Museum Willet-Holthuysen heeft zijn naam te danken aan de laatste bewoners van het pand, Herengracht 605. Abraham Willet (1825-1888) was een verzamelaar van kunst en kunstnijverheid. Zijn weduwe Louise Holthuysen (1824-1895) bepaalde dat na haar overlijden de echtelijke woning opengesteld zou worden voor publiek.
Abraham Willet was de zoon van een beroemde Amsterdamse arts. Al op jonge leeftijd ontwikkelde hij interesse voor kunst en kunstnijverheid en begon hij met het aanleggen van een eigen collectie. Deze collectie van schilderijen, keramiek, glaswerk, zilver, meubelen, kostbare snuisterijen, prenten, tekeningen en foto’s is nu in wisselende tentoonstellingen te bezichtigen. Ook verzamelde hij beelden en legde hij een bibliotheek aan.
Interieur
Het echtpaar Willet-Holthuysen was zeer welgesteld. Het museum toont daarom niet alleen de verzameling van het echtpaar, maar ook de rijke interieur en leefstijl. Het huis zelf heeft nog een zeventiende-eeuwse indeling. Op de beletage bevinden zich onder andere een stijlkamer, typerend voor het Amsterdamse grachtenhuisinterieur, en een balzaal.
Het koepelzaaltje, oorspronkelijk in gebruik al theekamer, biedt uitzicht op de gereconstrueerde Franse tuin achter het pand. In het souterrain bevindt zich de antieke keuken. Deze is samengesteld uit onderdelen afkomstig uit andere panden. De keuken geeft een goed beeld van een dienstkeuken zoals gebruikelijk in Amsterdamse grachtenhuizen. Kenmerkend zijn de grote schouw, de hardstenen gootsteen met pomp en de glazen kast.
Jacob Hop
Het grachtenpand werd rond 1687 in opdracht van Jacob Hop (1654-1725) gebouwd. Hij was een Nederlands diplomaat en speelde een belangrijke rol in de Spaanse Successieoorlog. Ook had hij de functie van schatkistbewaarder van de Republiek. In 1732 liet hij zijn huis grondig verbouwen. Twintig jaar later kocht koopman Gerard Holthuysen het pand, die het rond 1861 overdeed aan zijn dochter Louisa en haar echtgenoot. Ook zij lieten een verbouwing doorvoeren.