bijdragen verschenen in La Revue Blanche, en vanaf 1902 verzorgde hij twee jaar lang de rubriek 'Les lettres néerlandaises' in Mercure de France. Hij sloot vriendschap met de in Parijs woonachtige Nederlandse schilder Kees van Dongen, en werd tweede redacteur buitenland bij Le Figaro. In opdracht van de Franse regering vertrok Cohen in 1904, nog steeds Nederlander, naar Frans Indo-China en Ned. Oost-Indië om een vergelijkend rapport uit te brengen over het inlandse onderwijs en de geneeskundige dienst.

Bij een perscampagne in 1905 om Domela, die in Keulen vastzat, los te krijgen, leerde Cohen de journalist H.P.L. Wiessing kennen. Er ontstond een diepe vriendschap, ondanks het feit dat Wiessing steeds procommunistischer werd en Cohen fel anticommunistisch was. Na bij H.M.C. ('Hak') Holdert volstrekte onafhankelijkheid bedongen en verkregen te hebben, was hij van 1906 tot begin 1917 Parijs correspondent van De Telegraaf; zijn medewerking beëindigde hij in 1922. Conflicten ontstonden alleen dan wanneer de Amsterdamse redactie in zijn tekst geknoeid had. Cohen won op grond van zijn waterdichte afspraak met Holdert meestal.

Marly-le-Roi

Inmiddels was Cohen reeds in 1907 uit volle overtuiging Fransman geworden; een verzoek daartoe had hij overigens al in 1890 ingediend. In die jaren rond 1907 is hij gepokt en gemazeld in de politiek. Door de schandalen en de zwakte van Frankrijk tijdens de me Republiek schoof hij naar uiterst rechts door: het midden had hij altijd gemeden. Maar zijn individualisme weerhield hem ervan zich op enigerlei wijze aan een partij of stroming te binden - ook tot de Action Française hield hij enige, zij het geringe afstand. Na zijn correspondentschap betrok hij in 1917 een boerderij in Courcelles-Treloup aan de Marne, dicht bij het front. Bij een laatste actie (het zg. Ludendorff-offensief) in 1918 werd zijn boerderij totaal verwoest. Begin 1918 was Cohen, na vijfentwintig jaar met haar samengeleefd te hebben, met Kaya getrouwd. Zijn principiële bezwaren tegen het huwelijk waren vervallen, al bleef hij onburgerlijk en een echte bohémien. In 1924, nog steeds op zoek naar een goedkoop huis in de nabijheid van Parijs, verhuisde hij met zijn vrouw naar Marly-le Roi ten westen van Parijs, vlak bij Kees van Dongen. Daar verzorgde hij een keuze uit zijn Telegraaf artikelen (1929) en schreef hij zijn eerste deel herinneringen, In opstand (Amsterdam, 1932), over de periode 1864-1893.

Verteller met humor

Op deze wijze nog steeds van de pen levend ging hij ten slotte in 1932 naar het goedkopere Zuiden van Frankrijk, waar bij buiten Toulon het huis Clos de Hérisson kocht. In 1935 voltooide hij hier het tweede deel van zijn herinneringen, Van anarchist tot monarchist (Amsterdam, 1936). Menno ter Braak schreef in Het Vaderland over dit deel dat Cohen de natuurlijke onbevangenheid bezit van iemand die voor zijn plezier schrijft. Ter Braak waardeerde zijn non-conformistische onafhankelijkheid en vond hem een voortreffelijk verteller, wiens teveel aan humor voorkomt dat hij rancuneus wordt. Ook Jan Engelman en W. van Ravesteyn reageerden enthousiast. Maar deze erkenning maakte Cohens dagelijks leven niet gemakkelijker; de omstandigheden van politiek en economie zaten hem tegen, al kwam hij de oorlogsjaren in Vichy-Frankrijk ongeschonden door. Clos du Hérisson had hij in 1941 moeten verkopen voor een lijfrente, die hem wegens de voorthollende inflatie weinig tot niets opbracht. In de periode 1942-1944 werd zijn huis bij bombardementen geraakt. Na de bevrijding leden de Cohens zelfs honger, al brachten voedselpakketten uit Amerika en Nederland wat soelaas. Het was aan de oprichting van het Alexander Cohen-fonds door Henk Kuijper, waaraan bewonderaars van Alexander Cohen bijdroegen, te danken dat van 1948 af de ergste zorgen voorbij waren.

Herwaardering door Simon Carmiggelt

In 1954 luidde Simon Carmiggelt met een 'Kronkel' een herwaardering van Cohens werk in; twee jaar later kreeg hij van het ministerie van OK & W een eenmalig eregeld. In 1959 publiceerde hij zijn laatste pamflet, tegen de taal en stijl van Victor van Vriesland. Hetzelfde jaar stierf Kaya te St.-Romande-Bellet, nadat ze Cohen bij een val van een trap had willen opvangen. De laatste twee jaar van zijn leven verbleef hij in het Asyle des Petites Soeurs des Pauvres.

Bijnaam / pseudoniem:
Souvarine, Démophile, Kaya
Functie / titel:
schrijver
Geboorte- en sterfdatum:
27 september 1864 / 1 november 1961
Plaats geboorte:
Leeuwarden
Plaats sterven:
Toulon
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Leeuwarden, Batavia, Den Haag, Gent, Parijs, Londen, Den Haag, Parijs, Courcelles-Treloup, Marly-le-Roi, Toulon
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0