Kantoorgebouw Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek

Horizontal tabs

Beschrijving

Inleiding

KANTOORGEBOUW, gebouwd voor de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek. Het pand is gebouwd in 1905 naar ontwerp van de Amsterdamse architecten K. Muller en B. Schelling. Aanvankelijk was het de bedoeling dat ook de directie van de Nederlandse Olie Fabrieken (later Calvé) erin gehuisvest zou worden. Dat in het gebouw de directie zetelde komt tot uitdrukking in de representatieve vormgeving van het voorgebouw, waarbij macht en voornaamheid uitdrukkende elementen zijn toegepast. Binnen deze Heroriëntatie op traditionele bouwwijzen overheersen de vormen uit de Um 1800-stijl.

Het interieur van het gebouw kent een duidelijke tweedeling tussen zeer representatieve gedeelten enerzijds en sobere, vaak gewijzigde gedeelten anderzijds. De representatieve gedeelten bestaan uit de entree, de verkeers- en directieruimtes in het voorgebouw, en de imponerende grote hal met glazen kap, die is gelegen midden achter het voorgebouw. Deze onderdelen zijn vormgegeven in de stijl van het Rationalisme, waarmee moderniteit en kwaliteit tot uitdrukking werden gebracht. De vormgeving is beïnvloed door die van het Universiteitsmuseum te Oxford en de Beurs van Berlage. Bijzonder is de centrale stoomverwarming die is aangebracht voor de verwarming van de hal. De niet representatieve gedeelten van het gebouw worden gevormd door de kantoorruimtes, die aan noord-, zuid- en westzijde van deze hal zijn geplaatst. Ook het exterieur van deze kantoren is sober en tevens door verbouwingen aangetast. Met name de toevoeging van een tussenverdieping en een vierde bouwlaag in de jaren 1980 is hier debet aan.

Aan weerszijden van het voorgebouw bevinden zich smeed- en gietijzeren HEKWERKEN, opgehangen aan vierkante hekpijlers op hardstenen neuten.

Omschrijving

Het gebouw is gesitueerd aan de noordoostzijde van het fabrieksterrein van de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek, evenwijdig aan de Wateringseweg, aan de rand van de het centrum van de stad Delft. Aan weerszijden van het pand zijn doorgangen naar het achterterrein. Deze doorgangen zijn afgesloten door middel van giet- en smeedijzeren hekwerken, voorzien van speerpunten en bolvormige siermotieven. Het gebouw heeft een vrijwel rechthoekige plattegrond, met uitzondering van de door vijfzijdige erkers geflankeerde middenrisaliet in de voorgevel, waarin de hoofdentree is ondergebracht. De plattegrond biedt plaats aan het voorgebouw, de haaks op het voorgebouw geplaatste hal en diverse kantoorruimten, die aan de drie overige zijden van de centrale hal zijn gepositioneerd.

Het deels onderkelderde voorgebouw telt drie bouwlagen onder een samengesteld afgeplat schilddak, met op de hoogste nok een loden dakruiter met gietijzeren kruisbloem, windvaan en uurwerk. Het dak is gedekt met gesmoorde tuiles du Nord. De hoogte van de natuurstenen plint - granieten bossage en zandstenen blokmotief - beslaat de gehele eerste bouwlaag van het voorgebouw. De met rode baksteen in kruisverband gemetselde gevelvlakken beginnen vanaf de tweede bouwlaag. In de plint bevinden zich één-ruits vensters met meerruits klepraam in het bovenlicht. In de tweede en derde bouwlaag staan kruiskozijnen met één-ruits, naar binnen openslaande ramen en meerruits bovenlichten. De vensters zijn voorzien van hardstenen lateien, waarboven zich segmentboogvormige strekken bevinden. Dakkapellen, met de voor de Um 1800-stijl kenmerkende geknikte en korfboogvormige bekroning, doorbreken de smalle witte daklijst.

De eerste drie bouwlagen van de kantoorgevels zijn opgetrokken in rode baksteen. De vierde bouwlaag is een recente toevoeging. De symmetrische voorgevel (noordoostzijde) is door de middenrisaliet in drieën gedeeld. De twee vleugels zijn beide vier traveeën breed. De middenrisaliet bestaat uit een twee traveeën brede middenpartij, geflankeerd door de vier bouwlagen tellende vijfzijdige erkers. In de vierde bouwlaag van de erkers zijn spleetvensters aangebracht, waarmee de suggestie van een "verdedigbaar" gebouw wordt versterkt. De entree, een vierdelige, dubbel openslaande houten paneeldeur, waarvan tevens een vijfdelig glas-in-lood bovenlicht deel uitmaakt, is gemarkeerd door een twee bouwlagen hoge hardstenen rondboog. Boven de boog is de naam 'Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek' aangebracht.

De asymmetrische achtergevel heeft meerdere verbouwingen ondergaan, waaronder de toevoeging van de vierde bouwlaag en een twee bouwlagen tellende aanbouw met plat dak.

De asymmetrische linker zijgevel kent een zeer duidelijke tweedeling: de smalle gevel van het voorgebouw en de brede gevel van de kantoren grenzend aan de hal. De asymmetrische gevel van het voorgebouw telt drie bouwlagen. Boven een met kunststeen versierde gevelafsluiting zijn in het gevelvlak twee dakkapellen opgenomen. In de met natuursteen beklede eerste bouwlaag zijn vijf kruisvensters geplaatst. In de tweede en derde bouwlaag zet dit patroon zich slechts voort bij de drie linker traveeën. Op het grensvlak van de vierde en vijfde travee bevindt een overhoeks uitkragende erker, die zich uitstrekt over de twee bouwlagen. De gevel die behoort bij de kantoren aan de hal is vertikaal geleed door tien lisenen. In elke travee bevinden zich drie rechthoekige samengestelde vensters, waarbij de onderste twee aan elkaar gekoppeld zijn. De vensters zijn voorzien van een hardstenen latei met daarboven een gemetselde segmentboog. De asymmetrische rechter zijgevel is in hoge mate spiegelbeeldig identiek aan de linker zijgevel. Uitzondering vormt de overhoeks uitkragende erker, die in deze gevel alleen in de derde bouwlaag is aangebracht. In de tweede bouwlaag staan vijf vensters.

In het interieur vormen de entree, de receptie, de ontvangstruimte, de centrale hal, het trappenhuis, de galerijen rondom de hal en de directiekantoren een eenheid in materiaalgebruik en vormgeving. De centrale hal is voorzien van een op ijzeren dragers rustend glazen dak. De wanden zijn uitgevoerd in schoon metselwerk bestaande uit een geometrische afwisseling van gele en rode baksteen en oranje en blauw geglazuurde baksteen. Hardsteen elementen zijn toegepast voor constructief belangrijke plaatsen als zuilen en aanzetstenen. De vloer in de entreehal is voorzien van een geometrisch mozaïek, waarin Arabische motieven zijn verwerkt. In de centrale hal zijn marmeren vloerdelen aangebracht. De trap, die is opgebouwd uit kalkstenen traptreden, is voorzien van een houten trapleuning, steunend op een siersmeedijzeren constructie. In de ruimten is op verschillende plaatsen bouwkeramiek toegepast, vervaardigd door de in Delft gevestigde plateelfabriek 'Porcelyne Fles'.

Waardering

Het ontvangst- en directiegebouw van de Gist- en Spititusfabriek met bijbehorende hekwerken is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde.

Het gebouw is van cultuurhistorische waarde als een uitdrukking van een specifieke functie, namelijk het representatieve ontvangst- en directiegebouw van een internationaal opererende fabriek in gist- en spiritusprodukten.

Het gebouw is van architectuurhistorische waarde als een bijzonder voorbeeld van een bouwstijl. Het object heeft tevens architectuurhistorische waarde vanwege de belangrijke plaats die het inneemt in de oeuvres van de architecten Muller en Schelling.

Het gebouw heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarde vanwege de ruimtelijk-functionele en visuele relatie tussen het centrum en de fabriekslocatie, en als een bijzonder onderdeel van een vroeg voorbeeld van grootschalige industrialisatie.

De representatieve gedeelten van het gebouw zijn tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de hoge mate van gaafheid.

De Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek (Wateringseweg 1) werd in 1869 gesticht door J.C. van Marken, die toen het Weense-gistprocédé - ook wel Oostenrijkse methode genoemd - in Nederland introduceerde. In 1879 volgde een eerste uitbreiding in de vorm van een mouterij (fabriek A), waartegen in 1881 fabriek B werd gebouwd. Het geproduceerde gist werd vanaf 1886 als ‘Koningsgist’ op de markt gebracht; na de Tweede Wereldoorlog produceerde de fabriek penicilline. De productie verbeterde door de introductie van de Luchtgistmethode in 1894, waarvoor fabriek C werd gebouwd. Naast gerst werd maïs als grondstof gebruikt en na 1898 verwerkte men ook melasse tot gist en spiritus, met als restproduct (droge) spoeling. In 1883 richtte Van Marken samen met J.R. Tutein Nolthenius op hetzelfde terrein de Nederlandse Olie Fabriek op voor de productie van olie uit aardnoten: de Delftse slaolie. De fabriek werd later Calvé genoemd naar een in Bordeaux gevestigde fabriek waarmee men in 1898 fuseerde. Een beeldbepalende silo uit 1918 is in 1995 gesloopt. Ten behoeve van beide fabrieken verrees in 1905-'06 een door B. Schelling en K. Muller ontworpen directiekantoor in Nieuw Historiserende stijl met ‘Um 1800’-details. Het middengedeelte van dit drielaagse gebouw wordt geaccentueerd door een middenrisaliet met flankerende torens. De tweede verdieping heeft een open galerij, waaraan de kantoorvertrekken grenzen. Achter het voorgebouw bevindt zich een monumentale, kleurig gedecoreerde, hal met glazen overkapping. In 1928 verrees aan de zijde van de Kampveldweg een drielaagse werkhal, overgaand in een hoogbouwgedeelte voor de laboratoria. Dit functionalistische gebouw naar ontwerp van V. Jockin werd door Werkspoor Amsterdam uitgevoerd in staalskeletbouw en met stalen ramen. Aan de zijde van het Agnetapark staat de door Van Marken in 1890 gestichte drukkerij (J.C. van Markensweg 30), ontworpen met neorenaissancedetails door A. Zieren.De Visbrug (bij Voorstraat 59; 1869) is een opvallende trapjesbrug, gebouwd naar een eclectisch ontwerp van C.J. de Bruyn Kops. De tudorboogvormige overkluizing wordt gevormd door tegen elkaar geplaatste, gedecoreerde gietijzeren frontliggers. Zwaarder belaste bruggen bleef men uitvoeren als gemetselde boogbrug, maar dan met hardstenen bruggenhoofden en gietijzeren frontplaten. Voorbeelden hiervan zijn de door De Bruyn Kops ontworpen Haverbrug (bij Binnenwatersloot 1) en Mauriciusbrug over de Oude Delft (beide circa 1872). De vermoedelijk eveneens door hem ontworpen Hopbrug (bij Oosteinde 172; 1865) en Rapenbloembrug (tegenover Verwersdijk 116; 1891) zijn smalle trapjesbruggen met licht gebogen liggers van welijzer. De Oostpoortbrug (bij Oostpoort 1) is een ijzeren ophaalbrug uit 1867 met gietijzeren zwikken in de hameipoort. De hameistijlen en de balanspriemen van geklonken welijzer dateren van een herstelling in 1903. De Lepelbrug over de Watertorengracht (bij Wateringseweg 1) is een ijzeren ophaalbrug met geklonken hameipoort en een in vakwerk uitgevoerde balans, gebouwd in 1928-'29 door Werkspoor Amsterdam naar ontwerp L.W.G. de Roo de la Faille. De voorm. brugwachterswoning Nieuwe Plantage 114-115 is uitgevoerd in chaletstijl naar plannen van H. de Mol van Otterloo. De bijbehorende brug werd in 1931 vervangen door de verhoogd gelegen Nieuwe Reineveldbrug over het Rijn-Schiekanaal (Wateringsevest ong.). Deze brug met zeszijdig bedieningshuis naar ontwerp van W. Gijzen heeft drie openingen, waarvan er één als enkelvoudige basculebrug is uitgevoerd.

Adres

Wateringseweg 1
2611 XT Delft

Openingstijden

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0