De wereld van de Bossche kunstenaar, 1, - Anna Lange, deel 1

Ooit was zij poëtisch adviseur van staatssecretaris Aad Nuis. We spreken over Anna (voorheen: Anita) Lange, multi-mediaal kunstenaar. Zij werkt aan performances en films, etst, fotografeert, schrijft, vervaardigt sculpturen en installaties met licht, geluid en geur. Een opmerkelijk kunstenaar, die in haar werk synesthetische ervaringen oproept.

Voor Anna is kunst niet louter ambacht, haar hele leven lijkt een kunstzinning project te zijn of liever: lijkt in dienst te staan van de kunst. Anna woont in de vroegere Rijks-HBS in ’s Hertogenbosch, een honderd jaar oud gebouw dat mede door haar inspanning monument is geworden. Ik arriveerde rond het middaguur: na het nuttigen van een smakelijke lunch vertelt zij haar verhaal.

Gesloten samenleving

‘Mijn hele kunstenaarschap komt voort uit mijn jeugd op een boerenerf’, zegt Anna. ‘Mijn vader was een kleine boer, die nog op Middeleeuwse wijze werkte: hij ploegde het land met een paard, er was een potstal en tussen stal en woning stond een dikke lemen brandmuur. Er was niet overal elektriciteit: de kamers werden verwarmd met potkachels.

Zo groeide ik op in een soort micro-vorm van de gesloten samenleving. Niet gesloten in politieke zin, maar in de betekenis van een cyclische, aan de elementen en de seizoenen gebonden leefwijze. Onze boerderij lag ook nogal geïsoleerd, het was een oase van rust.

Er ging een enorme magie van dieren, planten en dingen uit. Die waarneming blijft mij altijd bij. In mijn films ‘Triptiek’ en ook ‘De Aardappeleters’ toon ik die ervaring. De ‘Triptiek’ vormt in drie korte, bewust stomme films een beeldgedicht over de magie, de mythe en de mystiek in mijn landschap.

Bij de vertoning ervan afgelopen november voor mediamensen in het Singer Museum te Laren merkte ik hoe confronterend stille beelden kunnen zijn. Maar juist stilte heeft een groot deel van de sfeer van mijn jeugd bepaald. Stilte leert je aandacht en concentratie.’

Visioen

‘Mijn kunstenaarschap is heel vroeg begonnen met een visioen. Ik zal hooguit vier jaar oud zijn geweest. Het was een overweldigende belevenis, die ik in mijn correspondentie met Anselm Kiefer heb proberen te beschrijven. Maar het is met visioenen als met dromen: als je ze navertelt, geef je niets weer van hoe je ze ervoer.

Woorden schieten eenvoudig tekort. Maar ik kan je zeggen dat ik toen het inzicht opdeed om al mijn zintuigen in te zetten voor het scherpen van mijn intuïtie. Ik beschouw mijzelf niet als het centrum van de wereld, maar wel als het ideale experimentele medium om kennis op te doen.

Dat heeft mij tijdens de middelbare school en ook later op de kunstacademie steeds verbijsterd: alles wordt gefragmenteerd bestudeerd. Er worden geen samenhangen gecreëerd. Analyse is een mooi ding, maar synthese is minstens even belangrijk. Daaraan ontbreekt het niet alleen in studies, maar ook in heel veel beroepen.

Zelfs de beroepsgroep van kunstenaars vervalt vaak in eenzijdig specialisme. Ik zal me daarin nooit schikken. Het visioen heeft in een kiemcel mijn hele opgave als kunstenaar gegeven. Ieder beeld, ieder nieuw avontuur dat ik aanga is een uitwerking daarvan.’

Vervreemding

‘Door al jong te gaan reizen verliet ik de veiligheid van het erf om kennis te nemen van de grote wereld, die ik meestal de open samenleving noem. Dat is de wereld van verkeer, hypersnelle communicatie en metropolen. Op mijn zeventiende was ik achter het IJzeren Gordijn en zag Leningrad en Moskou.

Kort daarna bezocht ik – met geld verdiend met bonenplukken – New York en was overweldigd. Bolivia doorkruiste ik een jaar later en ik overleefde met foto’s die ik daar maakte, veel portretten van mensen aan het werk. In 1992 maakte ik mijn eerste grote tocht in gezelschap. Deze voerde mij naar de inmiddels voormalige Sovjet-Unie en een Moskou waar McDonalds meer belangstelling had dan Lenins Mausoleum.

Ik werkte daar samen met het Moskous Stadstheater en trad later op met 15 kunstenaars in tal van steden aan de Trans Siberië-spoorlijn in schouwburgen en andere openbare plaatsen. Veel van mijn collega’s waren typische Westerse stedelingen, die voor mij in de eerste plaats vervreemding en anarchisme verspreidden.

Mongools theater

Een Hongaarse violist kwam tegen de oppervlakkige provocaties in opstand en ik ging daarin mee. In Novo Sibirsk, de hoofdstad van Siberië, leidde dat tot felle discussies. Men voelde zich gecensureerd. We logeerden bij mensen en zagen onze performances op tv. Het schaamrood stond mij op de kaken. Ik dacht: Wat brengen wij deze mensen? Nog meer cynisme na een gruweltijd van dictatuur?

Het Mongoolse theater, dat minachtend als folkloristisch werd betiteld, had nog directe aansluiting bij hun leven en landschap. In 2000 ontmoette ik in Amsterdam een Mongool uit die theatergroep. Hij vertelde dat ons optreden een scheuring had veroorzaakt.

Hun voorstelling trof mij zozeer, dat ik met twee andere personen verder Mongolië ben ingetrokken en ik maakte makkelijk contact. Dat ik kan paardrijden kwam me daar zeer van pas. Mongolen die nog leven in jurten zijn ondanks de geschiedenis nog een met hun landschap. Indrukwekkend.’

In wat voor opzicht indrukwekkend?

‘Mijn eigen achtergrond weerspiegelde zich in onderdelen van hun leven. Dit had ik ook al gezien in Bolivia bij de indianen en zou ik nog tegenkomen bij de Lappen en bedoeïenen, eigenlijk overal waar boeren, herders, vissers en jagers nog kunnen leven in zekere geslotenheid. Overal zie je het cyclische bewustzijn weer terug.

Het leeft ook in ons land – zij het meestal in verminkte vorm – in Moslimgemeenschappen. Dat wordt naar mijn smaak nauwelijks begrepen. Ik heb met een Turkse vrouw op het land gewerkt. Die onderhield haar ouders ergens in Anatolië. Zij kwam uit het rotsgebergte en stond bij een tuinder in mijn dorp wortels te bossen! Zij geloofde in allerlei tekens van de natuur en stelde daarin een onwankelbaar vertrouwen. Ze kon mensen van pijn afhelpen.’

In ons land wordt het steeds lastiger om dat te ervaren?

‘Wij worden gedwongen deel te nemen aan de open samenleving. Er is ook geen weg terug. De antropoloog en filosoof Ton Lemaire, die ik jaren geleden in Frankrijk heb opgezocht om met hem van gedachten te wisselen, heeft daar mooie boeken over geschreven. Hij heeft zich teruggetrokken uit de open samenleving.

Die keuze is niet de mijne, maar zijn kritiek snijdt wel degelijk hout. Wij offeren alles op aan de economie. Wij gebruiken letterlijk alles als middel en raken dan vervreemd van ons landschap en onszelf. De gelijkschakeling door snelwegen en ongebreidelde urbanisering is gevaarlijk en werkt verschralend op onze directe levenssfeer.

Juist door de reizen die ik heb gemaakt kwam het verlangen in mij op om de vervreemding die je in de open samenleving om je heen ziet te doorbreken, te bezweren.’

Hoe deed je dat?

‘Na de reis in Siberië besloot ik uit het kunstmilieu te breken en ging ik in het Leger op zoek naar wat er nog resteerde van het krijgerschap. Ik onderzocht alle denkbare geledingen, was actief op de Koninklijke Militaire Academie in Breda, ben doorgedrongen tot het NAVO Hoofdkwartier en was werkzaam op de afdeling Werving en Selectie in Den Haag.

Dit leidde na anderhalf jaar tot een evaluatie, waarbij Defensie aanbood mij uit te kopen, een aanbod waar ik niet op inging. Ik wou iets doorbreken en werkte verder aan mijn fantasie over het leger. Ik had mijzelf de rang van ritmeester aangemeten en oefende het bevel uit over een eigen regiment van Artemisten, een tijdeloos vredescorps.

Ik had daarover nog een voordracht willen houden voor Kader en Kadetten van de KMA, maar dat werd op het allerlaatste moment gecensureerd. Achteraf kan ik mij dat wel voorstellen. Ik was een ongeleid projectiel en toen bleek dat beschermheer Prins Willem Alexander via zijn secretaris serieus mijn uitnodiging voor de lezing checkte, was dat voor het hoofd van de KMA, generaal Messerschmidt, de druppel!

Aan de andere kant heeft het gemak waarmee ik toegang tot allerlei geheime zaken kreeg, mij verbaasd. Als ik een terrorist zou zijn geweest, had ik het leger aanzienlijke schade kunnen berokkenen.’

Je Maintiendrai

‘Die voordracht voor de KMA is overigens ongewijzigd opgenomen in mijn boek ‘Je Maintiendrai’ (uitgegeven door de SDU). In de kunstwereld waren er heel verschillende reacties op mijn Legerproject. In Utrecht ontwrichtte ik een vernissage door in militair uniform aan te treden.

Het Sandberg Instituut in Amsterdam schonk mij een diploma als blijk van waardering en ik werd voorgedragen voor de NPS Cultuurprijs. Om artistieke redenen heb ik mijn deelname daaraan opgezegd. Ik wilde namelijk een filmpje laten uitzenden waarin het programma Nova mij zou aankondigen als de eerste poëtische adviseur van Nederland.

Nova wilde meedoen, maar de eindredactie van de NPS-cultuurprijs was bang dat het publiek fictie en werkelijkheid niet meer zou kunnen scheiden! Toen kon ik de hele prijs niet meer serieus nemen. Ik besloot mijn idee te vervolgen en op mijn brief volgde binnen een week een uitnodiging om op het Ministerie van Cultuur in Zoetermeer met Aad Nuis kennis te maken.’

Adviseur van de Staatssecretaris

‘Na een goed gesprek werd ik benoemd tot Poëtisch Adviseur van de Staatssecretaris! Ik had Nuis bevraagd op openbaarheid van bestuur en dat kreeg ik ook. Hij gaf mij volop ruimte om in zijn agenda te kijken en aan te geven bij welke vergaderingen, bijeenkomsten en evenementen ik aanwezig wilde zijn. Het was een uiterst leerzame periode.

Ik zag het als min taak het formeel-ambtelijk jargon, de afkortingen, de ‘geheimtaal’ op zijn minst tijdelijk op te heffen. Als poëtisch adviseur naast de politiek adviseur, wilde ik in woord, beeld en gebaar een artistieke aanpak naast een formeel-politieke stellen. Het ging mij niet om het toepassen van juridische en beleidsmatige regels, maar om een zinnelijke benadering van het begrip cultuur.’

Heeft dat nog tot iets geleid?

‘Ik heb vier adviezen uitgebracht. In mijn boek ‘Je Maintiendrai’ ga ik daar uitvoerig op in. De essentie is in het eerste advies te vinden, dat gaat over de gelijkberechtiging , uitbreiding en scholing van de zintuigen.’

‘Na mijn adviseurschap op het Ministerie van Cultuur – en periode van ziekte, inclusief operatie en herstel – ben ik letterlijk de woestijn ingetrokken. Ik wilde mij daar bezinnen op de volgende stap.

Bij de bedoeïenen kwam eens temeer het besef dat mijn echte artistieke antropologie uit niets anders kon bestaan dan uit een ode uit mijn landschap, die tevens een bezwering zou worden van alle twijfel die ik voel bij onze op drift geraakte open samenleving.

Dit heeft mij tot mijn huidige project ‘Meesterstuk’ gebracht, de paradoxale onderneming om als kunstenaar in de Kunst door te dringen op grond van niets anders dan de inspiratie vanuit mijn landschap. Het land naar het museum en ook het museum naar het land.’

http://www.zerp.nl/anna-lange.html

 

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0