Cellengebouw Koepelgevangenis

Horizontal tabs

Beschrijving

Omschrijving:

Het CELLENGEBOUW (KOEPEL) heeft een rond grondplan met een diameter van 63m en vier bouwlagen met ieder vijftig cellen en een zolderverdieping. Het cellengebouw wordt afgesloten door een koepeldak, dat rust op een ringvormig lessenaarsdak boven de cellen. De hoogte bedraagt 37,90m.

In de vier windstreken zijn tegen het gebouw aan rechthoekige traptorens gesitueerd die reiken tot de geboorte van het koepeldak. Van deze torens zijn er twee opgenomen in de verbindingsgangen met resp. het administratiegebouw en het dienstgebouw.

Gezien de uniforme uitvoering van het gebouw zal volstaan worden met de beschrijving van één van de torens en één travee met celramen.

Het opgaand muurwerk bestaat uit roodbruine baksteen van waalformaat, gemetseld in kruisverband op een plint van klinkers. De strekken, bogen en vlechtingen zijn gemetseld in gele baksteen. Het geheel wordt afgesloten met een uitkragende betonnen goot (oorspronkelijk hardsteen) op hardstenen consoles, telkens twee kleinere afgewisseld met een grotere. Aan de goot is een smeedijzeren hekwerk bevestigd.

Het koepeldak is omgeven door een omlopend zinken roevendak boven de ringvormige zolderverdieping. De koepel is gedekt met losanges (zinken platen in ruitvorm) tussen achtentwintig halfronde eveneens met zink beklede roeven. Het bovenste gedeelte van de koepel is vanaf even onder de bovenste rij dakvensters tot aan de lantaarn gedekt met vlak zink tussen opstaande roeven. In het omlopend lessenaarsdak zijn veertien en in de koepel achtentwintig vlakke dakvensters aangebracht. Bovenop de koepel bevindt zich een veertienzijdige lantaarn met een veertienzijdig tentdakje, waarvan de verticale delen en de dakschildjes zijn gevuld met glas. Het bovenste deel is afgedekt met lood en wordt bekroond door een koperen piron.

Op elke verdieping bevinden zich tweeënvijftig getoogde vensteropeningen met smeedijzeren kozijnen op een ijzeren lekdorpel, waarin gegoten 10-ruits ijzeren ramen zijn afgehangen. Boven elk raam bevindt zich, teruggelegen in de vensteropening, een bakstenen segmentboog. De vensteropening zelf wordt afgesloten met een segmentboog van gele Ijsselsteen in waalformaat. Tijdens de bouw zijn op de derde verdieping van de vijfde, elfde en twaalfde travee al grotere 20-ruits ramen geplaatst. Later is van meerdere vensters de onderdorpel verlaagd en zijn deze voorzien van 20-ruits ramen m.n. aan de noord- en de oostzijde. De kleine vensteropeningen en ook sommige van de grotere vensteropeningen zijn voorzien van tralies. Onder elk venster zijn twee openingen uitgespaard die zijn voorzien van een roostertje. De openingen zijn aan de uiteinden voorzien van een baksteen die met de kop half uit het vlak van de muur steekt, waardoor het suizen van de wind wordt tegengegaan.

De torens, waarvan de zijgevels blind zijn uitgevoerd, zijn voor eenderde deel opgenomen in de wand van het cellengebouw. De hoeken van de torens zijn vanaf ca. 1m boven het maaiveld, waar een hardstenen blok de overgang vormt, voorzien van een gemetselde kraal die doorloopt tot aan het niveau van de goot van het cellengebouw. Hier wordt het kraalprofiel weer beëindigd door een hardstenen blok en een in het metselwerk opgenomen hardstenen speklaag. De toren bezit nog drie andere hardstenen speklagen, waarin deels de wisseldorpels van het grote meerdelige venster zijn opgenomen. Aan de bovenzijde bevindt zich een uitkraging van metselwerk op een hardstenen band op hardstenen consoles. De torens worden aan de voor- en de zijkanten bekroond door een hardstenen holkeellijst, waarboven zich gemetselde kantelen met hardstenen ezelsruggen bevinden. Achter de kantelen ligt een met zink bedekt plat dak.

De noordelijke en zuidelijke toren die niet in een verbindingsgang zijn opgenomen, bezitten op de begane grond een getoogde deuropening met later aangebrachte veelruits stalen deur met veelruits bovenlicht. De segmentboog is gemetseld met gele Ijsselsteen. Boven de deur bevond zich op het niveau van de eerste verdieping een venster gelijk aan de celvensters. Hierboven bevond zich bij alle vier de torens een meerdelig venster, dat zich uitstrekte over twee bouwlagen en was uitgevoerd als hardstenen kruisvenster met rondboog bovenlicht, afgesloten door een Florentijnse boog met geboorte-, boog- en sluitstenen van gele Ijsselsteen. In 1962 is aan de zuid- en de noordzijde het celraam verwijderd en de onderdorpel van het kruisvenster tot vlak boven de deuropening verlaagd en voorzien van meerdere delen, gescheiden door hardstenen kalven en middenstijlen. De vensteropeningen zijn voorzien van veelruits ijzeren ramen. Boven het venster bevinden zich drie blinde schietsleuven, afgesloten door rollagen van gele Ijsselsteen. In de uitkragende partij bevinden zich aan de voorzijde drie en aan de beide zijkanten twee blinde ronde schietgaten met vier sluitstenen van gele IJsselsteen.

Het INTERIEUR van het CELLENGEBOUW verkeert nog grotendeels in oorspronkelijke staat. De centrale ruimte heeft een middenlijn van 53m en een hoogte van 30,40m. De ruimte wordt overspannen door een dubbel beschoten kap van geklonken ijzeren spanten, waarop in het midden de veertienzijdige lichtlantaarn is geplaatst. De begane grond van de centrale ruimte was oorspronkelijk toegankelijk vanuit de vier windrichtingen. Nu slechts enkel vanuit het administratiegebouw in het oosten en het dienstgebouw in het westen. In de ruimte zijn vier gietijzeren wenteltrappen geplaatst, die toegang geven tot de galerijen op de eerste, tweede en derde verdieping. De vloer van de hal bestaat uit een o,20m dikke laag beton, afgewerkt met asfalt. Midden op de vloer staat een later opgericht houten gebouwtje, de bewaarderskamer.

De wanden van de centrale ruimte zijn doorlopend rond gemetseld in gele baksteen, afgewisseld met banden van rode baksteen. De segmentbogen boven de doorgangen zijn eveneens in deze steen uitgevoerd. Het gele en rode metselwerk wordt afgesloten door een gepleisterd hoofdgestel, waarin zich achtentwintig zware hardstenen consoles bevinden die de spantbenen van de koepel dragen. Boven dit hoofdgestel bevindt zich een brede, in verschillende tinten groen geschilderde strook met metselwerk, dat door vlakke gepleisterde pilasters is verdeeld in rechthoeken met door profiellijsten omgeven gepleisterde casementen, wederom afgesloten met een gepleisterd hoofdgestel.

De rondgaande wanden bezitten zesenvijftig deurtraveeën. In het derde kwart van deze eeuw werden alle oorspronkelijke, grenen opgeklampte deuren vervangen door stalen exemplaren. Hiervoor werden de kozijnen gewijzigd en werd aan de buitenzijde een vlakke cementen lijst aangebracht. Op elk niveau is aan vier zijden een geschuurd hardstenen fonteintje met spatstuk gedeeltelijk in het muurwerk gemetseld. Op elke verdieping geven vier getoogde doorgangen met veelruits ijzeren deuren toegang tot de achtergelegen trappenhuizen met hardstenen trappen met ijzeren leuningen.

De galerijen zijn opgebouwd uit uitkragende U-profielen die aan de voorzijde zijn gekoppeld met gelijkvormige liggers. Op de U-profielen zijn hardstenen platen als loopvlak aangebracht. Bij de vier vrijstaande gietijzeren spiltrappen is de galerijvloer met een rechthoekig bordes op de spil aangesloten. De 1m hoge ijzeren balustrades zijn sinds kort vervangen door hogere exemplaren. Het cellengebouw bevat in totaal tweehonderdenvier cellen, gelijk verdeeld over de begane grond en de drie verdiepingen.

Sommige cellen werden al tijdens de bouw gekoppeld om te dienen tot ruimte bijvoorbeeld voor de directeur of de onderwijzer. Andere werden later gekoppeld of verbouwd om te dienen tot werk- of wachtruimte. De op drie verdiepingen rondgaande galerij geeft toegang tot de cellen. De cirkel die door de cellen wordt gevormd, wordt door de trappenhuizen in de vier in de buitenmuur geplaatste torens in vier gelijke parten van ieder dertien cellen verdeeld.

De cellen bezitten een trapeziumvormig grondplan en hebben bij de deur een breedte van ca. 2,50m en bij het venster 2,90m, terwijl de diepte 4m bedraagt.

De zolder loopt over de bovenste verdieping van de cellenring en is van hieruit bereikbaar via een ijzeren trap. De zolder wordt gevormd door de steunberen tegen de binnenmuur waarover een vlak dak is gelegd. In de steunberen bevinden zich ovale doorgangen en langs de binnenmuur lopen twee bandstalen trekstangen om de spatkrachten van de spanten ter plekke van de steunberen gelijkmatig te verdelen.

De kap heeft een diameter van 53m en een hoogte van ca. 21m. De kap wordt gevormd door achtentwintig halfspanten aan de voet rustend op het muurwerk van de binnengevel van de centrale hal en in de nok verbonden met een grote ijzeren ring. Op deze ring rusten veertien spantjes die met elkaar de veertienzijdige lichtkoepel ondersteunen. Een halfspant is opgebouwd uit hoek- en plaatijzer dat aaneen geklonken is tot een gekromd spant met I-vormige doorsnede. Het lijf van de ligger is als een rasterwerk uitgevoerd. De halfspanten zijn onderling verbonden door zeven identiek samengestelde ijzeren gordingen, waarop houten gordingen zijn bevestigd. Over de houten gordingen is een houten beschot aangebracht. De binnenbeschieting is diagonaalsgewijs verwerkt, waarbij elk vak in richting haaks op het naastliggende is uitgevoerd. Tussen de derde en de vierde alsmede de zesde en de zevende gording zijn in totaal achtentwintig dakvensters aangebracht met resp. 3- en 2-ruits houten ramen.

Waardering:

CELLENGEBOUW uit 1882-1886 van J.F. Metzelaar.

- Van architectuurhistorische waarde als een goed en vrij gaaf voorbeeld in ex- en interieur van een cellengebouw in neorenaissance-stijl met hoogwaardige esthetische kwaliteiten zoals de bijzondere vorm, het materiaalgebruik en de ornamentiek. Het cellengebouw bezit architectuurhistorische waarde als onderdeel van het oeuvre van J.F. Metzelaar, omdat het hierbinnen zijn eerste koepelgevangenis van het panopticumtype is, een type dat zijn persoonlijke voorkeur genoot en door hem onder de aandacht van de minister van Justitie werd gebracht.

- Van stedebouwkundige waarde als onderdeel van een gevangeniscomplex in neorenaissance-stijl. Het cellengebouw is van stedebouwkundig belang vanwege de afmetingen, de hoge ligging en de verschijningsvorm, waardoor het een zeer bepalend element is in de wijk Lombok en in het gezicht op Arnhem vanuit het zuiden.

- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming en de verschijningsvorm die een bijzondere uitdrukking zijn van een culturele ontwikkeling n.l. de opkomst van het cellulaire stelsel en de algehele tendens tot rationalisering en disciplinering van het maatschappelijk leven en dus ook van het gevangeniswezen, die in de 19de eeuw plaatsvindt. Het is van belang als bijzondere uitdrukking van technische en typologische ontwikkelingen, omdat het de eerste en samen met Breda en Haarlem ook de enige koepelgevangenis van het panopticumtype in Nederland is, waarbij gebruik werd gemaakt van de nieuwste ontwikkelingen op technisch gebied. Het cellengebouw is als zodanig ook van belang vanwege de innovatieve waarde en de zeldzaamheid.

De Koepelgevangenis (Wilhelminastraat 16) is in 1882-'86 gebouwd naar ontwerp van J.F. Metzelaar. Het neogotische poortgebouw van de ringmuur oogt met zijn zware torens en kantelen als een middeleeuws kasteel. Boven de poort is een wapenschild met de Nederlandse Leeuw aangebracht. Het ronde gevangenisgebouw heeft een grote koepel, bestaande uit een ijzer- en glasconstructie met in het midden een lantaarn. De cellen liggen in vier bouwlagen rond de centrale hal. Tot het oorspronkelijke complex behoren verder een administratiegebouw en enkele voorm. bergplaatsen; twee directiewoningen aan de straat zijn gesloopt. Het complex is gerenoveerd in 1981-'82.

Adres

Wilhelminastraat 16
6812 CW Arnhem

Openingstijden

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0