Francisco de Zurbarán

Francisco de Zurbarán (1598-1664) is, naast Velázquez en Murillo, een van de belangrijkste Barokschilders van de Spaanse Gouden Eeuw.  Hij ontwikkelde een unieke visuele taal waarin hij puur naturalisme combineerde met een moderne poëtische sensibiliteit. Zijn contemplatieve schilderijen werden daardoor tijdloos. Een aantal essays van Cees Nooteboom heeft Zurbarán’s werk bekend gemaakt bij het brede publiek in Noord-Europa.

In zijn vroege werken is er een Caravageske aanpak te zien met dramatisch licht, in zijn latere werk is hij meer poëtisch en persoonlijk. Religieuze onderwerpen staan centraal, zoals scènes uit levens van heiligen, martelaren en monniken. De werken werden vaak besteld door kerken en religieuze ordes. Zurbaran, was, net als zijn opdrachtgevers, nauw verbonden met de geest van de Contrareformatie.

Bijzonder perspectief

Zijn schilderijen waren het lesmateriaal voor de ongeletterden, daarom waren ze helder, direct en inspirerend. De man uit de provincie Extramadura bleef ietsje achter bij de populariteit van de allergrootsten: Velázquez en Murillo. Zijn werk is makkelijk te begrijpen, het communiceert direct, er zijn geen dubbele bodems. Hij houdt niet van allegorieën of puzzels, maar wil een duidelijke boodschap brengen.

Vaak werkte hij met een prent van een zestiende artiest als Dürer voor zich. Hij paste die aan aan de Spaanse context en gaat daarbij terug naar de essentie zoals dat ook gebeurt bij de Iconen van de Orthodoxen en de Middeleeuwse schilderijen. Vandaar zijn bijzonder perspectief gebruik. Ruimte wordt abstract, iets intellectueels en niet iets theatraals. Het gaat niet om een concrete ruimte maar om het idee ervan, geen realiteit, maar het moet er wel als echt uitzien. 

Spaanse Gouden Eeuw 

De Spaanse Gouden Eeuw begon tijdens de heerschappij van ‘de Katholieke Koningen’, Isabella van Castilië en Ferdinand van Aragon. Iberische koninkrijken werden verenigd en er volgde een periode van vrede en culturele bloei die doorwerkte in heel Europa. Dat bleef het geval bij de opvolgers Karel V en Philips II.

De ontdekking van Amerika maakte het alleen maar beter. In de 17e eeuw was Sevilla het douanekantoor voor de Nieuwe Wereld. Allerlei artiesten uit heel Europa wilden erbij zijn, van Pietro Torrigiano (Florence), Pedro de Campaña (Pieter de Kempeneer uit Brussel) tot Hermando de Esturmio (Ferdinand Storm uit Zeeland).

Grote artistieke projecten werden op gang gebracht, zoals de bouw en de decoratie van het Escorial in Madrid. De buitenlandse artiesten brachten hun eigen esthetische taal mee, die door de Spaanse kunstbroeders werd geabsorbeerd. De Koningen legden collecties aan met werken van de beste Europese schilders en beeldhouwers en dit voorbeeld werd nagevolgd door de adel en de kloosters.

Naar Sevilla

Begin 17e eeuw echter verzwakte de Spaanse positie als gevolg van vele oorlogen. Gebieden die open hadden gestaan voor Spaanse invloed namen afstand, in Spanje zelf en in Europa. Naties bevestifgden hun eigen identiteit en keken met meer achterdocht naar andere culturen en ideeën. Dit werd sterker na de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Spaanse schilders gingen hun eigen stijl benadrukken, vooral na het Concilie van Trente.

Het Concilie schreef voor dat geschilderde beelden dienden te fungeren als communicatiemiddel tussen de mensen en God.  Christus, de Heilige Maagd en de andere heiligen hadden artistieke waarde niet om zichzelfswille, maar om wat ze representeerden. Het geloof van de mensen zou hierdoor bevestigd worden en vroom gedrag gestimuleerd. Daarom moest het werk simpel en direct zijn en devotie oproepen. De bisschoppen keken erop toe.   

In deze context kon uit de Sevilliaanse artistieke scène Francisco de Zurbaran zijn opkomst maken.  Zurbaran werd in 1598 geboren in een stadje in de Extremadura tussen Madrid en Lissabon,  Fuente de Cantos. Het was toen al een achterstandsregio. De jonge schilder ging in 1614 naar Sevilla. Drie jaar was hij in de leer bij Pedro de Villanueva, een schilder waarvan elk spoor is verdwenen.

De kruisiging

Toen hij 19 was trouwde hij met Maria Páez Jiménez die negen jaar ouder was. Ze kregen een dochter, Maria, een zoon Juan – later ook een bekende schilder – en nog een dochter, Isabel Paula. Zijn vrouw stierf kort na de geboorte van de laatste. Zurbaran kreeg opdrachten om mee te doen aan altaarstukken. Anderen zorgden voor de sculpturen, hij deed het schilderwerk. Er is geen enkel werk uit deze periode meer te zien.

In 1626 tekende hij een contract in Sevilla om 21 schilderijen te maken van Santo Domingo/ Dominic de Guzmán, voor het Dominicaanse klooster St. Paulus. Drie schilderijen die in de sacristie hingen hebben het overleefd: de heilige Jerome, de heilige Ambrosius en de heilige Gregorius. Licht en donker, in navolging van Caravagio, speelden een grote rol.

Op het schilderij De kruisiging zette hij voor het eerst zijn handtekening. Het lichaam van de dode Christus kreeg vorm door het licht uit een smal venster aan een zijmuur. Het straalde serene pathos uit. Het leidde tot opdrachten van diverse kloosters in Sevilla. Hij kon zijn tarieven omhoog bijstellen. En hij mocht 22 schilderijen maken over het leven van Peter Nolasco, de oprichter van de Orde van de Heilige Maagd Maria van Barmhartigheid. Hij ging ermee aan de slag, samen met een aantal helpers.

Het leven van Bonaventura

De helft van deze 22 werken bestaat nog en hangt in musea over de hele wereld. Te zien is dat Zurbarán’s techniek met sprongen vooruit was gegaan. De schilderijen kwamen te hangen in de kloostergangen als voorbeelden ter navolging voor de monniken en novicen. In de reliekenkapel kwam schilderij te hangen van Onze Lieve Vrouw en haar heilige zoon. Maria’s hoofd was omringd met een kroon van rozen. 

Ook de adel en de rijke kooplui van Sevilla wilden op een of andere manier meedoen. Twee belangrijke families van Corsicaanse origine, de Casuches en Mañaras, waren betrokken bij de bouw van het College van Sint Bonaventura. Vier schilderijen uit het leven van Bonaventura waaraan de schilder Herrera begonnen was, moesten af gemaakt worden. Zurbarán werd erbij geroepen. Hij zette er zijn eigen stempel op met veel dramatisch licht. De schilderijen zijn nu te zien, in Parijs, het Louvre, Dresden en Berlijn. 

Het wonder van de Porziuncola

Het stadsbestuur van Sevilla vroeg de schilder in 1629 zich met zijn familie voorgoed in de stad te vestigen. Hij kreeg daarnaast in 1630 de opdracht de Onbevlekte Ontvangenis te gaan schilderen. Op dat moment behoorde dat nog niet tot de dogmatiek van de Katholieke Kerk, maar het was al wel een populair thema, dat het gemeentebestuur graag wilde ondersteunen. 

Daarnaast kreeg Zurbaran de opdracht van de paters Jezuieten en de paters Capucijnen in Jerez om soortgelijk werk te schilderen. Zo ontstond Het visioen van de gewonde Alonso Rodríguez en Het wonder van de Porziuncola. In beide schilderijen staat de heilige op de onderste helft en de hemel op de bovenste. Op de schilderijen zijn ook Christus en de Maagd Maria in volle glorie te zien, in delicate gouden tinten, omringd door engelen.

Zurbarán’s carrière was op zijn hoogtepunt in de jaren ’30. In de jaren ’40 kreeg hij minder opdrachten. Hij richtte zijn blik op de Nieuwe Wereld en stuurde een aantal doeken per schip daarheen. Door het kapen van de vloot kon hij naar zijn geld fluiten. Van weersomstuit zocht hij naar lokale opdrachten, we zijn in de jaren ’50 inmiddels.

Met – inmiddels – zijn derde vrouw verhuisde hij in 1658, in berooide omstandigheden, naar Madrid. Daar overleed hij op 27 augustus 1664.

Foto 2: zelfportret

 

Functie / titel:
schilder
Plaats geboorte:
Fuente de Cantos
Plaats sterven:
Madrid
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Fuente de Cantos, Sevilla, Madrid

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0