Gerrit Kouwenaar

Kouwenaar (9 augustus 1923) wordt sinds de jaren vijftig tot de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied gerekend. Van rebelse Vijftiger is hij  uitgegroeid tot de éminence grise van de Nederlandse poëzie.

Het oeuvre wordt niet alleen door een groot lezerspubliek gewaardeerd, maar heeft bovendien op collega-dichters een enorme invloed uitgeoefend. Kouwenaar debuteerde in 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog met een aantal clandestiene uitgaven, waaronder Vroege voorjaarsdag, onder meer in illegale bladen. Hij kreeg daarvoor een half jaar gevangenisstraf. Na zijn vrijlating dook hij onder. Van 1945 tot 1950 was hij kunstredacteur van dagblad De Waarheid, toen de grootste krant van Nederland.

Daarna was hij freelancer voor Vrij Nederland en redacteur van het literaire blad Podium. Later recenseerde hij beeldende kunst voor Het Vrije Volk en werd redacteur van het toonaangevende culturele tijdschrift De Gids.

Goede morgen haan

Hij was ook verbonden aan het tijdschrift Reflex en kwam in contact met de Experimentele Groep in Holland en later met het experimentele kunstenaarsgezelschap Cobra. In 1949 publiceerde hij samen met de Cobra-schilder Constant Goede morgen haan, een combinatie van gedichten en tekeningen (Peinture-mots).

Hij debuteerde officieel in 1953 met de bundel Achter een woord. Zijn inleiding op de bloemlezing Vijf 5-tigers zorgde ervoor dat hij lange tijd met die stroming werd geassocieerd, maar hij heeft zich ontwikkeld tot een dichter met een onvergelijkbaar unieke stem. In het vroegste, experimentele dichtwerk van Kouwenaar overheerst de naoorlogse sfeer. De gedichten zijn vaak persoonlijk, sterk maatschappij-kritisch en min of meer anekdotisch. Vanaf de jaren zestig wordt zijn poëzie geleidelijk abstracter en hermetischer. Kenmerkend is zijn omschrijving van 'het gedicht als een ding'. Eet-metaforen staan in veel van zijn gedichten centraal.

Totaal witte kamer

In de latere gedichten kwam het accent meer te liggen op de vergankelijkheid, op het verdwijnen en behouden van momenten en situaties. Na de dood van zijn vrouw Paula schreef hij bijvoorbeeld de reeks 'Totaal witte kamer'. Ook legde hij zich toe op het 'stilleggen van de tijd'. Liefde, dood, onrecht en schoonheid zijn de 'eenvoudige' thema’s van kunst, zei Kouwenaar.

Kouwenaar kreeg voor zijn gedichten talrijke onderscheidingen, waaronder de P.C.Hooftpijs (1971) en de Prijs der Nederlandse Letteren (1989). Ook zijn vertaalwerk – toneel van bijvoorbeeld Brecht, Goethe en Sartre – viel in de prijzen: in 1967 kreeg hij de Martinus Nijhoffprijs.

Getuigenissen

Behalve taalexperimenten zijn de gedichten van Kouwenaar ook getuigenissen die taal en leven op hetzelfde niveau plaatsen. Eenvoudige maar essentiële vragen als 'Wat heeft men gedaan vandaag?' worden er in beantwoord en de dingen die men gedaan heeft, lijken - uitgedrukt in woorden - nooit geringer of heftiger te kunnen zijn dan ademen, al luidt het antwoord: 'Vuur gestookt van afval'.

 

Elba (eerste strofe)

Ik draag een waarschuwing bloedjas

en ik sta op elba.
Ik heet napoleon, ik heet o.a. napoleon
en ik sta op elba.
Ik draag honderd namen
en ik sta op elba.
Ik ben de achterkant van een heer.
O lieve generalen, zie mijn snavel
op elba.
Wandel met mij de parken verbanning en twijfel.
Er zijn nachten dat ik opzit als een snavelhondje.
Mijn rots is bruin, ge kunt het zien.
Mijn oog is het raderwerk van uw uitvindingen:
ATOOMBOM! Dank u, heren!

 

Totaal witte kamer (eerste drie strofen)

Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken

nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik

dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later

en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar

 

 

Functie / titel:
schrijver
Plaats geboorte:
Amsterdam
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Amsterdam
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0