Cultuur & Europa (21), Jenny Chung

Europa is iets eigens

Als er een Europees cultuurbeleid van de grond komt, moet dat een gevarieerd cultuurbeleid zijn, vindt Jenny Chung. Het moet vooral geen onderonsje worden van beleidsmakers en kunstbureaucraten.

Tijdens de bijeenkomst van Kunsten ’92 over Cultuur & Europa in de Rode Hoed liet ze al van zich horen. Even later stuurde ze ons twee uitvoerige mails. De Cultuurbarbaar wilde nu echt het naadje van de kous weten en sprak met Jenny af in de Utrechtse Winkel van Sinkel.

Ondernemende dame

Jenny Chung (24) blijkt een ondernemende dame te zijn. Op de eerste plaats is ze en voelt ze zich kunstenaar. Ze is ook een systematisch en nauwkeurig type. Kunst en systematiek blijken elkaar niet uit te sluiten. Jenny heeft een eigen Company, de JCCOMPANY waarmee ze kunstenaars zakelijk begeleidt en hen leert netwerken.

Ze maakt kunst: foto’s, schilderijen, dansprojecten, maar ze schrijft ook verhalen en gedichten. En om nu in haar levensonderhoud te voorzien is ze ook nog een keertje ambtenaar, voor 32 uur, in de kinderopvang.

Uitwisseling

Jenny heeft behoorlijk wat commentaar op de manier waarop in de Rode Hoed over cultuur & Europa werd gesproken. ‘Er werd vooral gesproken door beleids- en fondsmensen en vertegenwoordigers van de professionele kunsten.’

Maar Europees cultuurbeleid is niet alleen van belang voor de kunstenaar die van het fondswezen gebruik maakt, vindt ze, maar ook voor de kunstliefhebber, de amateurkunstenaar en het gehele culturele erfgoed. En dat geluid hoorde ze niet of nauwelijks.

En wat ze ook niet hoorde, was dat verschillende partijen verschillende behoeften hebben als het gaat om contact met andere kunstenaars of cultuurmensen in Europa. ‘Er heerst de gedachte dat door uitwisseling de kwaliteit omhoog gaat. Maar er is geen directe relatie tussen uitwisseling en verhoging van de kwaliteit van de kunst.

Uitwisseling is op zich goed en de overheid zou grote deelname daaraan ook moeten stimuleren, maar een eventuele kwaliteitsverhoging zie je pas decennia later.’  De behoefte aan uitwisseling verschilt overigens enorm, denkt Jenny.

Werkende partner

‘Er wordt zo gemakkelijk over ‘de kunstenaar’ gesproken, waarbij vaak gedacht lijkt te worden aan een kunstenaar die met de fondsen te maken heeft . Maar er zijn heel veel kunstenaars die hun eigen gang gaan en die nooit iets met de fondsen te maken hebben. Hun werken leveren soms voldoende op, maar soms ook niet.

Vaak hebben deze kunstenaars een werkende partner, of ze werken er zelf elders bij in een gedeelte van hun tijd. Het kunstbeleid en de fondsen zouden, als ze het hebben over Europese uitwisseling, ook naar deze grote groep moeten kijken. Deze groep heeft net zo veel recht op de voorzieningen van een Europees cultuurbeleid als de kunstenaars die bij de fondsen aankloppen.

Aardbol

In de discussie werd Europees cultuurbeleid gelijk gesteld aan internationaal cultuurbeleid, aldus Jenny, ‘maar er is een groot verschil tussen de twee. Naast Kunstacademie heb ik Bedrijfskunde gedaan op de Rijksuniversiteit Groningen.

Daar behandelden we de ondernemingen die multinationaal werden. Hoe pakte zo’n proces uit voor het personeel? Werden ze trots vanwege de internationalisering? Uit de praktijk bleek dat internationalisering absoluut niet werkte voor de motivatie.

Als je de term internationaal cultuurbeleid gebruikt, heb je hetzelfde effect, het is een ‘niet-insluitende’ term, zoals bijvoorbeeld mondialisering wel is, die veel meer het effect heeft van ‘we zitten met zijn allen op deze aardbol en we moeten het samen doen’.

Italianen

Ook het woord Europa heeft zo’n positieve connotatie. ‘Europa, dat doen we samen, het is iets eigens.’Dat ervoer ze ook toen ze tijdens haar kunstopleiding op de Minerva Kunstacademie naar Polen ging voor een uitwisseling en toen ze als kunstenaar in een galerie in Dordrecht met Italianen exposeerde.

De laatste drie jaar van haar kunstopleiding ging gelijk op met de laatste jaren van haar bedrijfskundeopleiding op de universiteit. Ze ging steeds meer combineren. Alles wat ze deed in de kunst had te maken met wat ze in de bedrijfskunde had geleerd. Op dit moment is het helemaal vervlochten.

Marketing

‘Ik gebruik marketing om mijn kunst te presenteren en als ik een kunstwerk maak gebruik ik instrumenten van marketing.‘  Haar plan is om bedrijven te benaderen, ook al omdat haar tweedimensionaal werk groter en driedimensionaal wordt. Ze wil dan eerst kijken naar de ruimten die beschikbaar zijn voordat ze aan de slag gaat.

Hoe het werk wordt zal afhangen van de aard van de ruimte. Die ruimte moet passen bij het werk dat ze in gedachte heeft. ‘Ik differentieer. Sommige kunstwerken kunnen wel in een bepaalde ruimte, andere niet. Als ik workshops geef aan beginnende kunstenaars, is mijn belangrijkste boodschap: Wees Consequent.

 Als je zegt voor de massa te werken, moet je niet voor de galerie kiezen. De massa kan niet in een galerie, want die heeft een drempel. De massa denkt immers dat een galerie niet voor haar bedoeld is. Dat is mijn bedrijfskundige kant: alles moet op de juiste manier gebruikt worden.’

Het ding

Voorts valt het haar op dat als beleidsmensen over kunst en cultuur spreken of als ze naar openingen gaat, dat men het erover heeft dat kunst zo goed is voor het functioneren van de samenleving.

‘Kunstenaars denken nooit dat wij doen goed is voor het functioneren van de maatschappij. Kunstenaars zijn vooral bezig ‘het ding’ wat zij goed kunnen te maken. Zij maken iets omdat ze er hun ei in kwijt kunnen. Vaak denken ze zelfs een beetje negatief, ‘mijn kunst levert toch niks op’. Ze zijn al blij als ze hun werk kunnen verkopen.’

Europa en een Europees cultuurbeleid is een langdurig proces, benadrukt Jenny. De beleidsmakers ontwerpen een beleid, maar aan de uitvoering doen ze relatief weinig. Terwijl de uitvoering net zo belangrijk als het beleid is. Of zelfs belangrijker.

Valkuilen

‘De meeste valkuilen zitten in de uitvoering. In de uitvoering blijkt dat je telkens het beleid moet bijstellen, wil het beleid uitgevoerd kunnen worden. Een kunstenaar doet beiden: hij of zij bedenkt het idee en hij voert het uit en hij weet hoeveel meer tijd er zit in het uitvoeren dan in het bedenken van het idee.’

Ze maakt weer de vergelijking met het bedrijfsleven. Vaak maakt daar een consultancybureau een plan. Maar opdrachtgevers denken vaak dat een consultancybureau duur is. Dus gaat het bedrijf zelf aan de slag. Heel vaak mislukt vervolgens de uitvoering van dat plan.

‘Waarom? Omdat er geen rekening mee wordt gehouden dat de uitvoering van een plan langer duurt dan het bedenken van een plan. En ook omdat er geen ruimte is gereserveerd met bijstelling van het plan omdat het plan niet helemaal reëel blijkt te zijn.

Dus Europees cultuurbeleid moet ook een beleid zijn van plannen, uitvoeren en aanpassen. Wanneer een plan niet helemaal lukt is dat geen mislukking, maar een onderdeel van een leerproces om beter te worden.’

www.jccompany.nl

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0