Cultuur & Europa (12), Rob Boonzajer Flaes

De wereldmuziek zoals ik die ken is een van de meest trouwhartige onderdelen van het kunstenleven. Er heerst een aangenaam soort armoe, een borreltje wil er altijd wel inblijven, en iedereen rookt. Bij voorkeur van een ander natuurlijk, want veel geld gaat er niet om.

Ik heb het dan niet over de vedettes die al jarenlang stralen in het grote festivalcircuit, en al helemaal niet over de lekkere jonge dingen die hun verse vleeswaren aanpeperen met een mix van erotica en exotica. Wild maar veilig, geheel geregisseerd door de entertainment majors.

Rough Guide to World Music

Nee, het gaat hier over de rank and file muzikanten die hun lokale onbekendheid plotseling zien ingeruild voor internationale aandacht. De soldaten en onderofficieren van de muziekwereld: gisteren nog voortsukkelend in het lokale circuit van bruiloften en partijen, en dan van de ene dag op de andere opgenomen in de Hall Of Fame van de Rough Guide to World Music.

Het lokale dat mondiaal wordt – dat is in feite waar het op neerkomt in de wereldmuziek. En vergis u niet – dat is een enorm circuit geworden, met vertakkingen over de hele wereld.

Toen ik vijftien jaar gelden mijn onderzoek begon naar de nazaten van de koloniale blaasorkesten was ik een ontdekkingsreiziger – vaak de eerste onderzoeker die oog in oog kwam te staan met een tot dan toe volstrekt onbekend cultureel verschijnsel.   

Berlijnse Didgeridoo

De eerste Nederlandse tournee van drie van dergelijke orkesten stond nog in 1992 garant voor een sensatie. Nu gaat er geen jaar voorbij of er reist een grote delegatie van dit soort orkesten de Europese zomerfestivals af. Ik ben blij voor de muzikanten, die muziek is er niet minder mooi om, maar het buitenissige is er een beetje van af.

Het betreft hier een proces op mondiale schaal, niet beperkt tot de enkele aan sprekende voorbeelden die iedereen kent of zou moten kennen. De Rai, de Fado, de Cubaanse Vieja Trova. Nee, er is letterlijk geen muzieksoort in de wereld meer te vinden die niet op zijn minst prat kan gaan op een representant, een aficionado of een verzamelaar in een van de Europese metropolen.

En gewoonlijk zijn de vervlechtingen nog veel sterker – de opnamestudio’s van de Kaapverdiaanse muziek liggen in Rotterdam, de West-Afrikaanse M’Balax leeft in Parijs zeker zo sterk als in Dakar, de Berlijnse Didgeridoo heeft het Australische voorbeeld al lang achter zich gelaten.

Salsa

Salsa kun je beter in Amsterdam leren dan in Puerto Rico, en het jaarlijkse zomercarnaval in Rotterdam laat onbekommerd zien in welke tropische muzikale weelde we hier eigenlijk wonen.

Het stadium van werkelijk nieuwe ontdekkingen en vindingen is daarmee – in niet meer dan vijftien jaar tijd – grotendeels verlaten. Daarvoor in de plaats is een stelsel van letterlijk duizenden kleinschalige relatienetwerkjes ontstaan.

Relatienetwerken tussen de centers of origin en de centers of dissipation, vaak in de lucht gehouden door particulieren, eenpittersbedrijfjes, een gepensioneerde onderwijzer hier en een opoe met een paar handen aan haar lijf daar.

Het is een mooi, vruchtbaar maar ook broos circuit; er gaat wel wat geld om maar een vetpot is het niet, en een onbekommerde flow van muziek en muzikanten is essentieel voor de wederzijdse voeding.

Marokkaans bandje

En wat heeft het nieuwe Europa nu te betekenen voor dit circuit? Wat hebben de grotere handelsvrijheden en het vrije verkeer van personen en diensten voor effect? Waar zit onze winst?

Laat me niet lachen – het nieuwe Europa zal een nog veel grotere barrière vormen dan het oude al was. De buitengrenzen worden nog strenger bewaakt, en de nu al bestaande restricties voor muzikanten van buiten de Europese boomgrens nemen alleen maar toe.

Er komen steeds meer landen die als entree voor de rijke West-Europese staten kunnen fungeren, en reken maar dat die buitengrenzen potdicht worden gegooid. Het is nu al vrijwel onmogelijk een Marokkaans bandje naar Nederland te halen. Uitnodigingen, vliegtickets, contracten – het helpt allemaal niets. Jongeren nietwaar, en voor je het weet blijven ze hangen.

Muziekgroepje uit Nepal

En wie een muziekgroepje uit Nepal naar Nederland wil krijgen moet te biecht bij de Duitse Ambassade die in een onnavolgbaar circuit via Delhi besluit of dat groepje wel past binnen het muziekscholenbeleid van de Duitse overheid. Met tien landen meer wordt het er zeker niet gemakkelijker op.

Maar laat ons niet wanhopen – een langere grens betekent ook een verruiming van de mogelijkheid die grens zonder toestemming te overschrijden. En de ervaring leert dat de muziek daar niet slechter van gaat klinken.

Mannen – ik reken op jullie.

Dr. R.M. Boonzajer Flaes is antropoloog en gespecialiseerd in wereldmuziek. Hij is met Daphnee Chouchena grondlegger van cultureel uitvindersbureau QRA. Het ATANA bestuursprogramma is onder hun hoede tot wasdom gebracht. Hij is daarnaast voorzitter van het College van Advies van WM / online, een kenniscentrum op het gebied van de wereldmuziek, dat wordt gevestigd in Rotterdam.

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0