Verscholen in het groen ligt Fort bij Nigtevecht aan een rustig weggetje bij het Amsterdam-Rijnkanaal. In en rondom dit fort staat de natuur centraal.
Je kunt er heerlijk wandelen en genieten van verschillende diersoorten zoals de fuut en de kleine karekiet. Op het fort bevindt zich een gedenkplaats. Hier kunnen overledenen herdacht worden, samen of alleen, en met of zonder as. Bovendien kun je er zelf een gedenkteken maken.
Fort Model A
Fort bij Nigtevecht, behorende bij de Stelling van Amsterdam, werd gebouwd ter verdediging van de accessen (toegangen) gevormd door het Merwedekanaal (nu Amsterdam-Rijnkanaal) en de Vecht. Ook beschermde het de sluizen tussen deze wateren. Bijzonder aan het fort zijn twee gerestaureerde gebouwen waar vroeger de hefkoepels in stonden.
De bouw van het fort was begonnen met het ‘aardwerk’ in 1889. Het veen werd ter plaatse afgegraven. In plaats hiervan kwam zand dat boven het maaiveld uitstak. Het gewicht deed het zand inklinken en zo werd een stevige basis verkregen voor de gebouwen. In 1893 werd het zand afgegraven tot een verdedigbaar aardwerk met opstelplaatsen voor kanonnen.
Het fort model A (model A en model B werden overigens nooit standaardmodel) was in 1904 voltooid. De bomvrije ruimten bestonden uit een langgerekt betonnen hoofdgebouw met verblijven voor de manschappen, twee keelkazematten en in de frontwal de twee hefkoepels, dit alles omgeven door een gracht. De hefkoepels zijn in 1940 door de Duitsers afgevoerd en omgesmolten ten behoeve van de wapenproductie. De gracht is aan de voorzijde ongeveer 50 meter breed. Buiten het eigenlijke fort bevonden zich een directiewoning, een opzichterswoning, en een bergloods. De beide woningen werden gebouwd van baksteen, de bergloods van hout.
Regenwater opgevangen
Voor de bouw van het fort werden zo’n 1900 heipalen van gemiddeld acht meter lang in de grond geslagen. De muur aan de frontzijde is gemaakt van anderhalve meter dik beton en de binnenmuren en de muur aan de keelzijde zijn een meter dik. De ruimten in het fort zijn gewelfd. Bij de zijmuren is de hoogte 2.0 meter en in het midden is de hoogte 2.75 meter.
Het gebouw is zo ‘n 4.6 meter hoog waardoor het dak een maximale dikte heeft van bijna twee meter. Het dak is niet egaal vlak, het loopt af naar de voormuur en hier zijn waterafvoeren. Op het gebied van de persoonlijke hygiëne waren de forten goed uitgerust. In het fort wordt het regenwater opgevangen in druipkokers en via een afvoerleiding naar een van de twee waterreservoirs onder de vloer geleid.
De grootste drinkwaterkelder ligt onder de vloer van de poterne (secondaire poort). De bemanning van het fort had hiermee voldoende water om een lange periode van bezetting vol te houden. In het fort zijn zes pompen geïnstalleerd, waarvan een buiten, om het water uit de reservoirs te halen. Er is een overloop om het overtollige water van de reservoirs naar de gracht af te voeren.
Strozakken
In het bomvrije gebouw zijn slaapverblijven, een keuken, een kantine, twee waslokalen, een ziekverblijf en een telegraafruimte. Het fort telde een bezetting van ongeveer 300 man. In ieder slaapvertrek sliepen 24 tot 36 man, op strozakken in stapelbedden. Aan de muren en plafonds hingen houten planken aan beugels.
In het hoofdgebouw zijn twee wasruimten. Hier staan waterpompen en waterbakken om te wassen. Buiten het fort aan de uiteinden van het hoofd- en frontgebouw zijn privaten voor de soldaten. Voor de (onder)officieren waren in het gebouw privaten. Voor de verlichting werden petroleumlampen gebruikt waarvoor nissen in de muren waren uitgespaard.
Wandelroute
Er is een wandelroute van tien kilometer van Fort bij Nigtevecht naar Fort bij Abcoude. Als u start bij treinstation Abcoude is de route acht kilometer. Je wandelt door oer-Hollands boerenland langs het riviertje de Gein. Onderweg kom je over de oude liniedijk. Deze dijk/wal verbond de batterijen aan het Gein met het Fort bij Nigtevecht. Vroeger werden manschappen en materiaal verplaatst via deze dijk . Het diende tevens als waterkering. Bij Fort bij Nigtevecht kun je langs de fortgracht lopen.
Bronnen:
René Ros – – Permalink