Fort bij Vechten, verhalen van bewoners, deel 2

Soldaat Been tijdens de mobilisatie van 1914/1918

Hallo allemaal, mijn naam is Geert Been. Om precies te zijn: dienstplichtig  soldaat Geert Been van de Afdeling Infanterie Landwacht in het 1e Depot-Bataljon 5e Compagnie. Ik ben 1893 geboren in het kleine dorpje Vries in Drenthe.

In 1914 waren er allemaal spanningen tussen verschillende landen. De Nederlandse regering besloot dat Nederland neutraal moest blijven en riep op 31 juli 14.00 de mobilisatie uit. De volgende dag was de mobilisatie een feit en werd ik samen met 44 van de 105 detachementen opgeroepen, in totaal vijftien lichtingen, ongeveer 200.000 man.

Ik was toen 21 jaar oud

Samen met mij oude dienstmaten moest ik opkomen op de kazerne waar wij onze eerste militaire training gevolgd hebben. Daar werden we geregistreerd eventueel medisch gekeurd en werd onze uitrusting aangevuld. Ook werden er wapens en munitie verstrekt.

We hadden allemaal een veldzakboekje. Hierin stonden een aantal standaardlijsten waarop kon worden aangetekend wat iemand verstrekt had gekregen aan kleding en uitrusting. Dit verschilde per legeronderdeel en rang of stand. In mijn veldboekje is te lezen dat ik als wapen een karabijn M.95 met toebehoren heb gekregen. De M.95 zoals het nieuwe geweer heette werd in 1895 ingevoerd en was zeker niet ouderwets te noemen voor zijn tijd. Het had een van de kleinste kalibers van dat moment (6,5 x 53,5 R) en zou tot in de Tweede wereldoorlog in gebruik blijven.

Vervolgens gingen we per trein, op transport naar onze mobilisatiebestemming. Voor ons was de kazerne van de Vestingartillerie in Utrecht waarna ik na een korte instructie verder moest naar het fort bij Vechten. Dit was bij voorbeeld het geval als je als Artillerist in je diensttijd met 10 cM kanonnen had geschoten en nu moest gaan werken met het kanon van 15 cM L.

Ik dacht dat net zoiets was als de kazerne in Utrecht maar dat viel erg tegen. We moesten zelf het fort “In staat van verdediging” brengen en daar moest heel wat voor gebeuren.

In orde maken van de legering, het doen van opruimingen in het voorterrein. (Schoots- en zichtvelden), het maken van versperringen, het maken van blinderingen, in positie brengen van geschut, het gereedmaken en transporteren van munitie, het gereedmaken en bevoorraadden van de keuken en toen het winter werd openijzen van de grachten.

We hadden ook een meevaller, we hoefden niet in de koude vochtige lokalen van de bomvrije gebouwen te slapen. Tijdens de mobilisatie van 1870 en de oefeningen in de vestingoorlog was men er al lang achter gekomen dat het verblijven in de koude vochtige bomvrije gebouwen geen pretje was, ongezond zelfs. De op het fort staande loodsen werden daarom ontruimd om tijdelijk te worden gebruikt als verblijfsruimten. Een aantal van ons werden niet op het fort gehuisvest maar ingekwartierd bij boeren en burgers in de omgeving.  Die maten hadden het nog het best. Uiteraard was een inkwartiering geen logeerpartijtje maar een militaire operatie. Er was vastgelegd hoe een soldaat, onderofficier en officier gehuisvest moest worden. Ook was voorgeschreven waaruit de maaltijden moesten bestaan en wat voor vergoeding de burgers en boeren hiervoor moesten ontvangen.

Alle voorwaarden hiervoor waren wettelijk en voorschriftelijk vastgelegd.

Over de voeding stond beschreven:

In geval van inkwartiering met voeding moet, boven het onder 1 vermelde, worden verschaft op den dag van aankomst en verder voor iederen dag van verblijf:

een voedzame maaltijd, bestaande uit aardappelen en groenten of droge peulvruchten, en voorts in vleesch, spek of visch, en daarboven 0,75 kg goed gebakken brood, tweemaal per dag thee of koffie en verder het noodige drinkwater.

Wat we ook krijgen is soldij, dat is geen vetpot, uiteraard zijn daar weer allerlei voorschriften over. Ik kreeg 15 cent per dag.

Toen we helemaal klaar waren met de inrichting van het fort gingen we over tot de orde van de dag. Dat wil zeggen volgens een strak dagprogramma wakker worden, wassen, eten, oefenen, werkzaamheden, onderhoud kleding en uitrusting e.d. ook moest ik regelmatig wachtlopen. ’s Zomers hadden we en ander programma dan ’s winters. Dan zijn de dagen natuurlijk korter

De dagindeling was een verantwoordelijkheid van de fort/kazerne commandant en kon per instelling verschillen.

Meestal zag het er zo uit:

 

6.00

 

Reveille

 

6.30 -

7.30

Ochtendappel en ochtendschaft

 

7.30 -

14.30

Uitoefenen van de dienst, wisselend: graaf - en herstel

werkzaamheden aan de stellingen, exercitie, instructies, enzovoorts .

 

14.30-

15.00

Verzorging van persoonlijke kleding en uitrusting.

 

15.00

 

Middagappel.

 

15.15-

16.00

Voor een gedeelte der manschappen wisselende werkzaamheden: aardappels schillen, wachtlopen, schoonmaken van barakken en logiesruimten, enzovoorts.

 

16.00-

17.00

Avondschaft.

 

17.00

 

Verlof.

 

22.30

 

Avondappel.

Eigenlijk deed ik ongeveer elke dag hetzelfde. Een heel saai leven. Ik heb ook steeds geprobeerd om verlof te krijgen. Dan kon ik af en toe de zaterdag of de zondag naar huis. Dat was altijd een fijne onderbreking van de dienst al hadden we elkaar niet heel veel te vertellen. Dat weinige dat mijn ouders en ik meemaakten hadden we elkander al geschreven. Ook voor het verlofaanvragen bestaan natuurlijk regels hier heb je er een paar:

  1. Vastgesteld verlof van een periode die verdiend werden door het volgen van een vastgesteld aan dagen werken.
  2. Vastgesteld verlof wat verkregen werd met toestemming van de commandant zoals bij het overlijden van familieleden, huwelijk en dat soort zaken.
  3. Bijzonder verlof naar beoordeling van de commandant zoals het helpen “thuis op de boerderij” bij het binnenhalen van de oogst.

Er was ook vrije tijd ’s avonds en in de weekeinden zodat we naar de stad of het dorp konden gaan om ons te ontspannen. Naar verloop van tijd werd er zo veel verlof in de deze categorie afgegeven dat de legerleiding zich zorgen ging maken of er wel voldoende militairen op post bleven om de veiligheid te kunnen garanderen.

Eten 

Het eten op het fort is niet slecht. Thuis aten we niet veel vlees maar dat krijgen we hier iedere dag. Ook krijgen we voldoende Munitiebrood (soldatenbrood). Natuurlijk was ook over het eten alles vastgelegd in voorschriften voor het eten op één dag kregen we een ration (rantsoen) van gezamenlijke levensmiddelen van verschillende soorten, die voor de voeding van één soldaat gedurende eenen dag dienen of wel dezelfde hoeveelheid van slechts een enkel deze levensmiddelen; ditzelfde geld van de foerage. Op het fort kregen we: zie afbeelding 7.

We moesten wel goed luisteren en gehoorzamen. Als we dat niet doen krijgen we straf. Mijn sergeant heeft een beetje de pik op mij. Voor het minste geringste loopt hij te zeuren tegen me. Hij is een echte dienstklopper. Maar ja, het ook wel een beetje mijn eigen schuld. We halen steeds grappen met hem uit.

Ik heb enkele keren straf gehad. Daarvoor moest ik in licht arrest een aantal nachten in de politiekamer (arrestantenlokaal) doorbrengen. Veel heen en weer gesjouw met mijn strozak en beddengoed. Op het fort is een arrestantenlokalen  in het reduit (rechterlokaal in het trapportaal).

Bij licht arrest moest je daar na werktijd naar toe. Er mocht gelezen of geschreven worden maar niet gesproken.

Ontspanning 

Ik heb het hier niet zo makkelijk, al sinds mijn 14 jaar heb ik last van mijn been ik heb hiervoor lang in het hospitaal gelegen van 21 maart – 8 augustus 1907 in het Rooms Katholiek Ziekenhuis in Groningen. Gelukkig mocht ik tussendoor een poosje naar huis. Als ik nu een lange mars moet maken of lang op wacht moet staan heb ik er nog steeds veel last van. Mijn Sergeant denkt dat ik mij aanstel om onder de vervelende diensten uit te komen maar dat is echt niet waar.

Als ik eens een poosje vrij heb schrijf ik een kort bericht op een ansichtkaart, briefkaart en soms wel eens een brief. Dat heb ik mijn familie en verloofde beloofd. Gelukkig mochten we na een tijdje alle post met de veldpost van het leger versturen anders zou het mij een groot deel van mijn soldij gekost hebben.

Gelukkig was er ook tijd voor leuke dingen. Het leger zorgt er voor dat ik me niet hoef te vervelen. Daarvoor is de dienst O & O (Ontwikkeling en ontspanning) opgericht. Deze afdeling organiseert een groot aantal zaken. We kunnen cursussen volgen in de Nederlandsche taal. Er worden ook toneelvoorstellingen georganiseerd door plaatselijke verenigingen maar ook door ons zelf.

Deze winter hebben we geschaatst op de fortgracht en we mochten veel oefenen met geweer schieten. In Bunnik is een muziekuitvoering geweest.

Brieven 

Een aantal van ons zijn ware kunstenaars. Als de korporaal of de sergeant het goed vindt maken zij de mooiste tekeningen in de lokalen. Hier is een tekening gemaakt met krijt. Het is een dansfeest in een remise. Ik heb ook soldaten gezien die mooi houtsnijwerk maakten, een fotolijstje en een tabaksdoos bijvoorbeeld. Er worden ook wedstrijden georganiseerd in deze huisvlijt alle inzendingen worden dan ten toon gesteld en een jury bepaald de winnaar.

Ik schrijf mijn familieleden en verloofde/echtgenote enkele malen per week en even zoveel keren sturen zij mij een berichtje retour. Ik beleef natuurlijk niet zoveel. Vaak laat ik weten of ik goed ben aangekomen op de kazerne of het fort. Ook laat ik weten of ik tijden een verlof mee wil gaan naar een voorstelling, de markt of de kermis. Ook krijg ik post van mijn oude vriendinnen Froukje en Grietje die mij dan de hartelijke groeten doen toekomen. Ik heb de familie in 1916 ook geschreven dat ik wederom in het hospitaal lig en dat ik 15 maart weer mag terugkeren naar de compie (compagnie). De Kapitein-dokter is bij mij langs geweest in de raadszaal hij heeft mij nog eens gezegd dat ik niets mankeerde. Als afscheid kreeg ik brood met kaas. D oppasser kwam om te vertellen dat de dokter mij had uitgeschreven en direct mijn eigen goed moest gaan halen en vertrekken. Ik moet gewoon weer dienst gaan doen. Ik weet niet wat te doen. Ik geloof dat ik me van de hele bende niets meer ga aantrekken. Op afkeuring voor de dienst bestaat toch geen kans meer. Je moet geloof ik wel drie of vier keer in het hospitaal gelegen hebben om een kans te maken.

In de tussentijd hebben enkele vrijgezellen van de compie het vreselijk naar hun zin. Als zij avondpermissie hebben lopen ze naar Bunnik om iets te gaan drinken in de herbergen. Hoe ze het doen weet ik niet maar ze komen regelmatig in aanraking met jonge vrouwen uit de omgeving. Meestal huishoudsters of boerenmeiden. Bij mooi weer lopen deze deerntjes meet terug van uit het dorp tot aan de stelling. (Infanteriestelling Rijnauwen-Vechten). Ik heb me laten vertellen dat sommige loopgraafwachten voor een klein bedrag zo’n stelletje toelaten in een van de groepsschuilplaatsen. Wat daar dan gebeurd kun je bedenken.   

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0