Sint-Pietersabdij, Sint-Pietersabdijkerk

Horizontal tabs

Beschrijving

Voormalige Sint-Pietersabdij

Oudste stichting loopt vermoedelijk op tot het derde kwart van de 7e eeuw, kort na het ontstaan van de Sint-Baafsabdij, en zou volgens recente studies een onrechtstreekse stichting zijn van de H. Amandus door tussenkomst van zijn vriend Johannes. Eerste kerk en klooster gewijd aan de heiligen Petrus en Paulus.

Zeker aanzien in begin van de 8e eeuw en eerste ontbinding van de gemeenschap door Karel Martel die abt Celestius afzet in 719 en de bezittingen verdeelt onder zijn vazallen.

Heroprichting in 811 door Karel de Grote en korte culturele bloei voornamelijk onder de lekenabt Eginhart, tevens abt van Sint-Baafs.

Vernieling van de kloostergebouwen in 851 en voornamelijk in 879 met de invallen van de Noormannen. Vrij vlugge wederopbouw en hervorming vanaf 941 door steun van de graven van Vlaanderen, Boudewijn II en Arnulf de Grote.

In 975 reeds wijding van een nieuwe kerk door Adelberon, aartsbisschop van Reims. Stijgend belang van de kerk door het feit dat de graven van Vlaanderen er de investituur ontvangen en velen er begraven worden. De abdij volgt de regel van de H. Benedictus, ingevoerd door Gerard van Brogne. Bloeiperiode in de 11e en 12e eeuw: abten hebben wereldlijke, geestelijke en rechterlijke macht in het zogenaamde Sint-Pietersdorp dat onafhankelijk is van de stad Gent tot 1796 (gelegen tussen Ketelpoort, Kortrijksepoort, Walpoort en Heuvelpoort). Verdere uitbreiding van bezittingen door schenkingen, aankopen en ontginningen, talrijke parochies en heerlijkheden in Vlaanderen, bij Doornik en Rijsel, in Zeeuws-Vlaanderen en in Engeland. Nieuwe belangrijke kloosterhervorming volgens de regel van Cluny. Naast de financieel-economische moeilijkheden eind 12e en begin 13e eeuw kwam een religieuze crisis midden 13e eeuw de toestand van de abdij geenszins verbeteren. Economisch herstel eind 13e eeuw en relatieve bloei in de 14e en 15e eeuw tot de beeldenstormers in 1566 en 1578 de abdij opnieuw ten gronde brachten en de romaanse kloostergebouwen haast volledig vernielden.

Terugkeer van de monniken in 1584 en begin van de wederopbouw. De grondvesten van de kerk, refter, kloostergang en kapittelzaal werden grotendeels herbruikt doch de hoofdrichting van het complex veranderde (noord-zuid-gericht). Bouw van nieuwe pand begonnen in 1592 onder abt Lambert Huberti, beëindigd in 1636. Grootste bouwcampagne echter onder abt Schayck die de nieuwe refter, kapittelzaal en kwartier van de abt liet bouwen. Ook werd de eerste steen gelegd van de nieuwe kerk (1629) die slechts een eeuw later voltooid zal zijn.

Uitbreiding van abtskwartier in 1727 en bouw van proosdij (in 1734) die reeds in 1779 verbouwd werd. Uitbouw van kloostergebouwen onder abt Standaert (1730 westvleugels, 1752 oostvleugel) en Seiger (1770, zuidvleugel met infirmerie) die voornemens was alle gebouwen te laten vernieuwen door architect L.B. Dewez. Eind 18e eeuw immers bereikte de abdij haar hoogste macht. Kort nadien echter werd ze afgeschaft onder het Frans Bewind (1796) en de goederen verbeurd verklaard. De kerk kon onder meer gered worden door toedoen van K. Van Hulthem, en werd departementaal museum voor schilderkunst tot 1810, (datum waarop ze aan de eredienst werd teruggegeven). Sloping van de oorspronkelijke Onze-Lieve-Vrouweparochiekerk (1799) en inrichting van de vroegere abdijkerk als parochiekerk onder de naam van Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Pieters.

Aankoop van de kloostergebouwen door de stad (1810) en onderbrengen van kazerne in het oostelijke complex. Westelijke complex daarentegen gesloopt (1811) om plaats te maken voor een marsveld, het huidige Sint-Pietersplein naar ontwerp van architect Leclerc-Restiaux.

Rond 1950 worden voormalige kloostergebouwen verlaten door de militairen en beginnen systematische en grondige doch vrij harde restauraties door de stad.

Heden zijn het Centrum voor Kunst en Cultuur (sinds 1961), het Schoolmuseum M. Thiery (1970), de Directie voor Culturele Zaken en de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie (1974/75) en een Jeugdherberg respectievelijk ondergebracht in het pand, de infirmerie, de ontvangstzalen en slaapvertrekken van het voormalige abdijcomplex. Opgravingen in de buitentuin en restauratie van de refter zijn nog aan de gang.

Voormalige Sint-Pietersabdijkerk, heden parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Pieters

Huidige barokke kerk voorafgegaan door verschillende gebouwen waarvan het grondplan en de opstand bekend zijn door het zogenaamde "rode plan" (16e-eeuws) en tekeningen van Van Wijnendaele (1560) evenals door opgravingen van 1932.

Van de allereerste constructie is niets bekend. In 975, wijding van een nieuwe romaanse kerk met basilicaal schip, transept en vierkante kruisingtoren. Belangrijke uitbreiding in begin 13e eeuw met tweede transept, halfronde koorsluiting, kooromgang en klavervormige Mariakapel in laat-romaanse stijl. Talrijke aanbouwen in gotische stijl na brand van 1378; in 1535 toevoeging van octogonale geleding op kruisingtoren.

Totale vernieling in 1580 door de beeldenstormers met uitzondering van enkele kapellen, gedeeltelijk hersteld door de monniken bij hun terugkeer in 1584. Volledige sloping van de kerk en grondvesten als fundering voor nieuwe kerk gebruikt. Getuigen van de romaanse kerk bleven bewaard langs de oostzijde: twee muren van de huidige askapel van Doornikse en Balegemse steen voorzien van drie dikke steunberen met versnijding.

In 1629 eerstesteenlegging van de barokke kerk door bisschop Triest, onder abt Schayck. Eerste ontwerp hoogstwaarschijnlijk toe te schrijven aan de jezuïtenbroeder en beschermeling van de Aartshertogen Albrecht en Isabella, Pieter Huyssens (1577-1637) die onder meer aan de Sint-Carolus Borromeuskerk te Antwerpen en de Sint-Walburga te Brugge werkte en door een reis naar Italië op de hoogte was van de klassieke architectuur.

Eerste belangrijke bouwcampagne van 1629 tot 1649: bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekapel op de oude funderingen, koor, oosttoren, twee trapkokers en gewelven. In 1651 werd het koor in gebruik genomen. Na een halve eeuw rust, tweede belangrijke bouwactiviteit in de vroege 18e eeuw met bouw van de centrale westbouw met koepel (voltooid in 1722) en de westgevel (gedateerd 1719).

De huidige kerk ontvouwt een typische barokke kerkplattegrond met hier uitzonderlijk een in elkaar gewerkte westelijke centrale en een oostelijke longitudinale aanleg, tot 1845 van elkaar gescheiden door een grote portiek. De centrale aanleg (normaal in het oosten) in de vorm van een Grieks kruis met centrale koepel is duidelijk geïnspireerd op de Il Gesu- en Sint-Pieterskerk te Rome. De longitudinale partij met basilicaal koor van vier traveeën, halfronde absis, kooromgang en zeszijdige askapel met sacristieën vormde het oorspronkelijk koor van de monniken.

De harmonie tussen de twee delen vinden we zowel in het inwendige als in het uitwendige van de kerk, bovendien geaccentueerd door éénzelfde materiaalgebruik, namelijk Ledesteen.

Uitwendig: homogene en geslaagde combinatie van de westbouw met Grieks kruis waarvan de westelijke arm voorzien is van een iets gedrukte voorgevel doch meesterlijk gedomineerd door de octogonale koepel met harmonische trommel en bekronende kalot en het oostelijk gedeelte met eenvoudige vierkante toren met speelse peervormige bekroning op de koorgang.

Westgevel, op cartouches gedateerd "anno 1719", met typische barokke compositie: twee geledingen gescheiden door een hoofdgestel, verticaal geritmeerd door vlakke pilasters gemarkeerd door vier groepen van elk twee vlakke Corinthische pilasters die rusten op geprofileerde sokkels en het sterk gekornist hoofdgestel dragen. Centraal portaal met ingeschreven rondboogvormige vleugeldeur in booglijst op imposten, geflankeerd door Corinthische pilasters die een gebogen fronton met guirlandevulling ondersteunen.

Erboven, rondboognis geflankeerd door identieke pilasters onder driehoekig fronton en voorzien van een 19e-eeuws Onze-Lieve-Vrouwebeeld. Kleinere rondboogvormige zijnissen oorspronkelijk bedoeld voor beelden van de heiligen Petrus en Paulus.

Zijtraveeën met rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met oren en bekronend gebogen fronton. Spiegels op de borstwering.

Tweede smallere geleding geritmeerd door Toscaanse pilasters en geflankeerd door vleugelstukken met twee monumentale siervazen op de hoekpostamenten. Groot centraal venster met onderbroken gebogen fronton met wapens van de abdij, (Doornikse steen): drie sleutels van goud bekroond met mijter en kroon tussen kruisstaf en zwaard, symbolen van de dubbele macht van de abt. Geheel geflankeerd door gehurkte figuren van de Liefde en de Hoop naar ontwerp van J.B. Delsaert. Bekronend topstuk met kruis.

Erboven oprijzende slanke koepel (van 1722) met octogonale trommel doorbroken door rechthoekige vensters met afwisselende driehoekige en gebogen frontons; casementen op de borstwering. Geaccentueerde hoeken met gegroefde pilasters die het gekornist hoofdgestel en het sierlijk koepelgewelf (leien) met lantaarntje dragen. Gerestaureerd met gebruik van Massangis in 1969-1972 onder leiding van R. Van Driessche.

Zijarmen van Grieks kruis onder afzonderlijke schilddaken (leien) eenvoudig geleed door lisenen en doorbroken door een centraal getoogd venster. Vrij sobere zijgevels van koor met zijbeuken verlicht door zes getoogde benedenvensters in geriemde omlijsting met oren, afgedekt met lessenaarsdak. Hoogkoor verlicht door licht getoogde vensters per travee gevat in een rondboognis en gescheiden door afgeschuinde steunberen. Ronde overkragende hoektorentjes onder kegelvormige bedaking.

Imposante vierkante oosttoren, symbool van de macht van de abdij, dominerend over de Schelde. Blinde onderbouw en een geleding boven het koor voorzien van rondboogvormige galmgaten tussen lisenen. Speelse peervormige bekroning van 1765, aangebracht onder abt Seiger. Restauratie begonnen in 1976. Oostgevel met centrale zeszijdige askapel met behouden romaanse muren, onder koepelvormige bedaking met lantarentje, aanleunend tegen de toren. Zijsacristieën onder lessenaarsdak.

Indrukwekkend, harmonieus en monumentaal kerkinterieur. Sterke ruimtesuggestie en indruk van grootsheid voornamelijk gecreëerd door de dominerende open koepel en het ruime koor dat als het ware fungeert als schip. De gematigde barokke vormgeving wordt onder meer ondersteund door het materiaalgebruik, namelijk natuursteen.

Vier centrale pijlers met afgesnuit binnenvlak, geflankeerd door Corinthische pilasters die een sterk geprofileerd hoofdgestel dragen, zijn verbonden door brede rondbogige, met casementen verrijkte gordelbogen en verdelen de westruimte in negen partijen. Pijlers met rondboognissen voorzien van beelden van de twaalf apostelen en vier kerkvaders naar ontwerp van de Antwerpse beeldhouwer J.B. Gillis, P.A. Verschaffelt en J.B. Van Helderbergh.

De overgang van vierkante plattegrond naar cirkelvormige koepel wordt meesterlijk bekomen door pendentieven met bekronend hoofdgestel dat een cirkelvormige omgang vormt aan de basis van de koepel. Prachtige beelden van de vier evangelisten met hun symbolen temidden van wolken en putti verrijken de pendentieven en zijn het werk van J. Boeksent en P. De Sutter (1721-1722). Rechthoekige vensters met afwisselend bekronend driehoekig en gebogen fronton, gescheiden door vlakke pilasters, verlichten de achtkantige trommel waarop de cirkelvormige koepel, verrijkt met gesculpteerde panelen rust. Overkluizing van de acht vierkante ruimten rondom de koepel met gedrukte kruisribgewelven, verbonden door brede gordelbogen; gewelfvlakken verrijkt met vergulde sterren.

Tegen de westgevel, monumentaal marmeren portaal; aanvankelijk de portiek die het koor van de monniken van de benedenkerk scheidde, in 1845 verplaatst door architect L. Roelandt om de parochiekerk een ruimtelijke eenheid te geven. Twee monumentale marmeren rondbogen, geflankeerd door Ionische zuilen met bekronend fronton, verlenen toegang tot de twee treden hoger gelegen zijbeuken van het koor.

Koor van vier traveeën en drie beuken door twee maal vier zware rechthoekige pijlers met flankerende Corinthische en Toscaanse pilasters van elkaar gescheiden. Drieledige opstand met lage rondboogvormige scheibogen, rechthoekige openingen (heden afgesloten door schilderijen) die oorspronkelijk de beukgalerij verlichtten, en steekboogvormige bovenlichten. Breed gekornist hoofdgestel van de koepelpijlers, doorlopend boven de beukgalerij waardoor een merkwaardige eenheid tussen beide kerkdelen ontstaat.

Middenbeuk overkluisd door middel van kruisribgewelven, zijbeuken met gedrukte gewelven met stermotieven gescheiden door brede gordelbogen met casementen versierd.

Halfronde absis ingesloten door drie gebogen muren met zelfde drieledige opstand, overkluisd door drieledig gewelf gescheiden door twee brede ribben met eveneens casementversiering.

Kooromgang van koor gescheiden door vijf rondbogen voorzien van prachtige gesmeed en verguld ijzeren hek naar ontwerp van meestersmid Maniet van Kamerijk.

Zeszijdige askapel, ingeschreven in de resten van 13e-eeuwse romaanse klaverbladvormige kapel, uitziend op de kooromgang en hiervan afgesloten door gelijkaardig rococohek. Overkluizing met koepel op zes brede ribben die rusten op pilasters met puttikapiteel; rondboogvormige vensters.

Mobilair: Als abdijkerk bekend om zijn weelderig en rijk kerkmobilair. Talrijke kunstwerken gingen echter verloren tijdens de beeldenstormen en de Franse bezetting.

Schilderijen: voornamelijk afkomstig uit de voormalige abdijgebouwen of het departementaal museum dat tijdens het Frans bewind in de kerk was ondergebracht. Onder meer werken van Th. Van Thulden (de zegepraal van de Eucharistie, Verheerlijking van de Eucharistie en de Zegepraal van de Kerk); werken van J. Janssens (eerste helft 17e eeuw, Bevrijding van H. Petrus); van P.N. van Reysschoot (18e eeuw, de Wonderbare visvangst, Christus en de blindgeborene); werken van Jan Van Doorsselaer (18e eeuw) in de vensters van de koortribunes (Het Laatste Avondmaal, De Verrijzenis, Tien episoden uit het leven van de H. Petrus, de torenbrand van de Onze-Lieve-Vrouwkerk); belangrijk werk van G. de Craeyer (17e eeuw) in het Benedictusaltaar (De schildknaap van Totila ontvangen door H. Benedictus); verder werken van N. de Liemaeckere, J.B. Simons; P. Hals, Jan van Cleef, P. Thyssens, P. van Avont, P. Thys...

Beeldhouwwerk: naast de belangrijke reeds vermelde beelden van de vier evangelisten die de pendentieven sieren en de nisbeelden van de twaalf apostelen en vier kerkvaders, zijn nog te vermelden - monumentaal beeld van de Christus-Verlosser naar ontwerp van J.B. Gillis, oorspronkelijk geplaatst op de portiek van het doksaal, heden achteraan in de kerk; vier prachtige beelden tegen de pijlers van de absis, namelijk de vier deugden: Voorzichtigheid, Rechtvaardigheid, Sterkte en Matigheid naar ontwerp van J.B. Gillis.

Enkele beschilderde en vergulde houten beelden in het koor; gotisch beeld van Onze-Lieve-Vrouw ter Rive van albast (16e eeuw) heden gestoffeerd.

Meubilair: preekstoel uit eind 18e eeuw met grauwgravure, kruisbeeld toegeschreven aan Duquesnoy. Hoogaltaar van 1921 naar ontwerp van Vaerwyck en Sinia. Sint-Benedictusaltaar naar ontwerp van O. Henry. Kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Rive met barokaltaar naar ontwerp van J.B. Cock, onder meer met Onze-Lieve-Vrouwebeeld de zogenaamde Madonna van de Blandijn (14e-eeuws) en barokbeelden.

Bijzonder vermeldenswaardig zijn de gesmeed en verguld ijzeren koorsluitingen in rococostijl, besteld door abt Standaert aan meestersmid Maniet van Kamerijk waardoor protest ontstond van de Gentse smeden, gemaakt tussen 1742 en 1749 en qua artistieke kwaliteiten te vergelijken met de hekken van het Stanislasplein te Nancy.

Doksaal: oorspronkelijk monumentale marmeren koorsluiting, in 1845 voor de ingang geplaatst naar ontwerp van architect L. Roelandt, vermoedelijk ontworpen rond 1782 door architect J.B. Simoens.

Orgel gebouwd door P. Van Peteghem (1847), kast en beeldhouwwerken van J.J. Bogaert (1848).

Verder bezit de kerk nog een belangrijke verzameling aan edelsmeedwerk.

Voormalige kloostergebouwen.

De nog bestaande gebouwen, overwegend daterend uit de 17e en 18e eeuw vormen slechts het oostelijke blok van een aanvankelijk veel ruimer complex. Zoals reeds vermeld werden de romaanse kloostergebouwen die een vrij ingewikkeld grondplan vertoonden (confer Cluny) en volgens de regels der benedictijnen waren opgetrokken met de kloostergang ten zuiden van de kerk en ten noorden van de refter, haast volledig vernield door de beeldenstormers. Langzame wederopbouw in laat-gotische stijl en traditionele stijl. Omstreeks eind 18e eeuw bereikte de abdij zijn grootste uitbreiding en vertoonde volgende vorm: een ruime vierkante binnenplaats omgeven door gebouwen, afgesloten door ijzeren hekken en voorzien van twee ingangen, in het noorden en in het zuiden bij het zogenaamde Stalhof. Het westelijke complex was het gebouw met het abtskwartier (1619 en 1727) en de prelaatsgebouwen met onder meer een rechtbank en gevangenis (1734 en 1779) en verdween in 1811. Het oostelijke resterende complex gebouw omvat de eigenlijke kloostervertrekken die gegroepeerd zijn rondom twee binnenplaatsen: in het noorden het pand, aanleunend tegen de zuidflank van de kerk met ten oosten de kapittelzaal, ten zuiden de refter en ten westen de ontvangstkamers. De slaapvertrekken, infirmerie, ontvangstkamers en stallingen omsluiten een tweede binnenplein. De abdijbrouwerij- en bakkerij strekken zich uit aan de huidige Kantienberg.

Kloostergang, daterend van 1592 en gedateerd 1636 (datum in zuidoosthoek), opgetrokken uit Doornikse steen en zandsteen in laat-gotische en traditionele stijl. Vier panden op het rechthoekige hof geopend met spitsboogvormige benedenvensters met gotische tracering gescheiden door versneden pilasters die reiken tot boven de gelijkvloerse verdieping; eerder traditionele kruiskozijnen afgelijnd door waterlijsten op de bovenverdieping. Oost- en westpand van zeven traveeën met centrale deur en langere noord- en zuidpand met centrale vijfzijdige en driezijdige uitbouw, voorheen respectievelijk gebruikt als rouwkapel en lavatorium.

Overwelfde kloosterpanden met gedrukte gewelven met stuccostermotieven, onder meer met wapenschild van de abdij (in het westpand), gescheiden door natuurstenen gordelbogen. Noordwesthoek met brede rondboogdoorgang met holrond beloop, geflankeerd door verdiepte pilasters onder bekronend gebogen fronton. Opklimmende trap naar huidig straatniveau, in 1848 verhoogd bij de nivellering van het Sint-Pietersplein. Bevloering met behouden herdenkingsstenen en grafstenen van de verschillende abten die tot 1748 in de panden begraven werden.

Een afdalende trap in de noordoosthoek leidt naar de overwelfde kelder (romaans?) gelegen onder de kerk.

Aanleunend tegen het oostpand, vroegere kapittelzaal op de begane grond en bibliotheek op de bovenverdieping, opgetrokken tussen 1616 en 1635.

In vrij oorspronkelijke staat gerestaureerde kapittelzaal met spitsboogvormige vensters met gotische tracering en gelijkaardige geajoureerde vensters tussen het pand en de zaal. Van de 18e-eeuwse bibliotheek op de bovenverdieping, vermaard om zijn lambrizeringen met spiegels en beschilderd plafond, bleef na het verblijf van de militairen haast niets bewaard. De ruimte werd in twee moderne tentoonstellingszalen herschapen, de zogenaamde "witte zaal".

Achtergevel uitziend op de buitentuin. Twee bouwlagen van zeven traveeën met spitsboogvormige benedenvensters met gotische tracering: Aflijnende waterlijsten en ruime rechthoekige bovenvensters in geprofileerde arduinen omlijsting met ijzeren roedenverdeling. Eerste twee traveeën met steekboogvormige benedenvensters en kleinere steekboogvormige en rechthoekige bovenvensters.

In het zuiden aanleunende refter, tussen 1615 en 1631 wederopgebouwd op de vroegere funderingen met behoud van de westpuntgevel en twee linkertraveeën van ongeveer 1375. Voorgevel (Sint-Pietersplein) van Doornikse steen met verwerking van zandsteen. Twee bouwlagen van drie traveeën onder haaks zadeldak (leien).

Kelderverdieping met steekboogvensters; verder kleine rechthoekige vensters. Horizontaal belijnende waterlijsten en brede geveltop verrijkt met hoge spitsboognissen met drielobtracering en smalle rechthoekige doorbrekingen.

Zuidelijke zijgevel, uitziend op het tweede binnenplein met twee bouwlagen van twaalf traveeën, evenals de voorgevel opgetrokken uit Doornikse steen met speklagen en opvulling van zandsteen. Begane grond met nog niet gerestaureerde, sterk verbouwde rechthoekige vensters en deuren; spitsboogvormige bovenvensters in geprofileerde zandstenen omlijsting met ijzeren roedenverdeling.

Gewelfde kelders ingenomen door de "International Club of Flanders" en boven indrukwekkende ruimte met houten overwelving, in de loop van de 18e eeuw beschilderd door P. van Reysschoot met allegorische scènes en episoden uit het Oude en Nieuwe Testament. De 17e-eeuwse landschapschilderijen die aanvankelijk de wanden sierden werden in 1796 naar het departementaal museum in de SintPieterskerk en nadien gedeeltelijk overgebracht naar het Museum voor Schone Kunsten. Achter de refter, voormalige keuken, thans receptiezaal of zogenaamde "Zaal met de twee haarden".

Westvleugel, voormalige ontvangstzalen, aanleunend tegen het westpand met voorgevel op het Sint-Pietersplein, gebouwd in 1730 naar ontwerp van Bernard de Wilde in een vrij traditionele stijl, heden gerestaureerd. Twee bouwlagen van acht traveeën onder schilddak (leien) met dakkapelletjes, rechts overlopend in de voorgevel van de refter. Baksteenbouw boven een plint van Doornikse steen met verwerking van zandsteen voor vensteromlijstingen en kordons. Registers van kruiskozijnen afgelijnd door kordons ritmeren de gevelwand en accentueren de horizontale gerichtheid.

Gelijkaardige vleugel van zeventien traveeën, rechts van de refter, onder lager zadeldak. Brede rondboogvormige poort in elfde travee met kwarthol beloop op neuten, met imposten en sluitsteen ingeschreven in een rechthoekige arduinen omlijsting met geblokte hoekpilasters die een hoofdgestel ondersteunen. Wapenschilden van de abdij op de bovenpenanten. Grote muurankers. Noordelijke zijgevel van vijf traveeën met links gekoppelde kruiskozijnen en gekoppelde deuren met bolkozijn bovenlicht op de verhoogde begane grond, toegankelijk langs een monumentale trap met bordes.

Zuidelijke zijgevel van twee gelijkaardige traveeën in de Kantienberg. Hogere plint met venstertjes door het dalende straatniveau.

Verankerde bakstenen achtergevel uitziend op de tweede binnenplaats. Oostvleugel, aanleunend bij de kapittelzaal, met voorgevel op de tweede binnenplaats, voormalige slaapvertrekken, op cartouches gedateerd "anno 1635". Bak- en zandstenen voorgevel van vijf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (leien) met rechts een zijtrapgevel. Door waterlijsten gemarkeerde registers van kruis-en bolkozijnen met zandstenen neggen. Centrale rondboogdoorgang naar de buitentuin. Gedateerde cartouches op de zijpenanten van de tweede bouwlaag. Aflijnende geprofileerde zandstenen kroonlijst. Achtergevel van acht traveeën met gelijkaardige ordonnantie en doorgang in de derde travee.

Rechts, in de oksel van de oude en nieuwe slaapvertrekken, vierkante aanbouw (traptoren) afgezet met zandstenen hoekblokken en doorbroken door vierkante venstertjes. Korfboogpoortje op de begane grond.

Aanleunende vleugel met voormalige slaapvertrekken, heden Jeugdherberg. Sober bakstenen gebouw, volgens archiefstukken van 1752. Acht traveeën brede voorgevel met drie bouwlagen onder rechts afgewolfd dak (leien) met dakkapellen. Rechthoekige vensters met zandstenen hoekblokken en dorpels onder strekse ontlastingsboog. Aflijnende geprofileerde zandstenen kroonlijst.

Achtergevel van twaalf traveeën met vier bouwlagen onder afgewolfd dak met dakkapelletjes. Bakstenen gevel geritmeerd door rechthoekige vensters in geprofileerde arduinen omlijsting. Vierkante venstertjes op de zichtbare kelderverdieping.

Verankerde zuidelijke zijgevel op hoge plint met luik. Een venstertravee. Zuidvleugel met voorgevel op de tweede binnenplaats, voormalige infirmerie gebouwd in 1770 naar ontwerp van L.B. Dewez, heden Schoolmuseum M. Thiery.

Voorgevel van elf traveeën met twee bouwlagen onder afgewolfd dak (leien). Witgeschilderde lijstgevel op hoge arduinen plint met keldergaten. Aanvankelijk sterk gemarkeerde middenpartij voorzien van een portiek met kolossale Corinthische zuilen, in 1819 weggenomen en herbruikt voor de portiek van de universiteitsaula (Voldersstraat). Huidige drie middentraveeën nog voorzien van verdiepte penanten. Centrale rondboogdeur geflankeerd door arduinen pilasters met imposten die de booglijst ondersteunen; voorzien van dubbele trap met bordes. Steekboogdeur onder de trap verleent toegang tot de gewelfde kelderverdieping, ingenomen door de kruisboogschuttersgilde Sint-Rochus. Horizontaal gelede gevel met arduinen kordons en aflijnend hoofdgestel. Rechthoekige vensters in vlakke arduinen omlijsting met sluitsteen. Rondboogvormige bovenvensters met arduinen booglijst op imposten op de middentravee. Reliëfplaat met voorstelling van de Opwekking van Lazarus boven de deur.

Achtergevel (Kantienberg) van elf traveeën met twee bouwlagen op een naar rechts toe steeds hoger wordende plint door het dalende straatniveau. Plint van Doornikse steen met getoogde keldergaten. Witgeschilderde lijstgevel met horizontaliserende arduinen kordons en drie traveeën brede uitbouw van één travee onder haaks zadeldak en driehoekig fronton met oculus. Centraal rondboogvenster met arduinen booglijst op imposten geflankeerd door ruime rechthoekige vensters onder driehoekig fronton; rondboogvormige bovenvensters. Vlakke arduinen pilasters lijnen de middentravee af. Omlijste rechthoekige vensters in de zijtraveeën.

>Mobilair: rotonde met rondboognissen met rocaillebekroning, gang met stucplafonds met typische rococomotieven.

Achter het complex gebouw gelegen, buitentuin van de abdij, afdalend naar de Schelde. Verschillende opgravingscampagnes sinds 1972 brachten heel wat grondvesten en archeologisch materiaal aan het licht die wijzen op een doorlopende menselijke aanwezigheid vanaf de 9e eeuw tot op heden. De wetenschappelijke bestudering van dit alles zal mogelijk tot een vernieuwde visie op de abdij leiden.

Parallel aan de Schelde gelegen voormalige "militaire bakkerij" van 1853 met vermoedelijk oudere kern, eind 1976 tot boven de funderingen gesloopt om het gezicht op het gerestaureerde abdijcomplex te bevorderen en de aanleg van een tuin mogelijk te maken. Behouden hardstenen onderbouw met vier omlijste rondboogpoorten onder bekronende druiplijst. Links aanleunende natuurstenen terrasmuur met rondboogopeningen en bekronende ijzeren leuning.

Aan de huidige Kantienberg gelegen voormalige abdijbrouwerij en -bakkerij. Twee gebouwen gedeeltelijk opgetrokken uit Doornikse steen en baksteen onder zadeldak (pannen) met dakkapelletjes, volgens archiefstukken daterend van 1764. Weinig doorbroken straatgevel verankerd met enorme muurankers. Verankerde bakstenen voorgevel van elf en zes traveeën met twee ongelijke bouwlagen door het sterk dalende straatniveau. Rechthoekige vensters.

  • Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, F.22/D.17; F.24/D.18.
  • Stadsarchief Gent, reeks F, nummer 161.
  • DE BUSSCHER E. 1847: Notice sur l'abbaye de Saint-Pierre à Gand, Gent.
  • DE BUSSCHER E. 1867: L'abbaye de Saint-Pierre à Gand, Gent.
  • DE KEYSER E. 1973: Sint-Pietersabdij, Oost-Vlaanderen: abdijen en begijnhoven , Gent, 4-5.
  • DE LEYE G. 1973: Sint-Pietersplein , studie van het Centraal Architectenbureau, Universiteit Gent.
  • DERUELLE M. 1933: De Sint-Pietersabdij te Gent, Archeologische studie, Gent.
  • DERUELLE M. 1959: Problemen aangaande de Sint-Pietersabdij te Gent, Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde XIII, Gent, 25-34.
  • DE SCHEPPER A. 1975: Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Pieters, Gent, Korte schets, geschiedenis, kunst , Gent.
  • s.n. 1975: Gent, duizend jaar kunst en cultuur III, Gent, 35-37.
  • s.n. 1975: Gids van de Sint-Pietersabdij te Gent, Gent.
  • KERVIJN DE VOLKAERSBEKE P. 1857: Les églises de Gand, II, eglise paroissiale de Notre-Dame , Gent, 221-250.
  • VAN DRIESSCHE R. 1978: De Barok-Sint-Pieterskerk te Gent, Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde, nieuwe reeks , Gent.
  • VERHAEGEN P. 1938: De oude kerken van Gent, Ars Belgica, VIII, De kerk van Onze-Lieve-Vrouw en den H. Petrus , Antwerpen, 53-59.
  • VERHULST A. 1953: Over de stichting en vroegste geschiedenis van de Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdijen te Gent, Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheid kunde, nieuwe reeks VII, Gent, 353.
  • VOET L. 1944: Over de stichting en vroegste geschiedenis van de Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdijen te Gent, Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde, nieuwe reeks I, Gent, 81-126.

Adres

Kantienberg 9
Gent (Gent), België

Openingstijden

Facilities

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0