Marinemuseum

Horizontal tabs

Beschrijving

Museumschepen Buiten de scheepsmodellen in de vaste presentatie bevinden zich op het museumterrein drie 'echte' museumschepen, die permanent voor publiek zijn opengesteld: onderzeeboot 'Tonijn'(1966), mijnenveger 'Abraham Crijnssen'(1937) en ramschip 'Schorpioen'(1868). Wie geïnteresseerd is in techniek, kan terecht op de afdeling Onderhoud en Techniek, die in een nabijgelegen oude geschutsmakerij is gevestigd. Daar is te zien hoe de Marine-onderhoudsbedrijven zich in de negentiende en twintigste eeuw ontwikkelden. Naast gereedschappen en werktuigen tref je er compleet ingerichte werkplaatsen, zoals een deel van een gieterij. Van 'Torentje' tot museumcomplex De vaste presentatie van het Marinemuseum is gehuisvest in een rijksmonument dat deel uitmaakte van Rijkswerf Willemsoord, een maritiem etablissement dat Jan Blanken in opdracht van de Franse keizer Napoleon Bonaparte in 1812 ontwierp. Het gebouw heet in de volksmond ook wel 'het Torentje', hetgeen verwijst naar het klokkentorentje op het dak. Aangezien in de negentiende eeuw niet iedereen in het bezit was van een horloge, gebruikten de werknemers van de Rijkswerf het uurwerk van het 'Torentje' voor het bepalen van hun werk- en rusttijden. Het torengebouw is in 1826 gebouwd als opslagruimte van brandstoffen. Nadat in de jaren '30 van de negentiende eeuw bleek dat de constructie van het gebouw niet geschikt was voor de opslag van zware materialen zoals kolen en turf, kreeg het 'Torentje' een andere bestemming. In de 125 jaren die volgden werd het gebouw onder meer gebruikt als slachthuis, als uitgiftepunt van groente en vlees en als opslagplaats van olie. In 1965 kreeg het haar huidige museale bestemming. Aangezien de collectie van het museum groeide en er door de komst van de Tonijn meer bezoekers kwamen, verrees in 1995 tussen het 'Torentje' en de 'Tonijn' een nieuw gebouw. Hier bevinden zich de depots, de kantoren en de entree. Ruim twee jaar later breidde het Marinemuseum opnieuw uit met mijnenveger 'Abraham Crijnssen'. In 1998 volgde de 'inlijving' van de traditiekamers van de Marine-onderhoudsbedrijven, die vanaf dat moment de afdeling Onderhoud en Techniek van het museum vormden. De laatste aanwinst is ramschip 'Schorpioen', dat sinds 2000 als derde museumschip voor publiek is opengesteld. Onderzeeboot 'Tonijn' Naast het Marinemuseum ligt onderzeeboot 'Tonijn' op het droge. De 'Tonijn' is een driecilinder onderzeeboot van de Potvis-klasse. Dit type onderzeeboot vormde tussen 1960 en 1991 de kern van de Nederlandse onderzeedienst. De Nederlander ir. M.F. Gunning ontwikkelde het principe van de driecilinder onderzeeboot. De constructie verbeterde de stabiliteit en stelde de boot in staat dieper te duiken dan andere onderzeeboten uit die tijd. Tussen 1966 en 1991 voerde de 'Tonijn' operationele missies uit en maakte vele eskaderreizen. Tegenwoordig is ze, met een lengte van 78 meter en een gewicht van ruim een miljoen kilo, de grootste blikvanger op het museumterrein. Mijnenveger 'Abraham Crijnssen' Na haar indienststelling in 1937 zette de 'Abraham Crijnssen' met drie zusterschepen koers naar Sabang (Oost-Indië). Vijf jaar later kreeg de mijnenveger, onder druk van de Japanse opmars in Nederlands-Indië, opdracht om uit te wijken. Tijdens de commandantenvergadering die volgde, werd de divisie waarvan de 'Crijnssen' deel uitmaakte, ontbonden. De commandanten konden kiezen: hun schepen vernietigen of een ontsnappingspoging wagen. De Oudste Officier gaf op de vergadering aan met zijn schip naar Australië te willen uitwijken. Op 6 maart 1942 werd de 'Abraham Crijnssen' met takken en bladeren als eiland gecamoufleerd en vertrok onder bevel van Anthonie van Miert richting Australië. Er werd 's nachts gevaren; overdag ging het schip vlak voor de kust voor anker, zodat de bemanning in de gelegenheid was de camouflage te verversen. In de nacht van 9 op 10 maart bereikte de 'Abraham Crijnssen' via Straat Alas de Indische Oceaan en meerde op 15 maart 1942 af bij Geraldton in Australië. Een bijna onmogelijke opgave was tot een goed einde gebracht. Voordat de 'Crijnssen' terugkeerde naar Nederlands-Indië in 1945, deed ze achtereenvolgens dienst als escorteur bij de konvooibescherming bij de oostkust van Australië, als opleidingsschip voor de onderzeebootbestrijding en als moederschip voor motortorpedoboten naar Port Darwin. Eind 1945 keerde de 'Crijnssen' weer terug naar Nederlands-Indië, waar zij ingezet werd bij patrouillediensten. In het eerste flottielje mijnenvegers keerde de 'Crijnssen' in 1951 terug naar Nederland. Na vijf jaar dienst voor de Technische Opleidingen van de Koninklijke Marine in Amsterdam, werd de 'Crijnssen' in 1956 overgebracht naar de Rijkswerf in Den Helder. Daar volgde een ombouw tot netpoortschip (nettenlegger, hulpschip voor het aanbrengen en onderhouden van netversperringen in de zeegaten). Deze taak vervulde de mijnenveger tot 1962 en werd daarna overgedragen aan de Haagse Zeekadetten. In 1971 'verhuisde' het schip naar Rotterdam om daar te dienen als opleidingsschip voor zeekadetten. In 1995 was de 'Crijnssen' pensioengerechtigd en de Koninklijke Marine wilde de oude mijnenveger vanwege haar heldhaftige verleden graag een oude dag bezorgen als museumschip. Ramschip 'Schorpioen' Zr.Ms. 'Schorpioen' werd in 1868 in dienst gesteld met als officiële benaming 'ramtorenschip'. Deze naam verwijst naar de puntige ramsteven aan de voorzijde, die was bedoeld om - in tijden van oorlog - vijandelijke schepen te 'rammen'. Het bleek echter niet nodig om het schip voor dergelijke operaties in te zetten. De enige trip die het ramschip over de grens maakte, was een eskaderreis naar België in 1871. Daar werden de stoffelijke overschotten van de tijdens de Belgische Opstand (1830-1833) gesneuvelde Nederlandse militairen opgehaald. In 1906 is de 'Schorpioen' 'van de sterkte afgevoerd', hetgeen betekent dat het schip vanaf dat moment niet meer ingezet kon worden als oorlogsschip. De 'Schorpioen' kreeg een nieuwe bestemming als opleidings- en logementsschip. Tijdens de tweede wereldoorlog viel het schip in Duitse handen en fungeerde als demobilisatie-, logement- en magazijnschip. In 1947 werd de 'Schorpioen' in Hamburg teruggevonden en naar Den Helder gesleept. Vanaf 1948 deed ze dienst als logementsschip voor leerlingen van de Technische Opleidingen van de Koninklijke Marine in Amsterdam, tot de Marine Vrouwen Afdeling (MARVA) haar in 1951 in gebruik nam en de Schorpioen weer naar Den Helder werd verplaatst. Nadat de Marva's in 1971 hun nieuwe onderkomen op de wal in gebruik namen, heeft de 'Schorpioen' nog tot haar uitdienststelling in 1982 onderkomen geboden aan leerlingen van de zeevaartschool in Den Helder. In 1982 kwam het ramschip in handen van de Stichting Ramschip Schorpioen, die haar naar een werf in Vlissingen liet slepen. Daar onderging het schip een grondige restauratie. Hoewel de 'Schorpioen' op dat moment - door de moderniseringen in de twintigste eeuw - haar oorspronkelijke karakter had verloren, werd ze waar mogelijk in originele staat teruggebracht. Na de restauratie heeft de 'Schorpioen' nog bijna 10 jaar dienst gedaan als museumschip in Middelburg. Eind 1998 kocht de Koninklijke Marine het ramschip terug en voegde haar toe aan de vloot van het Marinemuseum.

Adres

Hoofdgracht 3
1781 AA Den Helder

Telefoonnummer

0223-657534

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0