De wereld van de Rotterdamse kunstenaar, 65 - Bas Kwakman

De wereld van de Rotterdamse kunstenaar, 65 - Bas Kwakman

Bij de Open Studios Borgerstraat in Rotterdam, afgelopen mei, zag ik een aantal schilderijen van een zwart beroet huizenblok. Er was geen onder- of bovenkant, dus het zou ook een onderdeel van een appartemententoren geweest kunnen zijn. Het zag er zwartgeblakerd uit. Het leek wel of er brand doorheen had gejaagd.

Ik herinnerde mij dat ik deze werken eerder had gezien, twee jaar geleden bij Pulchri, in Den Haag.  Daar was zijn werk – samen dat van zijn compagnon Edwin Smet – te zien in de tentoonstelling Tape. Tape was een van de materialen die beiden gebruikten in hun werk.

Grenfell Tower

En ik herinnerde me ook wat de zwart beroete schilderijen voorstelden: de Grenfell Tower in Londen, die in 2017 in brand had gestaan en de flat in de Bijlmer waar in 1992 een vliegtuig was neergestort. Bas Kwakman bleek graag bereid wat meer over deze schilderijen en ander werk te vertellen.

Enige tijd later bevind ik me in zijn atelier in een van de zijstraten van de West-Kruiskade. Hij deelt de antikraakruimte ruimte met een andere kunstenaar. Op de grond en aan de muur zie ik de schilderijen terug, samen met ander werk.

Bas Kwakman: “Ik weet nog dat ik de beelden van de Grenfell Tower voor het eerst zag. De flat was bijna afgebrand. De gevels bleken bekleed met zeer brandbaar materiaal. Er zaten sociale huurwoningen. Ik was geschokt, en onder de indruk van wat er over was gebleven: de structuur, het beroete beton. De niet omgekomen bewoners wilden het staketsel laten staan als symbool. Het heeft lang zo gestaan. Ik was geïntrigeerd door het verhaal, de vorm en de textuur. Ik zocht een goede manier om dat uiterlijk te tonen.”

Hij ging aan de slag met ongebruikelijke materialen: naast verf, tape en rubber. “Ik wilde een mooie structuur neerzetten, waar het heftige verhaal in terug te vinden was. De verf moest zo opgebracht worden alsof het in de fik had gestaan, ik heb daarnaast deels weggewreven rubber gebruikt en zelfs koffievlekken.”

Bijzondere loopbaan

Kwakman, opgeleid als beeldend kunstenaar, is pas enkele jaren weer als zodanig actief. Zijn bijzondere loopbaan speelde zich in eerste instantie af achter de schermen van de Rotterdamse kunstwereld via de RKS (Rotterdamse Kunststichting) en zaal De Unie, de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming). Maar hij was altijd wel creatief bezig: hij maakte tekeningen, schreef proza en poëzie en richtte zelfs in 1997 zelfs een tijdschrift voor literatuur en beeldende kunst op: Tortuca

Dat relatief rustige bestaan veranderde in 2003 in een klap dat toen hij directeur van Poetry International, het befaamde poëziefestival, werd. Hij ging een bureau met diverse medewerkers leiden met een jaarlijks meerdaags festival in de maand juni in de Rotterdamse Schouwburg, Er was niet alleen het festival, maar ook het kinderfestival, de Gedichtendag en -week, de VSB-poëzieprijs en de verkiezing van de dichters des Vaderlands.

Hotelkamers

Regelmatig zat hij in het vliegtuig om festivals en dichters in andere landen te bezoeken.  Zo ging naar hij naar het befaamde grote poëziefestival van Medellin (Colombia), naar Mongolië, naar Zuid-Afrika, Noorwegen en vele andere landen. Iedere keer als hij in een nieuwe hotelkamer kwam moest hij even tot zichzelf komen en dat deed hij door een aquarel van zijn hotelkamer te maken. In totaal maakte hij 160 aquarellen. Ik zie de aquarellen van de kamers in Peking en Brussel aan de muur hangen. Ze waren te zien op een tentoonstelling ter gelegenheid van het poëziefestival van St. Andrews, Schotland. Hij heeft er veel verkocht, aan hoteliers, kennissen en vrienden. Nu heeft hij nog 80 exemplaren over. Hij schreef er ook verhalen over, geïllustreerd, in het boek Hotelkamerverhalen, ook in het Spaans verschenen als Historias de habitaciones de Hotel.   

Weer schrijven en kunst maken

Het was hard werken bij Poetry, vaak zo'n 70 uur per week. Uiteindelijk heeft hij er 16 jaar gewerkt. Met het bestuur sprak hij af geen poëzie van zijn hand naar buiten te brengen. Wegens chronische migraine stopte hij in 2019, probeerde het nog korte tijd in het jaar daarop, maar zag toen dat het beter was een nieuwe draai aan zijn leven te geven. “Ik ging altijd voor het ‘mogelijk maken’, voor het ‘voorwaardenscheppende’, nu wilde ik het schrijven en mijn kunst weer serieus gaan nemen.” Hij hoorde sceptische geluiden – Sjarel Ex van Boijmans zei hem: ‘weer kunst gaan maken? Dat lukt je nooit’. Ook was hij wat huiverig hoe zijn poëzie door de dichtersgemeenschap en zijn beeldend werk door de kunstgemeenschap ontvangen zou worden.

In 2019 was hij Writer in Residence in A Coruña, het uiterste noordwesten van Spanje, aan de Atlantische Oceaan. “In een prachtig pand aan de haven, modern en klassiek tegelijk met Jugendstil versiering. Voor de panden stond een dichte plaat glas, zodat het in de zomer koeler en in de winter warmer was. Je ziet ’t vanuit de zee schitteren. De stad staat daarom ook bekend als de glazen stad, de schitterende stad. Als je voor de pui staat, gaan de lijnen en de kleuren vermengen. Ik ben die structuur gaan onderzoeken. Het heeft tot werk geleid dat een tweede serie naast de Grenfell schilderijen vormde. In Pulchri waren beide te zien. De tentoonstelling werd positief ontvangen. Het betekende mijn herintrede in de beeldende kunstwereld. 56 was ik toen. Op dat moment kon ik zeggen: ja, het kan.”

Tot zijn verbazing stond de kunstwereld open voor zijn werk. “Ik ben met open armen ontvangen. Jaarlijks doe ik twee tentoonstellingen of opdrachten. Ik kan exposeren. Ik zond gedichten in voor de Grote Poëzieprijs. De jury zag daarbij de namen niet, maar wel de gedichten. Van de 7000 inzendingen werden er enkele in een uitgave geplaatst, waaronder mijn beide ingezonden gedichten. Dat was een opsteker. Ik was een beetje bang dat de poëziewereld er hakkend op in zou gaan als ik - voormalig festivaldirecteur - mijn gedichten zou tonen, maar dat is enorm meegevallen."

Hoe zou hij het thema van zijn werk omschrijven?

Het gaat over drie onderdelen: beeldende kunst, proza en poëzie. Bij de beeldende kunst gaat hem om narratieve structuur, de structuur van de verf en het onderliggende narratief. Bij proza om de spanning tussen fictie en non-fictie en bij poëzie om de eenzaamheid van de onbegrepen kunstenaar.

Hij licht het toe. Over zijn beeldende kunst heeft hij al het een en ander verteld, over zijn proza het volgende: “Ik heb vijf boeken geschreven van dingen die ik meegemaakt heb en die ik ten faveure van de literatuur heb aangevuld. Dat wil zeggen dat ik de non-fictie elementen van mijn dagboeken heb aangevuld met literaire middelen.” Het gaat onder meer om Hotelkamerverhalen (2017), In poëzie en oorlog (2019) en Flankhond (2021). Aan de muur zie ik de slogan die hij van zijn Poetry-medewerkers meekreeg “Een mooi verhaal is beter dan de waarheid”. Op dit moment is hij bezig met een roman met bestaande personen. Met naam en toenaam. Het speelt zich af in 1942 in de wereld van de  literatuur, muziek en politiek.

En over zijn poëzie: “Het was mij aanvankelijk nog niet duidelijk, maar toen ik er nog eens goed naar keek zag ik dat al mijn gedichten gaan over de eenzaamheid van de onbegrepen kunstenaar. Het gaat over componisten, beeldend kunstenaars en dichters. Of ze werden pas begrepen na hun dood òf ze bevonden zich te ver van het midden. In mijn poëzie zoek ik naar een taal die nèt niet begrepen wordt. Taal waar een mysterie van uitgaat. Het moet boeiend genoeg zijn, maar de lezer moet ’t net niet precies kunnen vatten, dan gaat ‘t ‘malen’ in zijn / haar hoofd.”

Waarom doet hij dat?

Hij wijst naar een schilderij van een groot, somber flatgebouw, met enkele kleuren erin, geel, geelwit, geeloranje. Een Grenfell-achtig werk. Er zit een ritme in het werk, en als ik goed kijk zie ik in de ramen woorden. “De woorden zijn onderdeel van mijn poëziecyclus Klankcatalogus, waarin ik mijn liefde voor muziek beschrijf. Ik houd van extreme free jazz, atonaal, noise (dreun)-muziek en experimenteel hedendaags klassiek werk. Enkele werken met dit thema hebben in Y/OUR Gallery in Rotterdam gehangen. Ik probeer in dit werk verschillende disciplines bij elkaar te brengen.”

Hij voelt veel verwantschap met een auteur die dat ook doet: Georges Perec, met name in het boek 'Het leven een gebruiksaanwijzing' over de bewoners van een appartementsgebouw in Parijs.   

Heeft Bas Kwakman een sleutelwerk?

Dat heeft hij, hij noemt de volgende vier:

1: Grenfell 1, het eerste schilderij dat hij maakte toen hij besloten had weer kunstenaar te worden, hij maakte het in een gehuurd atelier. Het hing bij Pulchri, waar het – goed verlicht – mooi uitkwam. “Uit dit werk volgde een hele serie.”

2. Vosje, een werk gemaakt op de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg, waar hij van 1982 tot 1987 studeerde. “Er liepen belangrijke docenten rond: Jan Dibbets, Marlene Dumas, René Daniels. Je probeerde werk te maken wat zij mooi vonden. Het was de Neue Wilden tijd, iedereen maakte van die groot-formaat werken, ik aanvankelijk ook. Maar het voelde als iets wat niet bij mij paste. Ik ging een maand niet naar de Academie, en slotte maakte ik drie hele kleine illustratieve literaire werken. Met olieverf. Het was letterlijk figuratie. Met angst en beven wachtte ik op de reactie. Ik kreeg een telefoontje van directeur Manders: ‘we gaan ’t beoordelen’. Het hing in een klein hoekje, tussen de grote werken. Vervolgens hoorde ik van hem: 'Kwakman: hiermee kun je afstuderen. Kies maar een atelier in het gebouw. Maak van deze reeks mooi nieuw werk’. Ik was flabbergasted, en ben doorgegaan op dat soort werk. Onder andere dat schilderij van een klein jongetje met het hoofd van een vos, die een stoel vasthoudt. Titel Vosje. Het hangt bij mij thuis aan de muur. Hier is het mee begonnen. Het is geen goed werk, maar dit werk is wel het begin.”

3. De glazen wanden van A Coruña, de eerste stap naar de Grenfell schilderijen.

4. Het eerste werk waar ik een beker koffie overheen gooide op de Academie. In diverse van zijn werken gebruikt hij koffie en zelfs koffiedrab. “Je krijgt een vlek en rond die vlek komt een lijn. Het is geen pigment, het is koffie – alle lagen blijven zichtbaar. Een eye opener. Aan muur toont hij enige werken: een krater in IJsland, met verf en koffie, een rots in Ibiza, Es Vedra, met koffie en koffiedrab. Een portrettenreeks, allemaal gemaakt met koffie. Hij maakte die portretten op de Academie, portretten van mensen die hij bewonderde: Buñuel, Adolf Loos, de architect, en Gustav Mahler. “Een collega probeerde voor de grap wat er via Chat GPT terecht zou komen met de termen Mahler, portret, zwarte inkt, koffie, expressief. Het was sprekend mijn Mahler portret.”

Hoe lang is hij kunstenaar?

“Ik ben afgestudeerd aan de Academie in Tilburg in 1987. We deden dat met een clubje: Kunstcollectief De Mannen. Met zijn vieren deelden we een atelier. De kunst die we maakten was zeer divers, maar we bleven bij elkaar vanwege de vriendschap. Direct na ons afstuderen hadden we een exposeermogelijkheid bij de Wolwevershaven in Dordrecht. We konden er werken, wonen en exposeren. Iedereen ging in een van de ruimtes werken, ieder vanuit de aangewezen thematiek: woonkamer, keuken, slaapkamer en kinderkamer. Ik ben alles gaan beschrijven en archiveren. Er kwamen veel mensen op de expositie af.  Het Collectief bestaat niet  meer – een van de vier is overleden -,  maar we zijn nog wel goede vrienden.”

Daarna ging hij achter de schermen werken. Hij werd projectleider en medewerker publiciteit en voorlichting bij de RKS en Zaal De Unie en later projectleider en manager bij de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam).

In 1997 startte hij Tortuca, tijdschrift voor literatuur en beeldende kunst. “Ik ontmoette vormgever Herbert Verhey. Het klikte. Het was een tijdschrift waarin wij onze liefde voor beeldende kunst en literatuur kwijt konden. We gaven zorgvuldig bibliofiele boekjes uit voor een gekoesterd hoekje boekenkast. Het was wel een succes. Het eerste exemplaar werd gepresenteerd in Boijmans. Ik heb het gedaan tot ik begon bij Poetry. Het blad ging wel door, uiteindelijk zijn er 39 nummers verschenen. Heerlijk, die combinatie van proza en poëzie met beeldende kunst.”

Twee jaar geleden begon hij met Kwakman & Smet uitgevers. “Ik kende Edwin Smet via Poetry en een poëziefestival in Maastricht. Hij geeft boeken vorm, hij is een goede beeldend kunstenaar. Zijn werk werd geprojecteerd op de achterwand bij programma’s van Poetry. Toen ik zijn bibliotheek bij hem thuis zag, bleek die bijna hetzelfde als die van mij. Gezamenlijk hebben we geëxposeerd in Pulchri. Toen zeiden we: ‘Zullen we samen boeken uitgeven?’ Zojuist is het derde boek uitgegeven. We hebben drie series: Janosz, Eposz en Peretz.” De eerste serie gaat over dubbelkunstenaars, die niet kiezen voor een discipline (beeld of taal) maar voor beiden gaan, de tweede gaat over het samenvoegen van schrijvers en kunstenaars, zodat er een ontmoeting in het boek plaatsvindt en de derde serie betreft snellere uitgaven die op de actualiteit inspelen, zoals een boek over de relatie tussen poëzie en activisme.

Tot slot: wat is zijn filosofie?

“Als ik poëzie schrijf ben ik beeldend kunstenaar en als ik als beeldend kunstenaar werk, merk ik dat de poëzie en het narratief daarbij heel dwingend is. Dat maakt mij uniek. Mijn filosofie: Laat ik daar maar eens mee doorgaan!”

Afbeeldingen

1) GRENFELL II, 2) A Coruna- as Galerias #8, 50 x 70, GRENFELL VII, 4) GRENFEL VIII 2022, 5) Marriot, Gent, 6) Xinan Country Village - Huangshan, China, 7) Bentleys Stockholm II, 8) Alma Mahler II, 9) Bas Kwakman, foto Wouter LeDuc, 10) bijlmer, 11) KLANKCATALOGUS # 1, 12) KLANKCATALOGUS # 3, 13) Rainer Maria Rilke II, 14) Thomas Mann          

https://www.baskwakman.nl/
https://www.kwakman-smet.nl/

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0