Fort bij Vechten, verhalen van bewoners, deel 4

Herinneringen van wasvrouw Marie Bakker

Alhoewel de waschvrouwen maar van 1814 tot 1899 dienstdeden in het Nederlands leger en de functie daarna werd overgenomen door een korporaal wasbaas laten we Marie dit deel van de verhalen vertellen. Het gedeelte over haar indiensttreding alsmede haar persoon zijn fictief.

Hallo allemaal, ik ben Marie Bakker, de wasvrouw van het reduit. Het is nu 1950 en ik ben weer even terug op het fort. Eigenlijk mag ik hier niet meer komen maar ik mocht even mee met mijn man Jan Bakker, nu adjudant bij de Artillerie.

Op gesprek

Het begon allemaal in 1935. Jan was toen gelegerd op de Artilleriekazerne op de Damstraat in Utrecht. We woonden op de Vleutenseweg samen met onze kinderen Marietje en Keesje. Jan was toen nog Sergeant en als hij ’s avonds geen dienst had kwam hij naar huis.

Op een dag hoorde Jan dat ze op de kazerne een wasvrouw zochten. Hij vroeg me of dat niet iets voor mij was. Je kon zo leuk wat bijverdienen en tussen de middag mocht ik mee-eten op de kazerne. Ik ben toen meteen met mijn moeder gaan praten of de kinderen overdag bij haar mochten blijven. Zij woonde in de Dirkje Mariastraat en dat was niet zover weg. Bovendien zouden ze binnenkort naar school gaan.

Ik moest op gesprek komen bij de Kazerne-adjudant en kreeg toen te horen wat ik allemaal moest gaan doen. Ik moest ook bij de gemeente een “bewijs van goed gedrag” halen. Je kon natuurlijk niet zomaar wasvrouw worden.

Wassen

Om een lang verhaal korte te maken: Ik werd aangenomen. Ik kreeg te horen dat ik me op 1 mei 1935 moest melden. Vanaf dat moment was ik soldaat, niet om te vechten maar als “Non-Combattant”, Dat betekend dat ik wel soldaat was maar niet hoefde te vechten in een oorlog. Ook kreeg ik een legitimatiepenning

Ik moest zelf voor nette werkkleding zorgen. Het is maar goed dat ik prima kon werken met naald en draad. Ik maakte een mooie blauwe rok en een bijpassend jasje. Verder een aantal schorten zodat ik af en toe een droge schort kon omdoen. Wasvrouw zijn betekent immers dat je dag in dag uit bezig bent met water en zeep.

Het werk was zwaar en in de winter natuurlijk erg koud. Er zaten wel 500 Officieren, onderofficieren en soldaten op de kazerne. Die hadden allemaal twee lakens. En die moest ik allemaal wassen, gelukkig niet allemaal tegelijk. Iedere week kon een soldaat zijn onderlaken inleveren om gewassen te worden. Zijn bovenlaken werd dan onderlaken en hij kreeg weer een schoon bovenlaken. Ook moest ik het linnengoed van de ziekenzaal wassen, ook vuile verbanden deze moest ik goed uitkoken en bewerken met de was stamper. Warm water kreeg ik van de kok. Pas veel later werd mijn werk makkelijker. Alle waschvrouwen kregen een militair waschtoestel.

Soms kwam er wel eens een officier om te vragen of ik zijn hemden wilde wassen en strijken. Ik kreeg daar een paar extra centen voor. De soldaten deden hun eigen was soms zelf of ze namen de vuile was mee naar huis als zij verlof hadden. Ze hadden iedere dag anderhalf uur tijd om voor hun uitrusting te zorgen. Een knoop aanzetten konden ze zelf wel maar als het moeilijk werd mocht Marie het repareren.

Nachtspiegel

In 1939 werd het erg spannend in Europa. Duitsland annexeerde Oostenrijk en viel kort daarna Polen binnen. Nederland werd gemobiliseerd en Jan en ik moesten naar het fort bij Vechten. We behoorden allebei tot de bemanning van het Reduit. Dit is een klein fort binnen het grote fort. Van daar uit kon je jezelf nog verdedigen als het grote fort gevallen was. Jan was ingedeeld bij de houwitsers op het dak en ik kreeg mijn werkplek in het rechter voorbastion. Daar is ook mijn slaapplaats. Dat was slim bedacht. Vanuit de gangen konden de soldaten niet bij mij naar binnenkijken. Ik mocht ook gebruikmaken van het privaat van de officieren. ’s Nachts ging dat natuurlijk niet ik mocht dan niet door de lokalen van de soldaten lopen. Daarom kreeg ik een nachtspiegel. Het is wel altijd koud en vochtig in mijn werkruimte.

Inspectie

De jongens (soldaten) klaagden veel over de leefomstandigheden. Ze vonden dat ze te weinig ruimte hebben in de bomvrije gebouwen. Daarom kwam er een officier van gezondheid naar het fort om de boel te inspecteren. Deze dokter was van mening dat de omstandigheden op ons fort “voorbeeldig” waren. Alles was opgeruimd en schoon.

Hij was wel geschrokken van de kleine ruimten waar de jongens moesten slapen. De medische dienst verwachte dat de gewenste minimum ruimte van 12 M3 voor iedereen beschikbaar zou zijn. Uit een schatting bleek dat maar 6 M3 te zijn, veel te weinig dus. Hij stelde voor dat ook gebouw G in gebruik zou worden genomen voor logies. Het gebouw G waar de paardenstallen in geweest zijn stinkt het enorm. Dat was een groot bezwaar. Hij heeft de boel toen geïnspecteerd waarna hij van mening was dat de stank van de paardenmest wel meeviel.

Het was altijd nog beter dan dat de jongens ziek zouden worden. Er was al een geval van nekkramp geweest.

Kijk, dit rapport heb ik gevonden in de tuniek van een officier, het gaat ook over een aantal forten hier in de buurt. Ook hebben ze inspecties gehouden op de boerderijen in de buurt waar de jongens ingekwartierd waren.

Schaatswedstrijden

Om er voor te zorgen dat het moreel goed bleef werden er ook wel leuke dingen gedaan. Ik weet nog goed dat er tijdens de strenge winter van 1939 op 1940 schaatswedstrijden werden gehouden niet alleen voor de militairen maar ook de burgers en boeren mochten meedoen. Naast het fort lag een weiland dat bij regen altijd onder water liep. In deze strenge winter was dat natuurlijk snel bevroren. Daar schaatsten de bewoners van Vechten altijd. Bij de wedstrijden mocht er op de fortgracht geschaatst worden. Dat was heel bijzonder want de commandant laat de grachten altijd snel openijzen als ze bevroren zijn. Stel je voor dat de vijand zomaar naar binnen kan lopen. Dat openijzen is erg zwaar werk. De jongens moeten met bijlen eerst een gat in het ijs maken. Dat ijs was soms wel 60 centimeter dik. Dan moeten ze met een grote zaag blokken zagen. De blokken moeten dan uit het water gevist worden. Ze worden dan naast het gat op het ijs gelegd worden als ze daarna vastvriezen is het een mooie ijshindernis.

De ijsbaan van de burgers is minder mooi. Hij ligt tussen het fort en de spoorbaan. Kijk maar eens goed op de foto, je kunt de masten van de elektrische bovenleiding goed zien. De elektrische trein heeft er ook voor gezorgd dat er voor het fort extra kazematten zijn gebouwd. Dat zijn hele sterke. Het is een soort stalen koepel die helemaal in beton is gestopt. Op het fort liggen er ook nog drie. Ga zo maar eens kijken. De Duitsers schijnen treinen te hebben met kanonnen erop deze zouden anders heel snel door de waterlinie kunnen rijden.

De Duitsers

Onze jongens staan klaar op de Grebbelinie. Generaal Winkelman vind dat we daar ons land het beste konden verdedigen. Ik heb dikwijls medelijden met ze. De Duitser schijnen vreselijke vechtmachines te zijn die zonder mededogen aanvallen. Onze jongens zijn slecht geoefend en wapentuig hebben we steeds tekort.

Nadat we drie dagen hard hebben gevochten moet het leger terugtrekken. Van de Grebbelinie was weinig over. Gelukkig hebben we de Waterlinie nog daar zullen we de vijand wel een lesje leren. Ondertussen proberen burgers of ze de waterlinie kunnen passeren. Ze zijn bang voor de Duitsers maar ze mogen er niet door.

De commandant is met een groot deel van de troepen naar Rotterdam gestuurd om daar te gaan helpen. Het schijnt dat de Duitsers daar met duizenden uit vliegtuigen gesprongen zijn met een parachute.

 De volgende dag is er onverwachts een appel. De tijdelijke commandant komt ons vertellen dat de Duitsers Rotterdam hebben gebombardeerd. Het schijnt vreselijk te zijn, vele doden en gewonden. Vluchtende burgers die proberen onderdak te krijgen bij familie of boeren in de omgeving. De vijand heeft gedreigd nu ook Den Haag en Utrecht te bombarderen. Ik wilde toen meteen gaan proberen om bij moeder en de kinderen te komen maar dat was niet nodig. De commandant vertelde dat Generaal Winkelman had gecapituleerd.

Ik zal jullie alle toestanden tijdens de meidagen besparen. Jan moest zich melden voor krijgsgevangenschap en ik werd naar huis gestuurd. Gelukkig kwam Jan ook spoedig thuis.

Toen kwam de bezetting, de Duitsers kwamen op het fort. Ik ging regelmatig naar Vechten om te praten met de mensen daar. Tijdens de mobilisatie heb ik veel van hen leren kennen. 

Handyman

Vechten was. en is. maar klein. Het was een buurtschap waar tijdens de oorlog niet veel mensen woonden. Na de oorlog werd dat nog minder. Er was een bakkerij van van de Belt op de hoek van het steegje. In het eerste huis rechts van de spoorwegovergang woonde Gerard van de Kruyff die later naar Bunnik verhuisde. De familie van Oostrom woonde in boerderij de Prins. nu restaurant Vroeg. Nog een aantal namen zijn Fam. Van Maas. Fam. Van Kouwen. Fam Jan Bos en de Fam. Koops. de veldwachter. Het onderstaande stationnetje is in 1922 gebouwd en tijdens de oorlog gesloopt.

Dorus Veenbrink was in 1940 werkzaam op het fort als een soort huismeester. Hij verzorgde het schoonmaakwerk en deed allerhande klusjes. Tegenwoordig zou je hem de “handyman”noemen.

De heer Spee was door de Duitsers tewerkgesteld.

Hij moest grond afgraven van de weilanden rondom en hiermee de wallen van het fort versterken. De grond werd met kruiwagens vervoert. Dat de omgeving van het oude castellum Fectio een rijke archeologische vindplaats was blijkt uit het volgende: Tijdens het afgraven van de grond kwamen ze veel urnen tegen. Sommige werden door het graven kapot gestoken met de spa. De heer B. Spee heeft er één urn meegenomen naar huis. De urn is thuis kapot gevallen en is weggegooid.

In 1944 was de heer A. Koops (Appie) Groepscommandant bij de politie te Bunnik. Hij weet zich nog een aantal feiten te herinneren.  Hij vertelde dat er in 1945 een Canadese tank van het viaduct gereden is. De tank kwam op een van zijn hoeken terecht.

Bevrijding

De omgeving van Utrecht is in 1945 bevrijd door, voornamelijk Canadezen. Vanaf 1945 tot 1946 zijn er op de forten bij Vechten en bij Rijnauwen Canadese militairen gehuisvest. Een van de Canadese militairen. Mike. was gehuisvest op het fort bij Rijnauwen. Tijdens het vissen met een handgranaat verloor hij zijn evenwicht en viel. De handgranaat ging af en dat koste Mike zijn hand.

Na de bevrijding ben ik met Jan uitgenodigd voor het bevrijdingsfeest. Mannen die tijdens de oorlog in het verzet hadden gezeten hebben een grote optocht georganiseerd. Kijk ik heb er nog een foto van.

Hier (foto 8) zie je hoe een aantal (verklede) Duitse soldaten Hitler terugbrengen naar Duitsland.

 

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0