Gustav Klimt

De Weense kunstenaar Gustav Klimt had een voorliefde voor vrouwen. Vrouwen verschenen in al zijn vroege historische schilderijen. Later maakte hij allegorische en erotische tekeningen en geschilderde portretten. Vaak beeldde hij de ongenaakbare wrede vrouw af, die hij flatteuzer maakte dan ze in werkelijkheid was.

Zijn vriendin, Emily Flöge, was model. Hij beeldde haar in 1908 af in De Kus, een schilderij dat, toen het  ontdekt werd door de Flower Power beweging, wereldberoemd werd. In de jaren zestig verscheen het op ansichtkaarten en posters. In de achtergrond van het kussende stel heeft Klimt bladgoud verwerkt, zoals hij dat ook eerder deed in Judith I. Doorvoor gebruikte hij verschillende technieken die hij van zijn vader, die goudgraveerder was, opstak.  

Seksuele moraal

De Weense seksuele moraal van het begin van de 20e eeuw heeft Klimt’s  werk sterk beïnvloed. In het openbaar waren de Weners afkerig van seksualiteit en tegelijkertijd waren er relatief nooit zoveel prostituees als juist in Wenen. Het was een beroep met goede verdiensten, vooral in de hogere echelons van het vak.

Zijn dames zijn veelal roodharig en staan in uitdagende posities. Tijdens het schilderen liet hij zich veelvuldig omringen door naakte dames. Hij stond bekend als een vrouwenjager, die wars was van de conservatieve zeden. Het schilderij De Kus kan geïnterpreteerd worden als een afbeelding van lust, maar ook van weerstand van de vrouw tegen de seksuele driften van de man. De vrouw kust namelijk niet terug. Deze laatste interpretatie vindt veel aanhang in feministische kringen.

Keizer Franz Joseph

Gustav Klimt, de belangrijkste vertegenwoordiger van de Weense Jugendstil, wordt op 14 juli 1862 geboren in Baumgarten, in de buurt van Wenen. Hij is van eenvoudige afkomst. Zijn vader, Ernst Klimt, was kopergraveur en goudsmid. Gustav was de tweede in de rij van zes kinderen. Hij kon goed tekenen en  daarom stuurde zijn vader hem naar de Kunstnijverheidsschool. Ook zijn broertje Ernst mocht mee. Ferdinand Laufberger, de grote man van de Weense decoratieve schilderkunst, was er leraar. Met hun vriendje Franz Matsch sleepten ze al snel opdrachten in de wacht. Toen Gustav 17 was maakte hij een ontwerp voor de Parade van Keizer Franz Joseph.

Na een paar jaar verlieten de jongens de vakschool en richtten samen een atelier in. Ze hadden al snel opdrachten te pakken, waaronder het ontwerp van de trap in het Kunsthistorisch Museum, de trappenhuizen in het Weense Burgtheater en de aula van de Universiteit. In 1892 stierven zowel Klimt’s vader als zijn broer Ernst. Dat belette niet dat Gustav succes had bij een tentoonstelling waar 16 schilderijen van zijn hand te zien waren.

Wiener Secession

Hij maakte zich steeds meer los van de academische traditie en in 1897 richtte hij met een aantal andere kunstenaars een groep op, die ze Wiener Secession noemden. Gustav Klimt was de voorzitter. Ze lieten in 1898 ook een tijdschrift verschijnen, ‘Ver Sacrum’. Ze zetten zich af tegen de traditionele opvattingen, met name wat ze noemden het ‘historisme’ in de schilderkunst. De Secession wilde een nieuwe kunst waarbij architecten, beeldhouwers, ontwerpers en schilders nauw samenwerkten.

Er was een ideaal klimaat, de Weense middenklasse floreerde, spiegelde zich aan de adel en vele mecenassen waren bereid de financiering van projecten voor hun rekening te nemen. In het door Josef Olbrich ontworpen Kunsthuis, het Secessionsgebäude, werden tentoonstellingen georganiseerd waarin veel aandacht was voor vernieuwende kunstenaars uit binnen- en buitenland, waaronder Jan Toorop, Charles Mackintosh en Max Klinger.

Beethovenfries

De jonge Gustav klom op tot de belangrijkste schilder van de Weense society. Met zijn voorkeur voor decoratieve motieven en symbolische beelden had hij beslissende invloed op de Weense Jugendstil, met name op het werk van de kunstenaars van de Wiener Werkstätte. Hij ontwikkelde een eigen handschrift waarin zijn bewondering voor Byzantijnse mozaïeken en iconen met een overvloedig gebruik van de kleur goud doorklonk. Er was decoratief lijnenspel en ook de verfijning van de Japanse houtsnijkunst is terug te zien.

De vernieuwingsdrang van Klimt is het duidelijkst te zien aan het beroemde, recent gerestaureerde Beethovenfries, gemaakt voor de grote Beethovententoonstelling in het Secessionsgebäude. Het werk luidt zijn ‘gouden stijl’ in. Het Beethovenfries was aanvankelijk alleen bedoeld voor de duur van de tentoonstelling en werd direct op de muur geschilderd met licht materiaal, zodat het gemakkelijk te verwijderen zou zijn.

Cultus

De secessionisten wilden van hun 14e tentoonstelling een bijzondere gebeurtenis en belevenis maken, een Gesamtkunstwerk. De tentoonstelling vond in 1902 plaats ter ere van Max Klinger. Diens Beethoven-sculptuur vormde het middelpunt ervan. In die jaren was er rond Beethoven een regelrechte cultus, die geschraagd werd door de verering van Franz Liszt en Richard Wagner. Klimt en zijn vrienden zagen in Beethoven de belichaming van het genie. Zijn werk ging in hun ogen om de verheerlijking van de liefde en de opoffering die de mensheid zou kunnen brengen ten dienste van  het goede.

De Weense Jugendstil is te beschouwen als het hoogtepunt van het Fin de Siècle en Klimt was de belangrijkste vormgever ervan. De esthetisch exclusieve schilderkunst wordt gekenmerkt door symbolistische, veelal erotische, thematiek met een belangrijke rol voor decoratie en ornament. Klimt had grote invloed op schilders als Egon Schiele en Oskar Kokoschka.  

Paardenliefhebber

Na de fase van de Gouden Stijl is er, omstreeks 1910, een streven waar te nemen om de starre stilering te verzachten. Er kwam een nieuwe kleurenrijkdom, vooral onder invloed van Matisse. In 1917 wordt Klimt erelid van de Academies voor Beeldende Kunsten in Wenen en München en in 1919 van de Academie van Schone Kunst in Wenen, ondanks dat hij hem even daarvoor een leraarschap wordt ontzegd.

Klimt was overmoedig, genereus en optimistisch. Maar hij leefde teruggetrokken, in een pension. Naast vrouwenliefhebber was hij een groot dierenliefhebber. Hij verzorgde paarden die wonden hadden opgelopen van het voortjakkeren met koetsen en hij ging nogal eens op de vuist met koetsiers.  

Hij overleed op 6 februari 1918, 55-jarige leeftijd in Wenen en werd begraven op het Hietzinger Friedhof. Op zijn steen is zijn typerende handtekening gebeiteld.

Functie / titel:
schilder
Geboorte- en sterfdatum:
14 juli 1862 / 6 februari 1918
Plaats geboorte:
Baumgarten
Plaats sterven:
Wenen
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Baumgarten, Wenen

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0