Johan Rudolph Thorbecke

Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872) was een liberale politicus. Als voorzitter van de commissie die verantwoordelijk was voor de herziening van de Nederlandse Grondwet, wordt Thorbecke als de grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie beschouwd.

Thorbecke kwam uit een half-Duitse familie en groeide op in Zwolle. Omdat zijn vader werkloos was, heerste er armoede in het gezin. Toch stimuleerde zijn vader de jonge Thorbecke te gaan studeren, waardoor hij zich inschreef op het Athenaeum Illustre in Amsterdam. Vervolgens studeerde Thorbecke Letteren aan de Universiteit van Leiden. Na zijn promotie in 1820 vertrok hij naar Duitsland waar hij werkte als docent.

In Duitsland kwam Thorbecke in aanraking met de heersende opvattingen over geschiedfilosofie. Door geldproblemen verhuisde hij, na een tijdje in Gent te hebben gewoond, terug naar Nederland. In Leiden doceerde Thorbecke moderne geschiedenis en internationale betrekkingen. Daar gaf hij onder andere college over de grondwet, waaruit de publicatie Aanteekening op de Grondwet (1839) voortkwam. Dit was Thorbeckes eerste openbare bijdrage aan het debat over de modernisering van de grondwet.

Hervormingseisen

De modernisering van de grondwet werd actueel in het revolutiejaar 1848. De golf van opstanden die in dat jaar over Europa spoelde, begon in Frankrijk. Daar eisten republikeinen en liberalen in februari een herziening van het kiesrecht. Als reactie op deze Februari-revolutie, riep een nationalistische Hongaar een maand later de onafhankelijkheid van Hongarije uit, dat in die tijd onderdeel was van de Habsburgse dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Een paar maanden later deed keizer Ferdinand van Oostenrijk na hevige en bloedige rellen in Wenen afstand van de troon.

Deze opstanden versterkten in de Duitse en Italiaanse staten de wens om tot een eenheidsstaat te komen met een voor die tijd moderne constitutie. Ook in Amsterdam en Den Haag braken rellen uit, onder meer als gevolg van de slechte economische toestand. Koning Willem II, die bang was om net als een aantal andere Europese vorsten slachtoffer te worden van de revolutie, liet aan zijn ministers weten dat hij in één nacht van een conservatief een liberaal was geworden.

Grondwetherziening

Als gevolg van deze ommekeer stelde de koning een commissie tot herziening van de grondwet in. Hij benoemde de liberale staatsman Thorbecke tot voorzitter van deze commissie. Hiermee wilde koning Willem II de revolutionaire liberalen de wind uit de zeilen nemen. De ideeën van Thorbecke ten aanzien van de grondwet zijn grotendeels in de grondwetsherziening van 1848 overgenomen.

Na de invoering van de nieuwe grondwet op 3 november moesten ministers verantwoording afleggen  in de Tweede Kamer en werd de koning onschendbaar. De parlementaire rechten van de Tweede Kamer werden uitgebreid met onder andere het amendementsrecht en het recht om enquêteonderzoek te verrichten. Bovendien werd de Tweede Kamer nu rechtstreeks gekozen.

Om ook de conservatieven tevreden te stellen, werd afgezien van Thorbeckes idee om ook de Eerste Kamer direct te laten kiezen.De getrapte verkiezing via de Provinciale Staten was een compromis tussen beide partijen. Met de grondwetsherziening van 1848 was er echter nog geen sprake van algemeen kiesrecht. Alleen mensen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden kregen stemrecht.

Eerste minister

Na de invoering van de nieuwe grondwet was Thorbecke gedurende drie regeringsperiodes Eerste minister. De functie van minister-president bestond nog niet, maar omdat Thorbecke tijdens zijn regeerperiodes een duidelijke stempel drukte op de regering, hebben deze regeringen wel zijn naam gekregen.

Tijdens het Kabinet-Thorbecke I (1849-1853) werden verschillende bestuursrechterlijke wetten ingevoerd  - zoals de kieswet, de provinciale wet en de gemeentewet - waarmee onze natiestaat verder vorm kreeg. Het tweede kabinet-Thorbecke (1862-1866) stond in het teken van het verbeteren van de infrastructuur, waardoor ons land  - naast staatsrechtelijk - ook geografisch meer een eenheid vormde. In deze periode gaf Thorbecke Aletta Jacobs als vrouw toegang tot de Groningse universiteit. Zijn derde kabinet duurde van 1871 tot aan zijn dood in het jaar daarop. Dit kabinet kreeg de bijnaam Kabinet met het geweer op den schouder. Vanwege de dreigende internationale situatie, als gevolg van de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) achtte het kabinet de verbetering van de nationale defensie namelijk noodzakelijk.

Thorbecke werd tijdens zijn kabinetten voordurend tegengewerkt door koning Willem III. Laatstgenoemde had een diepgewortelde afkeer tegenover de liberaal en zijn kabinet, die hij betichtte van revolutionaire praktijken. Koning Willem III had na het overlijden van zijn vader in 1849 de nieuwe grondwet noodgedwongen in zijn maag gesplitst gekregen. Hij was echter niet bij machte hierin verandering te brengen. Als gevolg daarvan kennen wij tot op de dag van vandaag de door Thorbecke introduceerde parlementaire democratie. 

Functie / titel:
politicus
Geboorte- en sterfdatum:
14 januari 1798 / 4 juni 1872
Plaats geboorte:
Zwolle
Plaats sterven:
Den Haag
Sekse:
Man
Woonplaatsen:
Den Haag

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0