De nieuwe makers

Now: Doe het zelf!

ITIN Social

  • Gerard Verbeek
  • Truus Gerritsen
  • Ans Hazenbrouck

Nog geen reacties

Then: Huiswerk

Huisnijverheid Vakmanschap in de woonkamer

Eigen ideeën Lokale makers, lokale producten

De Lakenhal Leiden Lakenstad

ITIN Social

  • Gerard Verbeek
  • Truus Gerritsen
  • Ans Hazenbrouck

Nog geen reacties

Huiswerk

Introduction

Huisnijverheid

In de vroegmoderne tijd - met name de 17e en 18e eeuw - bloeide de huisnijverheid, onder historici ook wel bekend onder Engelse termen als het putting-out system of cottage industry. Het was een belangrijk onderdeel van de vroegmoderne economie, verantwoordelijk voor de productie van een enorme hoeveelheid goederen. Het principe was simpel: arbeiders werkten thuis aan producten. Een koopman sloot een contract af met een of meerdere kleine producenten, bracht hen de materialen die ze nodig hadden en kwam het afgewerkte product vervolgens weer ophalen. De producent kreeg na verkoop op de markt pas betaald voor zijn werk. Het proces kon via meerdere stappen verlopen: één producent vervaardige een half-fabrikaat, wat vervolgens bij een andere producent werd afgewerkt tot een volwaardig product, waarna de koopman het op de markt verkocht. Het systeem speelde een belangrijke rol in de productie van zulke gevarieerde goederen als textiel, voedsel, schoenen, sloten en wapens. De huisnijverheid nam vooral een grote vlucht op het platteland van West-Europa. Boeren, gebonden aan hun land maar zonder werk in de wintermaanden, zagen een mooie kans om hun inkomsten te verhogen met bijvoorbeeld het weven van wol. Groot verschil met latere arbeid was dat veel kleine producenten hun eigen productiemiddelen bezaten. Hoewel ze voor hun materialen afhankelijk waren van een koopman, beschikten ze over hun eigen werktuigen, ovens of weefgetouwen. Tegenover die vrijheid stond dat wanneer de verkoop tegenviel, de koopman zijn verlies terugvorderde op de producenten die hij had ingehuurd.

Eigen ideeën

De huisnijverheid was een tekenend onderdeel van een economie waar het volstrekt normaal was om je eigen productiemiddelen te bezitten en te gebruiken. Voor het intreden van de Industriële Revolutie in de late 18e eeuw - en lang voor Henry Ford's lopende band in 1913 - waren gestandaardiseerde producten relatief zeldzaam. De vaardigheden  en specialisaties van arbeiders verschilden sterk. Grondstoffen en producten waren onderhevig aan allerlei ecologische factoren, zoals weer, ziektes of grondkwaliteit. Daarnaast stonden lokale tradities sterk. Veel Europese steden, dorpen en regio's hadden hun eigen voedselwaren, voorkeuren voor veesoorten of gewassen en nijverheidstradities. Het overgrote merendeel van de bevolking leefde op het platteland en werkte in de landbouw of veeteelt. Met weinig middelen en een beperkte toegang tot markten waren veel boeren op zichzelf aangewezen om in hun onderhoud te voorzien. Dat betekende in de praktijk het verbouwen van je eigen voedsel, maar ook het maken van je eigen kleding, repareren van je eigen gereedschap of het brouwen van je eigen bier. Juist in de hoogtijdagen van de huisnijverheid kwam hier echter verandering in. Het putting-out system integreerde kleine producenten steeds verder in een economisch web dat zich vanaf de 17e eeuw uitstrekte over Europa en Amerika. Toegang tot de markt werd gemakkelijker en door hun extra arbeid gingen de levensstandaarden voor een klein aantal boeren omhoog. De Nederlandse Republiek liep voorop in deze ontwikkeling: voor het eerst begonnen boeren met het direct produceren voor de markt in plaats van om in hun eigen levensonderhoud te voorzien.

De Lakenhal

Leiden was gedurende de 17e eeuw een van de 's werelds belangrijkste centra voor de lakenhandel. Duizenden Leidenaren werkten vanuit huis in de lakenindustrie als spinners, wevers, blekers en ververs, ingehuurd door vele verschillende kooplieden. De top van de Leidse lakenhandel had in eerste instantie weinig zicht op de kwaliteit van de stoffen met zoveel verschillende producenten en tussenpersonen. Er werd daarom besloten tot de bouw van een Laecke-Halle. Hier werd het Leidse laken gekeurd en gesorteerd op kwaliteit, van officiële stempels voorzien en, via tussenhandelaren, verkocht aan de rest van de wereld. De belangrijke positie van Leiden in de internationale lakenhandel moest uitgestraald worden in het gebouw, om ook in architectuur de kwaliteit van Leids laken te benadrukken. Stadsbouwmeester Arent van ’s-Gravesande ontwierp een statig gebouw dat teruggreep op de Klassieke Oudheid, een stijl die we nu het Hollands Classicisme noemen. Tussen 1639 en 1641 verrees het pand, van binnen en buiten rijkelijk versierd met beeldhouwwerken, schilderijen en duur leren behang. In deze weelderige omgeving keurden de lakenmeesters het werk van de duizenden kleine lakenproducenten, die zelf onder zeer armoedige omstandigheden moesten overleven.

Circa:
Nee

Adres

Oude Singel 28
2312 RA Leiden
Nederland

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0