Pierre Cuypers

Petrus Josephus Hubertus (Pierre) Cuypers (1827-1921) is de ontwerper van het Centraal Station in Amsterdam en van het Rijksmuseum, maar hij was ook de man achter de bouw en restauratie van meer dan honderd vooral rooms-katholieke kerken. Hij blies de Nederlandse architectuur in de negentiende eeuw nieuw leven in door zijn op geheel eigen wijze  elementen uit de Franse vroege gotiek te verwerken in zijn ontwerpen.

In de twintigste eeuw werd zijn werk lange tijd verfoeid, maar de laatste jaren is er sprake van eerherstel.

Uitmuntend student

Pierre wordt geboren in een gezin dat kunst en cultuur hoog in het vaandel heeft staan. Vader Joannes is een gerenommeerd kerkschilder. In 1844 trekt Pierre, met behulp van een studiebeurs, naar de Kunstacademie van Antwerpen. Daar krijgt hij onderwijs van Belgische pioniers in de neogotiek, zoals Frans Andries Durlet en Ferdinand Berckmans.

Pierre blinkt uit als student en keert vijf jaar later terug naar Roermond met de Prix d'Excellence én een liefde: Rosalia Vandevin, met wie hij in 1850 trouwt en twee kinderen krijgt. Cuypers reist een tijd rond in Duitsland om inspiratie op te doen en schopt het een jaar later tot stadsarchitect van Roermond. Daarop begint hij samen met Francois Stolzenberg een bureau voor kerkelijke beeldhouwkunst en meubilair.

Noodlot

Alles gaat hem voor de wind. Cuypers ontwikkelt een eigen stijl en volgt zelfs enkele lessen bij zijn Franse evenknie Viollet-le-Duc, met wie hij bevriend raakt. Maar dan slaat in 1855 het noodlot toe: zijn vrouw Rosalia en hun tweede dochter krijgen tuberculose. Beiden sterven.

Het verdriet weerhoudt Cuypers er niet van zijn carrière voort te zette. Hij heeft daarbij de tijdgeest mee. Na de herstructurering van de katholieke kerk in Nederland in 1853 krijgt het rooms-katholicisme ook in de Nederlanden meer en meer eigen profiel. De neogotiek dringt langzaam door als dé katholieke stijl bij uitstek, mede dankzij de katholieke schrijver en hoogleraar Joseph Albertdingk Thijm. Cuypers raakt bevriend met Thijm, die onder de indruk is van het werk van de architect. Dankzij zijn invloed begint Pierre ook opdrachten uit het noorden van het land te krijgen. Via Thijm leert hij ook diens zus Antoinette kennen. Het paar wordt verliefd en trouwt in 1859. Antoinette schenkt Pierre twee zoons en drie dochters, onder wie Joseph Cuypers, die later ook architect zal worden.

Het Rijke Roomse Leven

Inmiddels had Cuypers door de opkomst van het Rijke Roomse Leven en een nieuwe zelfverzekerdheid onder Nederlandse katholieke kerk werk genoeg. Dat hij zelf ook vroom katholiek was hielp daar natuurlijk bij. Hij zou in zijn leven zo'n honderd kerken ontwerpen en vaak ook volledig van interieur voorzien.

Zeker in zijn vroege werk greep de architect veelvuldig terug naar de vroege gotiek uit Frankrijk. De late gotiek, met zijn uitbundige decoraties, vonden zowel Thijm als Cuypers inferieur en decadent. Pierre leidde zowel restauraties als nieuwbouw. Daarbij moest een bepaald ideaalbeeld worden benaderd van hoe een gebouw er uit had moeten zien. De gotische stijl was een uitgangpunt en een denkwijze om een modern gebouw neer te zetten dat de kracht van de katholieke kerk uitstraalde. Dat kon, ironisch genoeg, betekenen dat een daadwerkelijk middeleeuwse kerk moest wijken voor een in hu ogen ideale, neogotische kerk. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de St. Catharinakerk in Eindhoven.

Restauraties

Hetzelfde principe paste Cuypers toe bij zijn restauraties. De Munsterkerk in Roermond is een van de bekendste voorbeelden. Cuypers liet een barokke toren afbreken, voegde twee nieuwe torens toe en liet de resterende twee drastisch verhogen. Ook werd het interieur geheel vernieuwd. Zelfs in de 19e eeuw was dit voor veel tijdgenoten drastisch en controversieel. Mede door de controverse rond de Munsterkerk verliet Cuypers zijn geboorteplaats in 1865 en trok naar Amsterdam, waar hij tot 1894 zou blijven.

Cuypers' stijl bleef zich ontwikkelen. Vanaf 1870 moest hij noodgedwongen meer elementen uit de Nederlandse gotiek in zijn werk verweven. Oorzaak hiervan was de invloed van het St. Bernulphusgilde, een groep neogotische architecten gevestigd in Utrecht waarmee Cuypers moest concurreren. Wilde hij opdrachten in de wacht slepen in het noorden, dan zou hij zich moeten aanpassen. Vanaf 1886 nam ook de invloed van zijn zoon Joseph toe. De zoon nam steeds meer werk over van zijn vader, in dusdanige mate dat het soms moeilijk is om te achterhalen welke Cuypers het meest de hand heeft gehad in een ontwerp.

Ook in het buitenland begon Pierre de nodige aandacht te trekken. Hij kreeg een aantal opdrachten in België en één in Noorwegen. En in 1873 stelde de bisschop van Mainz hem aan om de kathedraal van die stad te renoveren en vergroten.

Katholiek via de achterdeur

Twee jaar later werd Cuypers in eigen land benoemd tot lid van College van Rijksadviseurs. Deze positie betekende dat Cuypers kon beslissen over restauratieprojecten. Meerdere keren heeft hij protestants gemaakte kerken op slinkse wijze weer in semikatholieke staat laten restaureren, wat hier en daar tot commotie leidde. Maar tot 1879 bleef Cuypers op deze post, en nog lang daarna was hij dé autoriteit op gebied van restauraties. Pierre kreeg bijvoorbeeld in 1892 de opdracht om Kasteel de Haar te herbouwen. Geheel naar wens van de eigenaar werd het meer een romantisch sprookjeskasteel dan een daadwerkelijke reconstructie.

Grote projecten

Verreweg de meeste van Cuypers’ opdrachten waren kerken, maar hij is bij velen juist bekend om zijn twee belangrijkste, niet-kerkelijke bouwwerken: het Centraal Station (1881-1889) en het Rijksmuseum (1876-1885). Beide werden van binnen en buiten uitbundig door de architect gedecoreerd. Bewust schoof Pierre zijn neogotische stijl wat naar de achtergrond bij de bouw van deze twee wereldlijke bouwwerken, en verweefde hij ook Hollandse, renaissancistische elementen in het ontwerp. Maar nog steeds klaagden tijdgenoten dat de gebouwen te katholiek oogden. Koning Willem III weigerde zelfs ook maar een voet in het Rijksmuseum te zetten, omdat hij het op een klooster vond lijken.

Tot aan het einde van zijn leven bleef Pierre kerken ontwerpen. Ondertussen had hij diverse eretitels en prijzen in de wacht gesleept. Zo ontving hij het Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau en werd hij tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw benoemd.. Cuypers stierf op 3 maart 1921 in Roermond. Zijn begrafenis werd door een indrukwekkende mensenmassa bezocht.

Uniek stempel

Pierre Cuypers heeft een enorm en unieke stempel op het stedelijk landschap van Nederland gedrukt. Kerken van zijn hand, of door hem geïnspireerd, zijn nog steeds op zeer veel plaatsen in Nederland te vinden. Gedurende een groot deel van de 20e eeuw had hij als architect echter geheel en al afgedaan. Zijn werk was volgens de leidende opvattingen verouderd, zijn restauraties veel te drastisch. Een paar van zijn mooiste kerken, zoals de Maria Magdalenakerk in Amsterdam, ontliepen zelfs de sloophamer niet. En zijn interieurontwerpen, zoals die voor het Rijksmuseum en de St. Servaasbasiliek, werden met enige schaamte bedekt onder witte pleisterlagen of eveneens gesloopt.

Tegen het einde van de 20e eeuw zijn die meningen gelukkig teruggedraaid. Cuypers' werk wordt weer op waarde geschat en, zoals in het Rijksmuseum en het Centraal Station, in ere hersteld.


Functie / titel:
architect
Geboorte- en sterfdatum:
16 mei 1827 / 3 maart 1921
Plaats geboorte:
Roermond
Plaats sterven:
Roermond
Sekse:
Man

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0