Het douanecorps

In april of mei 1791 startte de Franse Assemblée met de opzet van een ‘Douanes Nationales’ corps. Het corps werd aangestuurd door het ministerie van handel en zou een overheidsorgaan met ambtenaren worden die als taak accijnscontrole, grensbewaking meekregen, evenals politietaken. Het zou een revolutionair en populair idee blijken.

In Februari 1800 kreeg het corps voor het eerst een eigen uniform. In de eerdere jaren waren de douaniers voornamelijk herkenbaar geweest aan een koperen plaat op hun (baudrier) sabel riem. Ze droegen een document bij zich (een ‘commision’) dat verklaarde dat men werkzaam was bij het Franse Douane corps. Bij dit nieuwe gereglementeerde uniform hadden alle rangen een idem donkergroen uniform van laken. Rangen waren zichtbaar via allerlei variaties in zilver galon of zilver stiksel op de mouwen en de kraag.

Het functioneren van de Douanes Nationales (en het latere douanes Imperiales), hun rangen, alle regels, accijnsheffingen op goederen, nieuwe wetgeving en regels werden al in de Napoleontische tijd bijgehouden in een zogenaamd 'Legislation des douanes' boekwerk.  Onder Napoleon en tijdens de continentale blokkade kreeg het douaneapparaat complete volmachten voor het juist uitvoeren van hun taken, verordend door Napoleon zelf. Douanebeambten mochten bijvoorbeeld bij verdachte personen (ongeacht legergraad of burgerlijke status) invallen en controles doen, dit alles om iedere handel in de verboden Engelse goederen tegen te gaan.

Militarisering

Na de kroning van Napoleon als keizer in 1804, werd het ‘Douanes Nationales’ corps omgevormd tot het 'douanes imperiales' corps. Hoewel nog steeds functionerend zoals voorgeschreven in de negentiger jaren, werden hun taken echter uitgebreid en had Napoleon vooral een verdere militarisering van het corps voor ogen. Officieel is het douane corps nooit een legeronderdeel geworden onder Napoleon. Dit zou pas later gebeuren (jaren dertig van de negentiende eeuw). Napoleon heeft meermaals geprobeerd het corps onder het ministerie van oorlog te plaatsenen wilde zelfs in de latere jaren douane-eenheden laten plaatsen in zijn eigen garde. Dat dit alles niet gelukt is kwam doordat de douane-administratie een soort van vertragingstactiek toepaste op het uitvoeren van nieuwe regelgeving met betrekking tot militarisering.

De douane-administratie heeft dit doorgezet tot Napoleon uiteindelijk voorgoed zou verdwijnen in 1815.  Beweegreden voor dit gedrag, was de angst dat Napoleon al hun manschappen alleen nog maar zou inzetten voor militaire acties in plaats waarvoor het corps eigenlijk was opgezet (accijnscontrole, grensbewaking en politietaken). In de latere jaren echter werden vele douane-eenheden ondanks tegenwerking van de douaneadministratie toch militair ingezet. Brigades werden samengevoegd en ingezet ter ondersteuning van de regulaire legereenheden, tijdens militaire acties, veldslagen en in de verdediging van steden.

De militaire inzet zou na 1812 flink toenemen en deze zou pas eindigen in november 1815, toen grotere douane-eenheden nog steeds in gevechten verwikkeld waren aan de Franse grenzen tegen een overmacht aan voornamelijk Pruisische legers. De door Napoleon geplande militarisering van het gehele douane-apparaat was echter in het begin ook een grote verandering voor de douaniers zelf. Dezen hadden nooit  verwacht dat Napoleon hun zou uitrusten met eigen uniformen en sjako's, en hen zou inzetten langs alle nieuwe vreemde kusten en landsgrenzen van het groeiende Franse rijk. Tegen het einde van het Napoleontische tijdperk waren hun aantallen bijna gelijk aan de overgebleven troepen in het veld en werden ze ingezet op de voorste posities.

In Nederland

In de Zuidelijke Nederlanden verschenen de eerste Franse douane-eenheden al in 1793, vlak na de inname van deze gebieden door Frankrijk. Overal langs de Bataafse grens werden douaneposten en douanebureaus opgezet. In steden zoals Maastricht, Weert, Roermond en in de omliggende dorpen (en zelfs vaak in gehuchten), maar ook bij de grotere rivieren, zoals de Maas, waarover nog veel handelsgoederen werden verplaatst. Toen Lodewijk Napoleon in 1806 koning van Holland werd begon een kat-en-muis-spel tussen Lodewijk en zijn broer Napoleon over het uitvoeren van de continentale blokkade. Dat had vooral betrekking op het niet goed willen uitvoeren van de internationale blokkade door broer Lodewijk, die zo een verarming van de Hollandse havensteden en zijn Koninkrijk wilde voorkomen.

Dit geschil liep zo hoog op dat Lodewijk begin 1810 een verdrag moest ondertekenen waarin was bepaald dat Franse douaniers werden toegelaten in het koninkrijk Holland, om daar smokkelaars en smokkelwaar op te pakken. Ook werd er onder Lodewijk in 1809 gestart met het opzetten van een eenheid Hollandse douaniers gelijk aan het Franse douane apparaat. Zij werden door hun Franse collega’s de ‘Douaniers Hollandais’ genoemd. De Nederlandse douaniers werden na juli 1810 (na de annexatie van Koninkrijk Holland bij Frankrijk), ingelijfd bij het Franse douane corps.

Midden 1813 brokkelde de kracht van het Franse gezag langzaam af in het toekomstige Nederlandse grondgebied. De grotere Franse legereenheden trokken zich terug naar België en Frankrijk om zich daar te hergroeperen. Slechts kleine afdelingen soldaten bleven achter in de steden. Ook de Franse beambten en vele douaniers verlieten het Nederlandse grondgebied. Velen vertrokken per schuit of per koets, met hun kinderen en vrouwen. Veel van hen hadden tijdens het jarenlange verblijf in Nederland een gezin gesticht en voor hen was het vinden van een heelhuids heenkomen belangrijker dan achter te blijven om te vechten voor de Franse zaak.

Eind 1813 werden steden in het noorden van Nederland nog steeds verdedigd door kleine Franse garnizoenen, waaronder zich ook eenheden van douaniers bevonden. In de meeste gevallen bleven deze garnizoenen hun tijd uitzitten, met af en toe uitgevoerde kleine uitbraken voor het vinden van voedsel. Uitzonderingen waren het beleg van Gorinchem, Doesburg en Arnhem, waar fel werd gevochten. Enkele van deze bezette steden bleven Frans tot in de maanden maart en april 1814 . In april deed Napoleon afstand van zijn troon en vertrok hij naar Elba. In Coevorden en de nog andere bezette Nederlandse steden kregen de Franse garnizoenen een vrije uitgeleide. Daarmee was de oorlog tegen Frankrijk afgelopen en werd een nieuwe Franse regering geïnstalleerd. Franse legeronderdelen (waaronder ook douane-eenheden) verlieten dan voorgoed het Nederlandse grondgebied.

Het Douanes Imperiales corps

De mannen in dienst van het douanecorps waren allen ex-soldaten of veteranen. Om in dienst te kunnen treden moest je een militaire achtergrond hebben. Aangezien het douanecorps zelf geen legeronderdeel was maar een overheidsorgaan, waren deze mannen dan ook geen soldaten meer, maar ambtenaren. In dienst treden was vrijwillig, al werden geschikte mannen actief geronseld. Door het continue groeien van Napoleons Franse rijk, bleef het corps zelf ook enorm groeien. In 1812 en 1813 bestond het corps uit 35.000 mannen, met een korte piek tot bijna 40.000 man. Het betrof ook niet alleen Franse mannen die dienst namen, maar in de latere jaren ook mannen uit Italië, Duitsland en uit Nederland.

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0